zijn bekentenis te schrijven. Voor de lezer van Het proces een postume bekentenis, een bekentenis d'outre tombe, van gene zijde.
Wat doet Brakman en wat bedoelt Brakman, kun je je bij een dergelijke aanpak afvragen. (Wat bedoelt de schrijver is een vraag die je in het geval van Brakman altijd moet stellen, iets wat zijn werk er bij sommige lezers niet gewilder op maakt.)
Brakman doet de lezer het leven van Josef K. uit de doeken. Deze is het ‘oerlelijke’ en onechte kind van een gerechtsfunctionaris en een vreemd geworden zuster die een kindertehuis begonnen was. Met dat kindertehuis is het niet goed gegaan. Het is in verval geraakt, je zou haast zeggen in de mate waarin de geest van zijn hoedster verduisterde, en zo komt Josef in de kost bij de bureauchef ter griffie en zijn vrouw Julie, die zich grenzeloos verveelt.
‘Voor de wet’ worden ze zijn ouders. Maar beiden stoten het rare kind af. Ze hebben wel iets anders aan hun hoofd. Ze leveren zich uit aan een wonderlijk mooie zangeres en een imposante toneelspeler, Tintorelli (een naam die herinnert aan de schilder Titorelli uit Het proces) en zo raakt het kind verzeild tussen de uitersten van het geborneerde dagelijkse bestaan, met zijn trivialiteiten, kinnesinne en verveling, en het feest van de kunst waar het individu kan stralen, boven zichzelf en anderen kan uitstijgen en de ruimte kan scheppen voor het grote gebaar. De kleine, kromme en magere K. is onzeker, angstig, beladen met schuld en gebrekkig.
Met onnavolgbare vertelkracht, die de laatste jaren bij Brakman haast tomeloos is geworden, zo dat hij er haast zelf door meegesleept lijkt, wordt in het eerste deel van de roman de wereld van K. in beeld gebracht. Het is een grillig deel, waar meer literatuur doorheen schemert dan die van Kafka (onder anderen Bordewijk in de passages over school). Het is ook een moeilijk grijpbare eerste helft door de verschuivingen van het perspectief; het zou bij voorbeeld best kunnen zijn dat K. zijn buitenechtelijke status maar verzint, want gevoel voor zijn eigen tragiek en een groot talent om te lijden kunnen hem volgens zijn schepper niet worden ontzegd.
In het tweede deel zijn de ouders verdwenen en komt K. onder de schutse van mevrouw Grubach, de naam van Josef K.'s hospita in Het proces, maar nu een advocate en tante van K. Dit deel is sterk geënt op Het proces; hier gaat het bij uitstek om de wet, om aanklacht en straf, om bekennen en bekentenissen. Dan wordt ook duidelijk waar Brakman heen wil: het bekennen is niet een aan tijd en