Droom en Daad. Jaargang 4
(1926)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |
Bij de bijlagen
| |
[pagina 247]
| |
Hoe zuiver volgt de kunstenaar ook hier de natuur! Ieder onderdeel is voor hem van belang, van de hoeven tot den kop met den bek en de oogen en de ooren. Het wollige, dikke lijf, het overelkaar slaan van de pooten! Prachtig zijn deze teekeningen, wij kunnen nooit dankbaar genoeg zijn dat zij ons bewaard zijn gebleven. Ga ze vooral zien in dat mooie, kleine museum in Basel, waar zulke schatten van dezen ‘Baseler’ kunstenaar bewaard zijn! Basel, de stad waar men gewoonlijk doortrekt, en waar de meesten geen kunstschatten vermoeden zelfs! Van wien deze kunstwerken zijn? en ook deze schapen? Ze zijn van den grooten Holbein. Schilder niet alleen, maar bij uitstek teekenaar, van wien wij portretten kennen die juweelen zijn van kunnen en van ‘zien’, en waar de kunstenaarswereld zich dagelijks in de musea nog over verheugt! Wàt een wereld van verschil tusschen deze twee bijlagen! De eene kunstenaar ziet en geeft het schaap zuiver ‘picturaal’ om-het-schilderachtige, de ander analyseert de natuur in deze schapen en gebruikt het dier als studie, en geeft daarin tòch zoo suggestief het stil-stomme, het karakter van dit dier. Maar de tijd, die achter hen lag en die waarin zij stonden, verschilden hemelsbreed. De schaapskooi is een uiting van de 19de eeuw, waarin de geheele aandacht van de schilderswereld meer gericht was op het terrein van het kleur-en-licht probleem dan op het strakke en zeer verdiepte uitbeelden der natuur. De 19de eeuw is de eeuw van het ‘zien’ van de impressie's, de krabbels, de schetsen, en in de uitgewerkte schilderijen stonden geheel andere waarden en eischen achter den kunstenaar, dan den tijd waarin een Holbein leefde, eind 15de, begin 16de eeuw! Toen was in Duitschland de streng religieuse kunst in vollen bloei, de uitingen hiervan besprak ik in Dürer. De kunstenaar beeldde zoo geheel bewust uit wat er aan religieuse en geestelijke waarden achter hem stond! Hans Holbein, de jongere genoemd in onderscheiding van zijn vader, is in 1497 in Augsburg geboren. Hij vestigde zich al vroeg in Basel en werkte in het atelier van een zekere Herbster. Vanaf zijn jonge jaren dateert een vriendschap met Erasmus, en deze waardeerde vooral het scherpe analytische zien van Holbein, geuit in zijn teekeningen. Het is niet alleen in zijn kleinere studies als deze schaapjes, maar vooral in zijn meer doorwerkte teekeningen, in rood krijt of zilverstift, dat Holbein zich doet kennen als een van de grootste meesters van de lijn! Merkwaardig vrij en persoonlijk is Holbein in deze teekeningen, waaronder vele portretten! Zoowel vorm als lijn wordt geaccentueerd, en bij de meesten is het slechts éen van beide! Hij werkte achter- | |
[pagina 248]
| |
eenvolgens in Lucern, misschien is hij in Italië geweest, in de jaren 1518 en '19 is men den draad van zijn leven even kwijt, in '19 is hij dan weer te Basel. De Christus, (in Basel) dateert uit '21 en toont geheel den strengen, serenen geest welke Holbein bezielde; strak ligt het doode lichaam uitgestrekt in groote, diepe rust. Uit 1523 stamt het beroemde portret van Erasmus. Hij komt dan in dien tijd in Avignon en 't Zuiden van Frankrijk, en 't is altijd dat wij hem volgen kunnen in zijn portretkunst. Hij schildert voor het stadhuis in Basel een ‘Passion’ in acht paneelen. Uit dien tijd dateeren vele oud-testamentische onderwerpen in gravures, die in zijn tijd zeer veel succes hadden. Door geldnood gedrongen, aanvaardt hij een aanbieding van Thomas More, gezant van Hendrik VIII van Engeland en in 1526 vertrekt hij naar Londen, waar hij tot aan zijn dood bleef en waar, in Buskingham Palace èn in Windsor eveneens, de heerlijkste teekeningen steeds bewaard zijn gebleven. Hij schildert in Engeland ook vele bekende persoonlijkheden. In 1528 is hij weer terug in Basel en schildert het beroemde familiebeeld van zijn vrouw en kinderen (Museum Basel). Hij was gehuwd met een zekere Elisabeth Schmid, die op dit schilderij een fijn besneden, eenigszins melancholiek gezicht toont, een gezicht waar men een wereld achter voelt! Terug in Engeland, schildert hij en teekent uitsluitend portret; in '36 wordt hij geheel in dienst van het hof van Hendrik VIII genomen, en schildert het beroemde portret van dezen vorst en vele andere vorstelijke personen. Holbein legt in deze portretten al zijn geniaal kunnen neer. Hij ontleedt en bindt samen, d.w.z. hij schildert de fijnste détails doch behoudt de eenheid. Hij geeft de grootheid der ziel, het karakter in al zijn sprekende gelijkenissen. Het wonder van het portret wordt eerst recht gegeven door den grooten kunstenaar, die in deze uitingen het hoogste geeft: niet een zuivere gelijkenis van die-en-die, doch een mensch, ‘de’ mensch, in al zijn uitingen. Voor wij echter onze beschouwing sluiten willen wij nog eens de schaapskooi betrachten en wie de kunstenaar is, die dit kunstwerk maakte. De schilder Charles Jacque geeft ons in deze bijlage dus een schaapskooi te zien. Een reproductie naar een schilderij, waarin ons al onmiddellijk opvalt de belichting. Er heerscht in dien stal een fluweelig donkere toon en een rijk uitspattend, over de dieren heenvallend licht. De lichtbron zijn de twee nauwe zijramen waardoor de warme zon naar binnen glijdt en heel die atmosfeer toovert donker en licht, licht en donker. Hoe jammer dat wij het schilderij | |
[pagina 249]
| |
zelf niet kunnen bewonderen, waar de grond een goud beplekte partij geeft te zien, en de muur een gulden schijn weerkaatst. Op de vachten van de dieren speelt de kleur, op het stroo in de ruif, den kiel van den man; wij beleven het alles mee, zelfs vanaf deze kleine reproduductie! Jacque is een Fransch 19de eeuwsch schilder (1813-1894). Hij behoort niet tot degenen die men luministen noemt, want hij schildert niet het licht om het licht in de gebroken kleuren van het prisma, maar hij schildert de ‘belichting’ en gebrùikt het licht dus als bepaalden factor. Hij werkt met contrasten. Het boeiende donkere plafond en de achterwand, de voorgrond en de zijwanden zijn voor hem van evenveel belang als het licht zelf! De schilder is een 19de eeuwer! Zijn techniek ziet met het aan. De verf is ruig opgebracht, impressionnistisch! Doch in dezen schilder is een invloed te bespeuren van onze 17de eeuwers! Met hun zijlichten en hun liefde voor contrasten! Het is dan ook inderdaad, bij de betrekkelijk weinige gegevens, dat wij kunnen vaststellen dat deze schilder zeer sterk onder den invloed stond van Van Ostade en Rembrandt en menig kunstwerk op hen is geinspireerd. Het ‘genre’-onderwerp, d.w.z. het onderwerp uit het dagelijksche leven heeft zeer speciaal zijn belangstelling en liefde. Van zijn hand kennen wij vele etsen, teekeningen en ook in 't grafisch werk kenmerkt zich de Hollandsche invloed. Zoo liggen dan deze twee kunstwerken ver uit elkaar: de schapen van Holbein en de schapen van Jacque! |
|