De trekpot en de kopjes
door H. Behrns
IN de pronkkamer van een boerin stond op de latafel een groote trekpot, met bloemen beschilderd en daar omheen waren vijf kleine kopjes geplaatst.
Eens op een nacht scheen de volle maan zoo helder naar binnen, dat de kopjes er niet slapen konden.
‘Wat is de trekpot prachtig verlicht’, sprak een van hen, ‘ik heb die roos nog nooit zoo mooi gezien.’
‘Het is geen roos’, sprak een ander kopje, ‘het is een Japansche lelie.’
‘Jullie ziet beiden verkeerd’, riep een derde uit, ‘hoe is het mogelijk om een groote paarse viool voor een roos en een lelie aan te zien!’
‘Nu nog mooier’, kraaide lachend een vierde stemmetje, ‘het maanlicht fopt jullie allemaal. Ik zie den trekpot in de schaduw en die schaduw bedriegt niet. Ik zie dat het een prachtige gouden zonnebloem is.’
‘En ik zeg dan’, riep hard het vijfde kopje, ‘dat jullie alle vier het mis hebt. Op den trekpot is een takje lelietjes van dalen geschilderd. Hoe kun jullie toch alle zoo verkeerd zien!’
‘Ik zie niet verkeerd, maar jullie vier hebt het mis’, riepen alle kopjes dooreen. ‘Doe toch de oogen goed open.’
En toen ontstond een hevig getwist wie gelijk had. De boerin werd er wakker van en ging naar de latafel om te zien wat er gaande was.
Toen zij de reden van het gekibbel hoorde, begon zij hartelijk te lachen en zeide: ‘o, jullie dwaze, kleine kopjes.’ Toen nam zij den trekpot in de hand en draaide hem langzaam voor hen alle heen in 't rond. En toen zwegen alle kopjes beschaamd.