Droom en Daad. Jaargang 4(1926)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] Verzen door Lien de Vries Berouw Speelsch heb ik mijm lamp door 't leven gedragen, mijn volle lamp, van olie zwaar. Ik had het licht niet aangestoken; de olie drupte hier en daar. Ik zag het niet; maar aan het einde, toen was de lamp zoo leeg, zoo licht. Vol vrees heb ik haar aangestoken; een kleine vlam kwam opgericht. O, Heer! vol schaamte buig ik neder: ik heb de olie zoo vermorst; ik wist haar waarde niet, en heden zie 'k, hoe mijn vlam naar olie dorst. Hoe lang zal zij zoo kunnen branden, zoo flakk'rend, met zoo schaam'len gloed! O, Heer! ik buig mij voor U neder; vol schaamte kniel ik aan Uw voet. Dit is het wond're.... Dit is het wond're van een lentenacht: De liefdebloei van ied'ren struik en boom, Het zoete geuren en het even zacht Beven der jonge blaadjes als in droom. Dit is het wonder leven der natuur. Waar alles sluimert in een teere rust, In dezen lichten nacht, dit lenteuur: Liefde van God, die al dit leven kust. Vorige Volgende