ven met de bovengenoemde titel. Na ieder uitstapje in ‘de verpletterende werkelijkheid’ keert Biesheuvel in dit verhaal weer bliksemsnel terug naar zijn vertrouwde omgeving: zijn studeerkamer. Er zijn zo verwarrend veel mensen en dingen, dat zelfs de dingen van één mens, Biesheuvel, bijeengebracht in één kamer, een overstelpende hoeveelheid materiaal kan opleveren: ‘Op mijn wekker is het nu twee uur, elektriciteit, klokjes, water, het bureaublad, de pennen, mijn gedachten, het geratel van de machine, de zware stilte van de nacht, is dat allemaal niet een wonder?’ Voor trouwe Biesheuvel-lezers is het een bekende wereld, die kamer, slechts verlicht door één lamp, waarin de schrijver op zijn Remington uit 1912 zit te tikken. Veel personages en gebeurtenissen uit het werk zijn door een of ander attribuut in Biesheuvels kamer vertegenwoordigd: Marilyn Monroe (zij heeft Biesheuvels taak als Verlosser overgenomen: ‘Die vrouw is voor mij de Maria of Jezus van onze tijd, miljoenen mensen over de hele wereld hebben haar net zo lang begluurd tot ze stierf), Nabokov, vroeger de Duivel, nu een ‘geniale grappenmaker’, Karel van het Reve, de gereformeerde schrijfster tante Jacoba M. Vreugdenhil, Charlotte Mutsaers, zijn pleegkinderen, allemaal zijn ze in de vorm van een boekje, portret, of geschenk in de kamer aanwezig, zodat ze, door Biesheuvel gearrangeerd, een beetje familie van elkaar zijn geworden: ‘Eén zo'n kamer, dat zou de hele wereld kunnen zijn.’
Biesheuvels stijl leent zich perfect voor een onderhoudende beschrijving van zo'n tocht van de boekenkast naar de lamp. Zoals gewoonlijk slaat hij, babbelend als een vriendelijke oom, het ene zijpad na het andere in. Reis door mijn kamer bevat veel kleine verhaaltjes, over Eva, de hongerwinter, het horloge van zijn vader, een angstaanval in Engeland, een geestverschijning in Frankrijk, en nog veel meer. Hierdoor ontstaat een ingewikkelde verhaalstructuur, die echter geen moment een ingewikkelde indruk maakt; we komen altijd vanzelfsprekend bij het uitgangspunt terug. De lezer mag lui onderuit zakken, want de verteller verstaat zijn vak.
‘De studeerkamer’ vormt ook het bindmiddel voor de hele bundel, die naast het titelverhaal nog zeven andere verhalen bevat. Voor de blind geworden schrijver in ‘Geluk van een blinde man’ zijn de spulletjes op zijn bureau de herkenningspunten die hem terugvoeren naar zijn oude schrijversleven. In ‘In den vreemde’ verlaat de Poolse schrijver Jan Potocki de veilige wereld van vrouw en studeerkamer. Een grote fout, want in Amerika loopt hij de Dood tegen het lijf, die