Droom en Daad. Jaargang 4(1926)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] Verhaaltje door Truus Kes Klein jongetje lag aan het zomersche strand, Z'n emmertje naast hem, z'n schopje in de hand. En 't zonnetje scheen, en 't was om hem zóó stil.... Hij dacht: ‘Of de zee wat vertellen wil?.... De golfjes die praten aldoor met elkaar. Toe golfjes, ik luister; begin jullie maar. De golfjes die neurden haar eigen lied,.... Klein jongske verstond wat zij zongen niet. Hoe groot en hoe mooi toch, die blauwe zee, De wieglende scheepjes daarginds op de ree! Daar, donzig wit wolkje in 't zachte blauw.... Waar nu toch zoo'n wolkje wel blijven zou? De golfjes, die wisten 't zéker wel! ‘Goed golfjes, ik luister: begin nu, vertel.’ De golfjes die neurden haar eigen lied.... Klein jongske verstond wat zij zongen niet. Daar vlogen de meeuwen.... zoo blank, zoo vlug. Ze gingen vèr weg.... Kijk! ze kwamen terug! Wat zouden ze halen, zoo vèr over zee? ‘Zeg meeuwen, toe neem me toch ook eris mee! De golfjes die zullen 't wel weten, ja, Waar 'k kom, als ik met je de zee over ga.’ De golfjes die neurden haar eigen lied.... Klein jongske verstond wat zij zongen niet. ‘Ik hoor nog maar niets; 'k ben een jongetje, ja.... Komt 't dáardoor, dat 'k jullie verhaal niet versta? Klein jongetje was er van 't spelen zoo moe.... Klein jongetje's oogjes vielen toe.... De meeuwen vlogen al heen en weer, En vroegen aan 't wolkje: ‘Zeg, speelt hij niet meer?’ De golfjes die neurden haar liedje héél zacht.... En hebben hem wondere droomen gebracht. Vorige Volgende