| |
| |
| |
Naar het lichte land
door Marie Schmitz
V
IJl en blank zag Nina het eerste prille ochtendlicht naar binnen komen. Uit het stille kamerdonker begonnen de lichtere dingen vaag op te doemen.
Zij lag heel stil, recht-gestrekt, de handen over de borst gevouwen. Zij was klaar wakker nu. Den vorigen avond was ze vroeg gaan slapen en ze had ongestoord doorgeslapen tot zooeven, toen ze was wakker geschrokken van een nabij geluid. Iets als de roep van een vogel, die langs vloog, of misschien ook het kraaien van een haan. Of was 't alleen maar in haar droom geweest? Hoe wonderlijk, zoo wakker te liggen en te weten, dat om je heen alles sliep: ginds Moeder.... die was heel wat keeren voor haar wakker geworden, in den eersten tijd van haar ziekte.... en boven de nieuwe menschen, hun zomergasten, meneer en mevrouw Reeder.... misschien bleven ze wel langer dan den zomer alleen.... en héel boven Tony. En niemand zag iets van dit stille beginnen van den dag; dat was nu voor haar alleen.... Zij keerde het hoofd wat opzij, naar het raam, half glas, half gaas, waarvoor het dunne linnen gordijn nooit geheel hing dichtgeschoven. Boven het roerloos-donkere heestergroen zag zij een bleek-rose, doorschijnend strookje hemel. Een koeltje, zacht en geurig, streek door het gaas naar binnen.
En toen dacht ze, met een plezierig, zacht-blij gevoel: nu ben ik jarig.... Iets als een lachje trok over haar gezicht. Zij peinsde: blijf ik dan altijd als toen ik nog een kind was? Want kinderachtig wàs 't toch om blij met je verjaardag te zijn? En dat als je al twintig werd! Tony was op dat punt heel anders, die gaf er niet zoo veel meer om, en Ans was 't pas weer gezellig gaan vinden nu ze haar jongens had.
Twintig.... hoe oud was dat opeens, als je gisteren nog maar negentien was! Ans was op dien leeftijd al getrouwd en Moeder wachtte toen ze twintig werd haar eerste kindje al. En zij?.... Ach nee, dat moest ze nu maar niet vergelijken.... vandaag wilde ze alleen maar blij zijn. Maar onwillekeurig, als je een nieuw jaar begon, dan dacht je toch wel eens aan wat er misschien zou kúnnen komen, en daarom was 't wel prettig om zoo vroeg in den morgen van dien eersten dag een poos alleen te zijn met jezelf, voordat er zooveel menschen om je heen waren.
Als je nu toch eens wenschen mocht, dien eersten morgen van je nieuwe
| |
| |
jaar!.... Wat zou ze dan nu.... Ach, ze wist 't immers al vóor ze 't zichzelf afvroeg: Dat ze beter zou zijn en weer heelemaal gewoon! Allerlei andere dingen warrelden snel en vluchtig door haar geest, heerlijke dingen, die in een menschenleven mogelijk konden zijn, maar vaag schimde 't weer weg, het verdween achter dat éene, bovenál begeerlijk en dat de mogelijkheid voor alle andere gelukkige dingen in zich scheen te sluiten.
Zàl ik het eens wenschen? dacht ze. Net alsof 't me was gezegd, dat ik een wensch mocht doen?.... Zij keerde het gezicht naar de strook lucht, waar het àl warmer en tintellichter werd, en fluisterde langzaam voor zich heen: - Laat ik nu gauw beter zijn en weer kunnen loopen... Doodstil bleef ze liggen en wist zelf niet van het glimlachje om haar mond....
- Wat 'n langslaapster ben jij! En dat op je verjaardag! Het was Tony, met een armvol bloemen, op den rand van haar bed. Er was even een verwezenheid in Nina om dit ontwaken nu, de kamer stond vol gedempt zonlicht.
- Hè.... lachte ze zachtjes en boog haar armen achter haar hoofd. - Ben ik weer ingeslapen?.... Het stil-blije wakker liggen in den aanschemerenden dag leek nu lang geleden.
- Uit het diepste van mijn hart, mijne geliefde zuster.... begon Tony met haar dwaas pathos, opstaand. Maar Moeder's rap figuurtje, binnenstuivend, drong haar onverhoeds opzij.
- Ga weg, jij gek spook met je malle fratsen! Ik eerst hoor!
- Zoo'n klein parmantig hennetje! zei de in al haar lengte opzij geduwde Tony verbluft en dan lachten ze beiden om Moeder's meisjesachtig-kwieke rapheid, maar Nina voelde de stevige en toch zachte omvanging van Moeder's armen om haar heen, zag de teederheid van Moeder's bruine oogen, voèlde de warmte-van-innigheid, die dat lieve gezicht over 't hare scheen uit te stralen.
- Lief klein schaapje van me.... dat je nu gauw weer in de wei mag loopen!
Nina glimlachte alleen maar. Er trilde iets in haar keel.
- En hier heb je vast 'n malsch bloemetje om te grazen! gekte Tony er onderdoor, haar bloemenoffer vlak boven Nina's gezicht.
- Mijn cadeautje krijg je nog niet! Straks pas! Moeder's oogen waren opeens weer vol twinkeling van pret; heel haar gezicht straalde.
- Wat ìs 't dan? Nina was zich bewust het meer te vragen om Moeder niet teleur te stellen dan omdat zij het zoo graag weten wou. Cadeautjes
| |
| |
waren toch niet wat een verjaardag 't prettigst maakte....
- Mogen we raden Moeder? Hè toe.... zeg de eerste letter 's.... bedelde Tony, die wèl nieuwsgierig was.
- Nooit! kreet Moeder. - Geen woord, geen letter, geen ademtocht zal er van over mijn lippen komen!
Maar toen zij samen waren, Moeder en Nina - Tony was al weg op haar fiets en Nina's toilet hadden ze, omdat alles vanmorgen zoo laat en ongeregeld was, maar uitgesteld tot na het ontbijt - terwijl de tintelende zonnemorgen goudig om hen heen was en Moeder's toch altijd zoo haastige handen met eindeloos-geduldige zachtheid Nina's korte blonde haar borstelden en kamden.... toen lieten die bezige handen opeens kam en borstel vallen en namen Nina's dunne witte vingertjes in hun warmen stevigen gerep. En met haar in zachtheid verinnigd gezicht dicht bij dat van Nina en een lachje, omdat ze 't nu opeens niet langer verzwijgen kon, fluisterde zij:
- Zal ik nu zeggen wat je van me krijgt? Ik had willen wachten tot je heelemaal klaar en netjes was, maar....
Met een vlugge beweging haalde zij iets uit haar schortzak tevoorschijn en nu voelde Nina hoe er iets koels gleed over haar linker ringvinger, iets dat daar bijna paste.... en nu zag zij tegen haar witte huid een kleinen gouden ring met groenen steen, een steen als een druppel flonkerend, vloeibaar groen licht.... En toen zij langzaam, als met moeit haar verrukte blikken ervan losmaakte, zag zij Moeder's oogen heelemaal betraand, haar mond trillend en hulpeloos als van een kind. En terwijl een warmte van ontroering naar haar wangen schoot, begréep ze, al vóor Moeder zacht en hakkelig zei:
- Ben je er blij mee, schat?.... Je kent 'm niet hè.... och nee.... je kunt hem niet kennen.... tenminste niet van herinnering.... Hij was van je vader. Niet zóo.... maar als dasspeld.... Hij droeg hem niet dikwijls.... soms.... maar hij vond 'm mooi.... Hij hield van mooie dingen....
Nina zag twee vlugge tranen langs Moeder's rechte neusje glippen.... Moeder, die altijd lachte!.... En toch lachte ze nu ook, terwijl ze haar tranen wegveegde. Nina moest een prop wegslikken eer ze spreken kon.
- Och jij lief klein snuitertje.... fluisterde zij, haar handen om Moeder's gezicht heen, - lieve zoete Moeder.... Zij streelde den koelen steen met haar lippen, hield hem tegen 't licht - 'k Ben er zóo blij mee.... En wat is hij mooi! Van buiten zoo glad en strak.... en binnenin net of 't leeft.... Moeder was alweer heelemaal gewoon. - Zie je wel dat ik een mal, senti- | |
| |
menteel oud mensch word!.... Toch keken haar oogen nog peinzend weg. - Gek hè.... mijmerde ze zachtjes, - nu is 't vijftien jaar geleden.... maar soms is 't net of 't verleden week pas gebeurd is.
Nina streelde zwijgend Moeder's handen; 't gebeurde niet dikwijls, dat die zoo rustig neerlagen. In den steen van haar ring trilden de groene glanzen. ‘Smaragden weiden....’ stond er soms in boeken.... Er was wel iets eenders in dat diepe groen.... Toen schoot een lichte blijde gedachte door haar gemijmer:
- Moeder, sprak ze zacht, en trok haar moeder's hoofd naar het hare omlaag, - weet u wat ik.... waar ik aan denken moet?.... als ik naar mijn ring kijk?.... Aan groene landen.... weilanden.... die ik zoolang niet heb gezien.... Nu denk ik maar, dat 't een voorteeken is.... dat ik dit jaar.... de weien weer zal zien....
Zij kusten elkaar en spraken toen langen tijd niet meer. En wanneer zij naar haar ring zag, had Nina het gevoel dat toch soms een geschenk iets goeds, iets bijzonders voor je kon beteekenen.
Een half uurtje later lag ze buiten in de schaduw van het rood gestreepte zonnescherm. De rozen vlak bij haar, weelderig opengebloeid in zooveel dagen van warmte, wolkten een ijlen, zoeten geur omhoog en in het blauw boven de boomen trilde de warmte al, zoo vroeg als 't nog was.
Met een zacht welbehagen voelde Nina zich liggen in de zonnige geurige zomerweelde, midden in de rozen, onder de huiving van groen en met den zachten gloed van het rood afschijnende scherm over zich heen. Voor 't eerst misschien genoot ze van haar gedwongen luiheid; ze genoot van alles, van het verre zonneblauw, van de nabije en toch vage geluiden, van den donkeren gloed der roode rozen, onder het bereik van haar hand, van haar eigen wèlverzorgde persoontje.... Ja, dàarvan vooral, van 't zoo frisch en koel en geurig hier te liggen.... het beeldige lila kimonootje met de wijd openvallende mouwen.... de paarse slofjes, waarvan ze alleen maar wìst, want die gingen schuil onder het dunne witte spreitje.... de groene fonkelglans van den ring aan haar hand.... wat een wìtte handen had ze toch gekregen!.... Luie handen.... En de zachtheid van haar haar, dat zoo zijig aanvoelde, als ze er over streek.... en de aardige kussens waar haar gezicht in wegdook.... Haar gezicht.... ze had er in lang niet naar gekeken.... Uit het ziekentroostertje zocht zij haar spiegeltje te voorschijn en bekeek zich aandachtig. Zij zag haar hoofd in het golvende lichtblonde haar tegen het grijze kussen - dadelijk, als zij het spiegeltje even kantelde, was daarboven
| |
| |
een luchtige warreling van groen - haar oogen leken heel donker blauw en over haar gezicht was een gloed als van warmte, dat deed het zonnescherm, want haar wangen waren koel. Een blijdschap sprong in haar op en dralend borg ze het spiegeltje weer weg; gelukkig, dat ze er niet ziek uitzag! En ze wist eigenlijk zèlf niet waaròm ze daar nu zoo blij om was, anders lette ze daar zoo niet op....
Ze lag zich juist, zoo zoet als een baby met een rammelaar, te vermaken met het flonkerende lichtspel in haar ring, toen dokter Brons het hekje openduwde. Zóo verdiept was ze geweest, dat ze niet eens zijn stappen op den weg gehoord had, en zijn zware stem deed haar blozend opschrikken.
- Meisje, meisje! bromde hij, zijn ruige wenkbrauwen fronsend en met een dreigenden wijsvinger, - waar zweven jouw gedachten naar toe?
- Die waren heelemaal in dezen éenen kleinen steen gekropen! lachte Nina en stak hem haar handje toe. En zachter nu: - Daar mag u me nu 's niet mee plagen.... hij is van Vader geweest, deze steen.... Moeder heeft hem mij vandaag gegeven.
Zijn oogen waren heel zacht, terwijl zij neerzagen op het smalle handje, dat zijn vingers vasthielden, maar zijn stem klonk nog even barsch:
- Zorg maar, dat hij gauw past. Zijn dàt handen! Hij bromde nog iets onverstaanbaars achterna, vroeg dan bruusk: - Hoe oud ben je nou?
- Twintig toch.... antwoordde Nina. En terwijl een blosje over haar wangen uitvloeide: - Volgend jaar word ik immers meerderjarig!
Zijn oogen waren even strak in de hare, en met een beschroomd lachje zei ze nog:
- Dat moet ù nu toch wel weten....
- Denk je dat ik daar altijd aan denk! knorde hij kwaad en zijn wenkbrauwen trokken tot éen vervaarlijken grijzen borstel samen.
- Maar ìk wel, zei ze innig. - Ik ben niet ondankbaar.
- Goedzoo. Ik vind anders dat er wel betere dingen zijn om aan te denken. En wat moet je nu van mij hebben, omdat je jarig bent?
Zij ademde diep en opeens waren haar oogen vol glans.
- Dat weet u wel.... Er is maar éen ding....
Hij lachte nu opeens met plezierige kleine schokjes van zijn breede schouders en kleingeknepen oogjes achter zijn wiebelend lorgnet.
- Zoo.... is er maar éen ding, waarmee de veeleischende jonge dame tevreden is te stellen! Zoo zoo.... En als ik je dat dan eens juist niet geven wou?
| |
| |
- U hebt 't me zelf beloofd.... 't Is nu bijna een jaar....
- En als ik nu 's zei: het gaat nog niet, je moet nog maar wat wachten.... Zijn gezicht was langzaam aan weer ernstig geworden.
Zij wendde de oogen van hem weg, haar mond vertrok even, maar rustig fluisterde zij:
- Dan zoù ik wachten....
- En als ik zei: we zullen 't dan maar 's probeeren....
- O Dokter!.... kreet Nina, en terwijl haar handen om den stoelrand heen grepen, kwam zij half omhoog uit haar kussens, maar viel weer terug, haar mond half open, haar wangen en oogen éen gloed.
- Hei, hei! Wat zijn dat voor kunsten! Met dreigende oogen zag hij op haar neer, zijn hand op haar schouder. - Als je zóo begint, foeterde hij, - dan geef ik je nog een jaar erbij.
Zij zei niets meer, wachtte stilletjes met een zacht en zalig lachje. Bedaard en ernstig nu zei dokter Brons:
- Als je je verstandig gedraagt, dan zullen we zien of je eens 'n half uurtje zitten kunt. Maar op een rustigen dag, dus niet vandaag.
- Alleen maar zitten?.... vroeg zij met gedempte stem.
- Ja wat dàcht je? Wou jij soms maar ineens een voetreis gaan maken? raasde hij. - Kippen zonder kop zijn jullie vrouw-menschen toch allemaal!
Maar Nina lachte alweer, greep naar zijn hand.
- Niet boos zijn.... vleide ze. - Wanneer mag ik dan. Morgen?
- Zullen we zien. Niet voor ik geweest ben, in elk geval.
Een windvleugje streek over de rozen; opeens róok Nina weer hun geur, zij zàg weer het wemelende groen, het warm-trillende luchteblauw en het leek of 't alles een tijdlang was weg geweest, of 't nu opnieuw op haar toekwam, of het nieuw, anders was geworden, of ze plotseling in een andere wereld gekomen was.... Ze wou iets zeggen, maar opeens kropte er iets in haar keel, een waas van tranen schoof voor haar oogen.
- Nou dan, tot morgen dus.... zei de dokter, opstaand. - O, maar nu zou ik nog het beste van mijn boodschap vergeten! Hij grabbelde in de diepe, altijd uitpuilende zakken van zijn jasje, wierp haar een pakje toe, dat zwaar neerviel.
- Nòg een cadeautje! lachte Nina, maar zij dacht dat het toch niet kon opwegen tegen dat eerste.
Toch keken haar oogen blij-verrukt naar het fijne fleschje odeur, sierlijk
| |
| |
gebed in een beeldig étuitje. Iets heél plezierig-fijns en kostbaars om te hebben was 't.
- Zalig! prees ze, zijn hand streelend, - een schat bent u.
- Als je er maar nooit naar ruikt als ik bij je kom! bromde hij. - Ik hou niet van die luchtjes. Menschen met een zindelijk en gezond lichaam hebben die fratsen niet noodig.
- O wat bent u toch 'n type! Waarom gèeft u 't dan? Zij schaterde helder op, en het leek of haar geluksgevoel nog dieper en voller werd.
Ach, àlles was nu geluk! Alles was blij en heerlijk geworden in de vreugde van dat éene, zooals alle dingen buiten opeens mooier werden wanneer de zon erover uitscheen. Moeder's gezicht was heelemaal zacht en innig van blijdschap, maar even later in de keuken, zong ze luidkeels een van haar malle liedjes en Nina wist wel zeker, dat ze nu een paar tranen had gestort en hardhandig weggeboend. Die Moeder!
En toch mòcht ze eigenlijk nog niet blij zijn. Er was nog niets zeker, het werd nog maar een probeeren. En als 't tegenviel?.... Och, waarom daar nu aan te denken, nu alles zoo heerlijk was....
Zij legde zich op haar zij, de handen onder haar wang geschoven, en tuurde naar de koel-donkere aarde, waaruit de rozen ontsproten. Ja, wèl aan denken, wat schoot je op met die struisvogelmanieren? Als 't tegenviel.... o, het was bijna te erg om aan te denken!.... maar toch kon 't.... Een oogenblik buitelden al haar gedachten wild dooreen en 't was of het donker werd voor haar oogen. Toen hoorde ze opeens de woorden, die zijzelf gesproken had, zooeven ‘dan zòu ik wachten.’ 't Was of ze nu pas voelde wat die beteekenden. Maar als 't toch moest.... Zij ademde diep, haar lippen legden zich opeen, haar oogen werden weer zacht en rustig. Zij dacht: als het moet dan kàn ik het.... dan wìl ik het kunnen.... Maar voor Moeder.... ach.... Maar nee, nu tobde ze nièt meer! Zij lachte en keerde het gezicht weer naar de zon, verruimd in het voldane gevoel van met iets naars naar behooren te hebben afgedaan. En voor 't oogenblik was immers alles zoo blij en licht! Dat Tony om éen uur thuis kwam en niet meer weg hoefde, was een verrassing ook voor Moeder.
- 'k Heb Zijn Hoogweledelgeborenheid verzekerd, dat hij mijn aanschijn vandaag niet meer te zien zou krijgen, vertelde Tony, terwijl zij met jeugdige gulzigheid de resten van de extraatjes annexeerde.
- Vond hij 't dadelijk goed? informeerde Nina.
- 't Is hem wel geraden ook! kreet Tony, zoo opstandig als haar volle
| |
| |
mond het gedoogde. - 'k Vraag nooit een uur extra, en dan zoo'n kale week vacantie in een jaar!
Nina bezag in stilte Tony's gezichtje met de hoekige kaaklijn en het scherpe profiel. Haar bruine oogen leken nu zwart. Woei er weer een klein stormpje in Tony's obstinate hart? Ach, als ze toch maar 's wist wat.... Dat er iets was, dat Toon aldoor hinderde.... ze was er wel bijna zeker van.... en toch hoefde 't nog niet eens iets bepaalds te zijn. Tony had dat altijd gehad, die opstandige buien, waarin ze alles ergerlijk en naar vond, en echt gewoon, onbezorgd-gelukkig, blij met de dingen was ze eigenlijk maar zelden. Kon je mekaar toch maar eens helpen!.... Maar Toon was zoo weinig vertrouwelijk!
- Zeg Toon, begon ze, toen ze weer buiten lag en Tony, op den rand van haar ligstoel zittend, wegtuurde over de heg, - heb jij wel eens gevoeld hoe 't is als je iets gewenscht hebt, en het begint in vervulling te gaan?.... - Ik?! kreet Tony, haar oogen plotseling wijd en donker. - O nee, want ik wensch nòoit iets! Maar opeens veranderde haar gezicht, zij boog zich snel naar Nina toe: - Zeg, waarom vraag je dat zoo?
- Omdat ik...., Nina haalde eens diep adem, - vanmorgen was ik heel vroeg wakker, het begon nog maar pas dag te worden.... toen heb ik gewenscht.... je weet wel, zooals je in een sprookje een wensch mag doen van een tooverfee.... ik heb gewenscht, dat ik nu gauw weer zou kunnen loopen, en heelemaal gewoon zijn.... En nu.... daar straks heeft dokter Brons gezegd, dat ik mag probeeren op te zitten.... morgen....
Tony had de armen al om haar heen, smoorde haar bijna in een woeste omhelzing.
- O meid wat eenig! Nu kan de zomer nog goed worden!
- Ja maar... e.... zóo gauw gaat 't niet. Nina voelde zich glimlachen bij dit bedachtzame zeggen, herdenkend dat zij daarstraks zelf teleurgesteld was, omdat ze alleen nog maar mocht zitten.
Maar Tony, op haar gewone nonchalante manier nu weer, zei:
- Nu ja.... als het begin er maar eenmaal is.... Dan vorschten haar oogen diep in die van Nina. Zij vroeg: - Ben je èrg blij, zeg?
- Ja, zei Nina zacht, - heel erg, geloof ik....
- Gelóof je?....
- Ik kan 't nog maar half begrijpen.... Een jaar om te liggen was lang. En ik heb wel aldoor hier naar uitgezien, maar nu 't er.... is.... lijkt 't nog vreemd....
| |
| |
- Dat komt doordat je zoo bescheiden bent, zei Tony, en onder haar strakgetrokken wenkbrauwen keken nu haar oogen weer donker.
- Hè.... leg me dat 's uit! lachte Nina. - Het verband ontgaat me eerlijk gezegd.
- Als je niet zoo bescheiden was, dan zou je vinden, dat je er recht op had, op zooiets gewoons. En als je voelde, dat je er recht op had, dan zou 't je nu niet zoo'n wonder lijken!
- Gut Toon, wat 'n redeneering! Waar haal je 't vandaan! Nina lachte, maar zij voelde dat ze ook wel zuchten kon. - Ik denk daar nooit zoo over; ik ben maar blij met wat ik krijg, dat is veel veiliger.
- Dat kàn ik niet, nooit! kreet Tony, gedempt-heftig. - Je krijgt immers altijd te weinig, altijd minder dan je toekomt! En een mensch heeft toch recht op geluk!
- Och, ik.... dat weet ik niet.... zei Nina zacht en bijna verdrietig, - recht.... wat is dat eigenlijk?.... Weet je, ik geloof dat je veel beter maar nièt zoo redeneeren kunt, en niet altijd de verzenen tegen de prikkels slaan. Want je wordt er almaar verdrietiger van en je krijgt er geen aasje geluk méer door....
- Wéet ik wel! gromde Tony, haar kin op haar gebalde vuisten. - Ik ben een reuze-stommerd!
Nina schoot in een lach, hoewel ze 't niet wilde, want Tony was zoo diep ernstig. - Zelfkennis hèb je in elk geval!
- O ja, er zal wel ièts aan me deugen! zei Tony grimmig.
- Zeg Toontje.... als jij 's een wensch mocht doen, wat zoù je dan wenschen?
- Ik? Kind vraag dàar maar niet naar! Mijn wenschen zijn zoo mateloosonmatig, dat ze al bij voorbaat zijn gedoemd om niet vervuld te worden. Zij richtte zich wat op, en terwijl zij wegtuurde in de lichte zomerlucht boven de heg, schoot er een glans in haar verdonkerde oogen. Haar dunne neusvleugels trilden. - Ik zou.... àlles willen hebben.... Ik bedoel, er moest niets zijn, dat onbereikbaar voor me was.... ik zou nooit vergeefs naar iets moeten verlangen....
- Alles.... herhaalde Nina, vervaard haar zusters gezicht beschouwend, - maar kind, geloof je nou heusch, dat je dan gelukkig zou zijn?
- 'k Zou dan tenminste alles hebben òm 't te wezen....
- Och welnee! Dan zouden immers alle rijke menschen gelukkig zijn! Voor hen zijn alle dingen bereikbaar.
| |
| |
- Maar diè dingen bedoel ik niet! De beste zijn voor geld niet te koop.... gezondheid, vriendschap en liefde.... en talent.... en een knap uiterlijk.... en geestigheid.... en zooveel....
- O Toontje, zei Nina zacht, - wat ben jij veeleischend....
- Dat zèi ik je immers!
- Als je zooveel eischt, dan moet je door een boel verdriet heen van teleurstelling....
- En als je te bescheiden bent, en je met een beuzeling vergenoegt, dan vindt je nooit een écht, gróot geluk!
Nu zwegen zij opeens beiden, of zij elk haar laatste woord gezegd hadden. En de stilte was zoo zwaar, dat Nina het zacht-kloppende suizen van haar bloed hoorde.
- Wat zijn we zwaar-op-de-hand, zei ze eindelijk met een lachje, dat wat moeilijk kwam. - En we trekken gezichten als doodgravers. Tony's oogen staarden nog strak weg, haar lippen waren stijf opeengeknepen. Ze moèst nog iets zeggen, Nina, iets dat warm en hartelijk klinken zou, zóo als 't nu in haar voelde. Maar je vond nooit de goede woorden, als je ze noodig had. - Toontje.... fluisterde ze, en haar hand zocht die van Tony.
- Stil maar, zei die, en haar stem klonk wat schorrig. - Ik ben een rare, nare sijs; jij bent honderdmaal beter en verstandiger. Maar er is niks aan te doen.... Geef me maar een zoen, ouwetje.
En terwijl zij elkaar kusten hoorden zij Moeder binnen met het theegoed bezig en kort daarna kwamen meneer en mevrouw Reeder samen gelukwenschen. Het werd maar een kort bezoekje, tot Nina's verruiming, want Tony die nooit haar gevoelens verkoos te verbergen, zat erbij met een gezicht, dat duidelijker dan woorden zei, dat ze deze gewichtige meneer en mevrouw een paar onverdraaglijke zeurpotten vond.
- Jij akelig kind, pruttelde Moeder, en haar altijd blij gezicht stond waarlijk boos. - Ik verlang heelemaal niet van je, dat je ze om den hals valt, maar je kunt toch tenminste behoorlijk beleefd zijn!
't Was zichtbaar dat een geprikkeld antwoord Tony al op 't puntje van haar tong lag, maar juist in dit oogenblik ontmoette haar blik den smeekenden van Nina, haar lippen knepen samen, zij draaide zich op een hak om en liep het tuintje uit, den weg op.
Alleen gebleven, lag Nina met dichte oogen en dacht terug aan den morgen, die de groote blijdschap had gebracht. Het leek opeens ver weggeschoven en het blije leek zoo blij niet meer. Was de dag dan niet prettig? Aanstonds
| |
| |
kwam Ans met de jongens, straks Bas.... jammer, dat het midden in de week was en Otto en Felix dus ontbreken moesten.... wanneer was je eigenlijk gelukkig, en wanneer niet?.... Vanmorgen wàs ze 't.... en nu niet meer.... was dat maar een voorbijgaande stemming geweest?.... Maar geluk was toch méer dan een stemming alleen.... geluk was iets.... iets dat in je leefde of niet.... als je dat niet vast kon houden door alle wisselende stemmingen heen, wat was 't dan waard?....
Als een stille moeheid bleef 't over haar, dit gevoel, heel den middag, zelfs onder het zoet-aanhalige gepraat van Jantje, het uitbundige gesnater van Nikkie, Nikkie, die heelemaal zijn van buiten geleerden gelukwensch vergat, maar na zijn onstuimige invasie dadelijk op den ligstoel klom, zijn nieuwgeschoeide voetjes vooruit stak, en opgewonden schreeuwde - Tantina!.... Nitti hep nieuwe soenties.... tijt!
Tony werd al stoeiend met den woelwater weer heelemaal vroolijk en Nina, stil geworden in die loome innerlijke matheid, luisterde meest zwijgend naar Jantje's zangerige gebabbel, zijn handje warm en rustig in de hare, zijn donker kopje naast haar hoofd tegen het kussen geleund.
Tot zij uit haar afgetrokken luisteren opschrok: stemmen.... bekend van klank.... dichtbij al.... Wie.... o ze wist 't opeens, richtte zich iets op. Maar ook Jantje had 't al gehoord, op den weg werd nu een signaal gefloten. - Oom Otto en Oom Felix! juichten de jongens en stormden het hek uit, de komenden tegemoet. Stil lag Nina en wachtte; er was weer glans en warmte van blijdschap in haar oogen, over haar gezicht.
Het bleek, dat zij 't allemaal geweten hadden, want Otto had geschreven; alleen voor Nina was 't een verrassing.
- Dacht je heusch, dat we niet komen zouden? vroeg Otto, over haar gebogen, zijn blauwe oogen lachend blij om haar verheuging.
- Geen óogenblik, zei ze. - 'k Dacht dat jullie niet weg zou kunnen.
- Hoor 's...., we zijn geen galeislaven, al werken we hard, als brave jongens!
Hoe heerlijk sterk en zorgeloos zag hij er weer uit! dacht Nina, terwijl in een flits de herinnering aan die voorbije donkere, booze dagen door haar heen ging.
En nu lag haar hand in die van Felix, Felix die zich met zijn gewone ernst naar haar overboog en een gelukwensch afstak, die Tony, om den bijna plechtigen nadruk ervan, met een reeks van komische gebaren en strijkages begeleidde. En dan gleed een pakje tusschen haar handen, een boek.... en
| |
| |
toen zij, stil van verwachting, het had uitgepakt, zag zij, dat het de bundel van Henriette Roland Holst, ‘de Vrouw in het Woud’, was.
Als een warme golf sloeg het geluk over haar heen, vervulde haar heelemaal.
- O Felix.... fluisterde ze alleen, haar blijde oogen naar hem opgeslagen. Nu glimlachten zijn oogen achter de groote glazen van zijn bril.
- Ik wist niets beters.... Bloemen zijn zoo gauw weg, en dit blijft. Ben je er echt blij mee?
- Zóo blij.... zei ze en zag weer neer op het sober gebonden boek in haar handen.
Zij zwegen een oogenblik; om hen heen was het gepraat der anderen.
- Je houdt toch van verzen?.... vroeg hij zacht.
- O ja!.... Vóor ik ziek werd heb ik in ‘De Nieuwe Geboort’ gelezen. 'k Vond 't soms nog wel moeilijk.... maar zoo mooi.
- Zal ik je hieruit voorlezen, als ik weer een Zondag hier ben?
- Ja heerlijk! Samen verzen lezen is veel prettiger.
- En liggende lezen lijkt me zoo vermoeiend....
Toen voelde Nina een blos naar haar wangen stroomen, een andere blijdschap sprong in haar op, de blijdschap om wat ze daar waarlijk heelemaal vergeten had!
- Felix.... fluisterde ze met hortenden adem, - morgen mag ik voor 't eerst zitten!
Vreugde vloog als een glans over zijn gezicht.
- Is 't heùsch waar? zei alleen zijn gedempte stem.
Nu was ook Otto erbij en allen praatten ze dooreen en lachten, het was een lichte vroolijkheid van stemmen in den zonnigen middag. De kinderen stoeiden en maakten zich meester van de ooms.
Wegturend over de boomkruinen heen in het luchtverschiet glimlachte Nina, zonder het te weten. Met de handen over de koele effenheid van den boekband heen, bepeinsde zij droomerig hoe 't kwam, dat dit boek haar nu dadelijk al zoo lief was geworden. Was dat enkel om het boek zelf?.... Of om de verrassing?.... Of omdat 't zoo prettig was om van Felix wat te krijgen?..... Maar het vloeide weer uit haar weg, stil lag ze, in die zoete droomerigheid. Een diep en innig geluksgevoel vervulde haar geheel: het was zoo stil en rustig, zoo eindeloos vredig, of ze nu nooit, nooit meer iets zou kunnen verlangen....
(Wordt voortgezet)
|
|