Droom en Daad. Jaargang 4
(1926)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |
Boekbespreking
| |
[pagina 191]
| |
De gebondenheid aan die haar lief zijn, aan wat haar lief is, aan wat haar ontroert en ontzet in het ondoorgrondelijk leven bracht haar tot den titel: ‘'t Zijn teere, gouden draden, kind.’....
Met open oogen en een ontvankelijk hart heeft de schrijfster door de wereld geloopen; in deze verzen spreekt zij van de lichte en de sterke vreugden, die zij in 't voortgaan vond; van een ‘Lentedag’ schrijft ze: Daar ruischt iets in den regen....
Daar groent iets in het gras....
Daar droomt iets langs de wegen
Dat ik vergeten was
In 't sappig boereweitje
Malsch-groen en versch gespreid,
Drinkt 't schuwe, kleine geitje
De melk der groote geit....
En uit ‘Storm’, het aan vorm en inhoud zooveel sterkere vers dan ‘O, zee’ dat er vooraf gaat: De loeiende, laaiende stormreus doorscheurt
Den nacht met zijn kreten van wee -
En geeselend grijpt hij de golven en sleurt
Het schuim en de schelpen uit zee....
En ook is dit bundeltje met al z'n zoeken en trachten, z'n twijfelen en vinden de belijdenis van een menschenziel, die in wat uitgezegd en verzwegen wordt, speurt naar de diepere levensmotieven, die op eigen stille wijze zoekt naar een juisten weg door dit moeilijke leven, waarvan zij dit schrijft: Leven - is geluk ontvangen
En ontberen....
't Is vergeven.... schoon verlangen....
Fel begeeren....
| |
[pagina 192]
| |
Leven - is ook bij het scheiden
Rechtop gaan....
't Is - van smart'lijk leed belijden
't Doel verstaan....
't Is - aan and'ren goedheid geven
Van begrijpen....
En door deernis' drang gedreven
Verder rijpen....
't Is.... de handen saâm gevouwen
Alles derven....
En in sprakeloos vertrouwen
Leeren sterven.
|
|