| |
| |
| |
Louise May Alcott
door A.E. Kluit-De Clercq
ER zijn boeken waarvan wij ouderen in onze jeugd genoten en die nu door een jonger geslacht òf niet gelezen, òf als ouderwetsch en saai worden bestempeld. Vergis ik mij wanneer ik meen, dat het grootste deel van Alcott's boeken daarop een uitzondering maakt en ‘Onder Moeders Vleugelen’, ‘Op eigen Wieken’ enz. nog altijd met plezier door haast alle meisjes gelezen worden? Het is 't volkomen natuurlijke ‘echte’, dat deze boeken altijd weer nieuw maakt. Er spreekt het zelf-beleefde uit, en daarom vond ik het zoo belangrijk uit een biografie van Louise Alcott te kunnen zien in hoeverre zij zich zelf daarin weergeeft. Misschien interesseert het u, ook iets uit die biografie te hooren, door Belle Moses geschreven.
Louise Alcott werd in 1832 in een dorpje dicht bij Philadelphia geboren. Haar moeder, zoo mooi weergegeven als Mevrouw March in ‘Onder Moeders Vleugelen’, was een hoogstaande, energieke vrouw, die haar groote humor wel noodig had om zich door haar moeilijke leven heen te slaan. Want al was haar man een nobel mensch en een philosophische geest, hij was ook hopeloos onpractisch, en vrouw en kinderen werden dikwijls de slachtoffers van zijn utopieën en zijn opvoedkundige proefnemingen.
Louise, die dol op haar vader was, gaf later eens de volgende definitie van een philosoof, zooals ze dien door hem had leeren kennen:
‘Een man in een ballon, waarvan zijn familie en vrienden de touwen vasthouden, die hem met de aarde verbinden, en waarmee ze trachten hem naar beneden te halen.’
Na Louise's geboorte, zij scheelde twee jaar met haar oudere zuster Ann, verhuisde het gezin naar Boston, waar Mr. Alcott directeur werd van de Temple School. Nu was hij dan in de gelegenheid zijn opvoedkundige theorieën in praktijk te brengen, maar ongelukkig schenen de kinderen er nog niet rijp voor. Het aantal leerlingen verminderde steeds, tot er maar vijf overbleven, waarvan drie zijn eigen dochters waren. Ook door zijn ijveren tegen de slavernij maakte hij zich vijanden en eindelijk besloten de ouders maar liever in Concord op eenigen afstand van Boston te gaan wonen.
Beter was het Mr. Alcott gelukt zijn opvoedkundige denkbeelden op zijn kinderen toe te passen. Het was een van zijn principes, dat zij veel voedsel voor hun verstand moesten hebben, maar weinig voor het lichaam. Ook de
| |
| |
eenvoudigste lekkernij was thuis verboden, maar Louise herinnerde zich altijd hoe een oude dame, die in een hotel in Boston woonde, hen lekkers toestopte, dat dankbaar aanvaard werd.
De twee en later de vier zusjes, er waren nog Lisbeth en May bijgekomen,
Uit: ‘Onder Moeders vleugels.’
BETH MET HAAR POPPEN
moesten zich al heel vroeg wennen een dagboek te houden, waarvan de ouders inzage hadden.
Haar vader leerde hun dat hun geest (mind) een ronde kamer was, waarin de ziel als een gevleugeld wezentje woonde. Die kamer was vol planken
| |
| |
en laden, waarin allerlei goede en kwade eigenschappen geborgen waren. Elken Zondag bracht Louise ‘haar kamer’ in orde. Eenvoudiger waren de drie regels die haar moeder hun stelde: ‘Beheersch je zelf. Heb je naasten lief. Doe de plicht die het dichtste bij je ligt.’
Maar ook onder de strenge principes van den vader werden de kinderen geen brave Hendrikken, de geest van liefde en oprechtheid der beide ouders, de energie en opgewektheid der moeder vooral, maakten hun jeugd gelukkig, ondanks alle ontberingen.
Louise, aan den eenen kant een heel bewegelijk, levendig kind, had al vroeg haar ‘thinks’, zooals ze haar gedachten noemde, en haar onstuimige geest werd het best tot kalmte gebracht door rustig met haar te redeneeren.
In het oude huis in Concord, met de schuur, waarin ze zoo heerlijk comedie konden spelen, hadden ze gelukkige jaren. ‘Onder Moeders Vleugelen’ getuigt ervan.
Maar Mr. Alcott was met dit bestaan niet tevreden, en van een reis naar Engeland kwam hij terug met het plan een kolonie te stichten, die gegrond zou zijn op een eenvoudige levenswijze en hooge gedachten. Mr. Lane, die uit Engeland meekwam, zou medestichter zijn. Een klein goed werd aangekocht met een oud huis, dat ze ‘Fruit-lands’ noemden, landbouw en vruchtenteelt zouden hun een bestaan verschaffen, voor geld mocht niets gekocht worden.
Al zijn vrienden lachten Mr. Alcott uit, die zich scheen te verbeelden dat het leven in de kolonie als een voortdurende picnic zou zijn.
Mevrouw Alcott, die de droomen van haar man absoluut niet deelde, zwoegde vroeg en laat om aan de bewoners van Fruitland tenminste het allernoodigste te verschaffen. Mr. Lane had zich als strenge leider der kolonie opgeworpen.
Miss Page, een zenuwachtige muziekleerares, zou o.a. de kinderen les geven. Maar ze was heel lui, en toen de kinderen ontdekten, dat ze bij de buren een vischstaartje gegeten had, werd ze weggezonden.
Alle dierlijk voedsel was namelijk streng verboden en Mevr. Alcott vond het een heele toer voor elf menschen eten te bereiden, als vleesch, melk, eieren, boter en kaas niet gegeten mochten worden. Ook voor kleeding mochten enkel plantaardige stoffen gebruikt worden en al de kolonisten liepen rond in broeken en tunica's van bruin linnen.
De kinderen, vooral de twee oudsten, moesten hard meehelpen en 's avonds stelde Mr. Lane hun nog allerlei moeilijke vragen. Toch wist Louise nog tijd
| |
| |
te vinden voor lezen en dank zij hun moeder leden de kinderen niet te veel onder dit eigenaardig bestaan.
Op een keer dat de heeren uit preeken waren en Mevr. Alcott voor onweer
Uit: ‘Onder Moeders vleugels.’
... ‘IK STEL DEN HEER THEODOOR LAURENCE VOOR ALS EERELID VAN DE P.C.......’ en tot ontsteltenis der overige leden rukte jo de deur open van een klein kamertje, waar laurie op een voddenkist zat...
vreesde, haalde ze met de kinderen den geheelen oogst binnen in lakens en baliemanden. Was 's zomers dit leven nog mogelijk, 's winters leden ze gebrek en zelfs Mr. Alcott moest eindelijk inzien, dat de kolonie een mis- | |
| |
lukking was. Mr. Lane had hen al eerder in den steek gelaten, tot vreugde der kinderen.
Geholpen door een broer van Mevr. Alcott, keerden ze, na eenige maanden in een dorp op kamers te hebben geleefd, naar Concord terug. Daar genoten ze opnieuw van den omgang met Emerson, die veel invloed op Louise had, en met Thoreau, een groot liefhebber en kenner der natuur. Hij wandelde met de kinderen door de bosschen; wat hij Louise van bloemen en planten vertelde, zou ze later teruggeven in haar ‘Bloemensproken’.
Hadden ze ondanks voortdurend geldgebrek een gelukkige jeugd, doordat hun moeder het leven zonnig wist te maken, zoo ging Louise, uiterlijk de meest onbezonnene van het viertal, toch dikwijls in stilte er onder gebukt, dat haar moeder zoo hard moest sjouwen. Ze besloot bij zichzelf het fortuin der familie weer op te bouwen, maar hoe?
In Concord, als een meisje van een jaar of 15, was ze beroemd door haar talent verhalen te vertellen en tooneelstukken te schrijven, die ze met haar zusjes, vrienden en vriendinnen in een of andere schuur opvoerden. Zij en haar zuster Ann deden ook reeds pogingen les te geven in de zoogenaamde ‘barnschools’. Publieke meisjesscholen waren er niet, en in verschillende schuren werden meisjesscholen opgericht. Louise wist niet of ze het tooneel, het onderwijs of een letterkundige loopbaan zou kiezen. Als kind reeds schreef ze de meest romantische verhalen, ze sloot zich op den zolder op, en met een oude, bruine shawl om en een muts op het hoofd, pende ze, als de geest over haar kwam, uren achter elkaar. Wee degene, die haar dan kwam storen! Ge herinnert u natuurlijk hoe ze dit later in Jo uit ‘Onder Moeders Vleugelen’ geteekend heeft. Na herhaalde mislukte pogingen nam een tijdschrift een verhaal op (1852), waar ze vijf dollars voor kreeg. De groote sommen die ze later verdiende, maakten niet zooveel indruk als die eerste vijf dollars! De ‘Bloemensproken’, die ze eerst aan de kinderen in Concord verteld had, werden later als haar eerste boek uitgegeven.
Het was wel heel noodig dat de meisjes trachtten te verdienen. De vader was een veel te onpractisch man om ooit in iets te slagen, en na eenige jaren in Concord gewoond te hebben, verhuisde het gezin naar Boston, waar de moeder armbezoekster werd en de meisjes gemakkelijker werk konden vinden. Ann, de oudste, ging van huis als onderwijzeres, Louise, die van alles kon aanpakken, gaf lessen, naaide bij kennissen, was een paar maanden als hulp
| |
| |
in de huishouding bij een oude heer en dochter, waar het niet uit te houden was, en voelde onder alle andere werk door, dat schrijven toch haar roeping was. Langzamerhand verdiende ze wat meer met haar verhalen in verschillende
Uit: ‘Onder Moeders vleugels.’
... NA HET ETEN MOEST AMY STILZITTEN. TERWIJL TANTE MARCK HAAR SLAAPJE DEED...
tijdschriften. Met de opbrengst werd dan de kruideniersrekening betaald of de familie in het pak gestoken.
Maar wat ze nu schreef waren meest eenigszins sensationeele verhalen, die ze ‘pot-boilers’ noemde en ze wist zelf wel dat ze iets beters kon schrijven
| |
| |
dan haar rijke phantastie alleen, haar ingaf. Het leven zelf zou haar daartoe brengen.
Toen de oorlog tusschen Noord en Zuid uitbrak, ging ze als verpleegster naar Georgetown. Te midden der hospitaal-ellende en het helpen der gewonden, vond ze tijd hen voor te lezen, verhalen te vertellen en tooneelen uit Dickens voor te stellen. Weldra was Louise aller lieveling, maar haar krachten waren tegen zulk een inspanning niet lang bestand. Ze kreeg typheuse longontsteking en meer dood dan levend bracht haar vader haar thuis. Wel herstelde ze, maar haar gezondheid had voor goed een knak gekregen. Geestelijk daarentegen was ze rijker geworden.
‘De Hospitaalschetsen’, trouw naar het leven geschetst, waarin ze eigen ondervindingen neerlegde, maakten haar opeens bekend en van alle kanten kreeg ze aanvraag om copie.
De redacteur van een kindertijdschrift had haar al lang gevraagd eens een boek voor meisjes te geven, dat eerst in afleveringen zou verschijnen.
Eindelijk dan zond ze hem ‘Onder Moeders Vleugelen’, waarin ze voor een groot deel eigen jeugd en die van haar zusters teekende. Eerst meende de uitgever, dat er niet veel aan was, tot hij het zijn nichtje in handen gaf. Ongemerkt kwam hij binnen, terwijl ze in de lectuur verdiept was. Ze keek niet op, dan lachte ze, dan was ze in tranen, maar aan een stuk las ze het heele manuscript door. Nu wist hij genoeg en hij had zich niet vergist, want zelden heeft een boek in korten tijd zooveel uitgaven beleefd als deze eenvoudige geschiedenis. Louise had er het beste van zichzelf ingelegd: de dankbaarheid aan haar moeder, de liefde voor haar zusje Lisbeth, hierin geteekend als Bet, het stille huismuschje, die zoo'n groote leegte achterlaat als ze in ‘Op eigen Wieken’ sterft.
Het was een eigenaardige gewaarwording nu niet langer privaat-persoon te zijn, de verslaggevers te moeten ontvangen en overal waar ze kwam als een beroemdheid beschouwd te worden.
Een paar maal maakte ze een reis naar Europa voor haar gezondheid en om aan zooveel bekendheid te ontsnappen. Het eerste wat ze zag uit haar rijtuig, toen ze in Londen aankwam, was een reusachtig reclamebiljet voor ‘De Kostschool van Meneer Beer’ in 50.000 exemplaren gedrukt! In Duitschland ontmoette ze een jongen Pool, deze ‘Laddie’ en een eenzame jongen, die in Concord veel bij hen aan huis kwam, vormden samen het beeld van Laurie, de bekende jongensfiguur. Vele meisjes uit alle oorden van Amerika vroegen haar om een vervolg waarin Laurie met Jo zou trouwen, 't antwoord
| |
| |
was: ‘Voor niemands plezier kan ik Jo met Laurie laten trouwen’ en in ‘Op eigen wieken’ hield ze dit woord gestand.
Eens maakte ze een grappig vers waarin ze de reporters beschreef, die tot op de muren van haar tuin zaten om copie te zoeken over de schrijfster.
Het vers eindigde:
‘Artiesten teekenen zelfs haar nachtmuts
En dit - en dit is roem!’
Heel wat meer dan den roem, waardeerde Louise dat ze nu in staat was haar moeder eindelijk de welverdiende rust te verschaffen. Nu kon ze haar in een gemakkelijke stoel in een zonnig hoekje zien zitten, ongekende weelde tot nu toe!
Voor goed waren ze van geldzorgen bevrijd en lachend noemde Louise zichzelf een gans die gouden eieren legt.
Ik wijd niet uit over haar verschillende boeken, die achtereenvolgens verschenen, de meeste kent ge. Telkens, wanneer ze met iets nieuws bezig was, kwam een ernstige ziekte of de dood van een der haren het werk onderbreken, maar dan verwerkte zij ten slotte zorg en smart in haar boeken en ze werden er niet minder om! Het leven spaarde haar niet. Zij verloor haar zwager, den man van Ann, en zorgde voortaan als een vader voor zijn twee jongens. Na jaren van achteruitgang stierf haar moeder. Het jongste zusje, dat ze in staat had gesteld zich in het buitenland aan schilderkunst te wijden, trouwde in Zwitserland en overleed kort na de geboorte van haar dochtertje, haar kindje aan Louise opdragend.
Kleine Lulu werd haar door een tante gebracht en met het kleine nichtje was tante Louise nog eens jong. ‘Tante Weewee’ kende ze al spoedig als een fontein van verhaaltjes.
Maar Louise had te veel van haar krachten gevergd. De zorgen van al de haren had zij op zich genomen en daarbij had ze steeds geschreven, soms veertien uur achter elkaar. Verzwakt door haar ziekte, kon ze zulk een zwaar leven niet meer aan. Na een jarenlang lichaamslijden stierf ze reeds op 56-jarigen leeftijd, drie dagen na haar vader.
Jongens droegen de kist naar het kleine kerkhof te Concord, waar ze werd neergelegd aan de voeten van hen, aan wie ze haar leven wijdde. Duizenden jongens en meisjes treurden om haar dood. En naast de droefheid om haar, die nog zooveel te geven had, was het de smart van die haar kenden om het verlies van de warme, trouwe, krachtige vrouw, die onnoemelijke daden van liefde en goedheid verricht had, waarvan de menschen niet wisten.
|
|