maar er geen raad meer mee weet als ze die ineens krijgt.
En als Havinck, in vage onrust, probeert om een wat diepere band aan te gaan met zijn vriendin Maud, is hij aan het verkeerde adres. Ze wil zich niet binden en schrikt terug van medeverantwoordelijkheid voor het lot van dochter Eva.
‘Aangezien het nou ook weer niet de bedoeling is dat hij haar helemaal kwijtraakt’ bezoekt Havinck een tentoonstelling van Rafael Payaso, in de hoop daar Maud aan te treffen. Hij hoort dat ze al een nieuwe vriend heeft en treft in het schemerige expositievertrek de levensgroot getekende en uitgeknipte portretten van de mensen uit zijn omgeving. ‘Ken je Dante?’, vraagt Rafael, ‘in de vestibule van de hel, het voorportaal, daar verblijven de nuttelozen, de onbeduidenden. De lege silhouetten. In hun levens, zo staat het, was lof noch schande. Het goede kozen zij niet en het kwade kozen zij niet. Trouw waren zij alleen aan zichzelf (...)’. Havinck weet het en zoals vroeger de boer voortploegde, zo ploegt in dit boek de stadsmens voort, zo veel mogelijk ongevoelig voor wat hem overkomt: Onbewogen ben ik. Onaangetast.
Havinck is een knappe roman, goed van constructie, de scènes en flashbacks lopen naadloos in elkaar over, de informatie wordt perfect gedoseerd, de interesse voor het verhaal steeds op peil gehouden. Ook stilistisch is er weinig op aan te merken, goede dialogen, onnadrukkelijke beschrijvingen, alleen hier en daar een neiging tot literaire verheviging: Zijn mond is open en het doorgroefde gezicht is een onsplitsbaar ogenblik verstard in naakt en peilloos afgrijzen; de ogen wijd opengesperd als in een spasme, een foltering.
Het gaat hier om iemand die een hartaanval krijgt en dat kan je natuurlijk niet afdoen met ojee, wat zwijgt hij ineens stil. Maar Marja Brouwers overdrijft het een beetje als ze een crisis beschrijft en dat valt op omdat boek verder in een nogal lakonieke toonaard geschreven is.
Havinck zal wel ongeveer het eindpunt zijn van het modern realisme van randstedelijke schrijvers. In de eerste 40 à 50 pagina's had ik het gevoel dat de schrijfster het feministisch stereotype van de ongevoelige man definitief vorm gaf, maar ik vergiste me, want het ego-centrisme van Maud is zo mogelijk nog groter. In deze roman is het langs elkaar heen leven een vanzelfsprekende virtuositeit geworden, en het voorkomen van getob en kwetsuren een automatisme. Het