Heidelberg gehouden en Mevrouw Sandberg vergelijkt drie boeken over het Vrouwenleven: ‘De ziel der vrouw’ (Gina Lombroso), ‘de Opstandigen’ (Jo van Ammers-Küller), ‘Christelijk Vrouwenboek’ door A.H.H. van Hoogstraten-Schoch en G.J. van der Molen.
Voor de oudere meisjes noem ik ook het mij toegezonden boekje: ‘De oogen van den eeuwigen broeder door Stefan Zweig (vertaling van Reinier P. Sterkenburg), N.V. Uitgevers-Mij. ‘De Tijdstroom’, Huis ter Heide, 1925. De geschiedenis heet te spelen in den tijd, ‘eer nog de verheven Buddha op aarde verwijlde.’
De opvatting en het eindresultaat van Virata's strijden en streven zal misschien voor een Oosterling bevredigender zijn dan voor ons.
‘Het is een schoon ding een goed mensch te zijn,’ zegt Van Eeden in de kleine Johannes.
Hier in dit boekje zien we, hoe moeilijk de weg is van den mensch, die rechtvaardig en zonder schuld door het leven wil gaan.
Virata, dien het volk ‘de bliksem des zwaards’ noemde, was een krijgsman boven alle anderen en er was niemand rechtschapener in het gansche rijk. Maar op een nacht, in een donkeren strijd doodt hij zijn eigen broeder en sinds hij in de open oogen van den gedooden man gezien heeft, kan hij niet meer strijden; hij laat het zwaard zinken in den stroom en de Koning, die hem zeer toegedaan is, benoemt hem als opperste van zijn rechters, omdat hij schuld kent en schuld weegt als een rechtvaardige.
Streng was Virata's vonnis, doch nimmer velde hij denzelfden dag het oordeel, steeds legde hij de koele spanne van den nacht tusschen verhoor en ban. Toen hij zes jaar recht gesproken had en de roem van zijn rechtvaardigheid zich had verbreid over het land, brachten de aanklagers hem een jongeling, beschuldigd van menschenmoord. Virata, die geen leven wil nemen, veroordeelt hem tot de kerkerstraf. En denkt rechtvaardig te zijn. Tot de woorden van den jongeling: ‘Hoe wilt gij de waarheid weten uit de woorden van anderen?’ en ‘Waar is uw maat, rechter, waarmede gij meet? Hebt gij in den kerker gezeten, dat gij weet hoe vele lentes gij neemt van mijn dagen?’ hem aan het weifelen brengen. Want de oogen van hem, die weggevoerd werd, geleken de oogen van zijn dooden broeder.
Dan komt hij door overpeinzing tot deze waarheid: Niemand mag meten met een maat, die hij niet kent en hij gaat naar den kerker, laat den schuldige in zijn eigen kleeren voor één maand vrij en neemt gedurende die weken de