Droom en Daad. Jaargang 4
(1926)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Catharina van Rennes
| |
[pagina 53]
| |
[pagina 54]
| |
gedaante aanneemt, dat de muziek zelfs voor den miniatuur-mensch reeds een levensvreugde is geworden. Ik zal eens iets van zoo'n openbare les vertellen.
De leidster van ‘Bel Canto’, zoo heet de zangschool, woont te Utrecht in een deftig heerenhuis. Laat ik de lezers even binnenleiden. De lessen worden gegeven in een groote tuinzaal met ingelegde vloer. Onmiddellijk treffen u de ouderwetsche, bruin-getinte balken, die versierd zijn met in goud-geschilderde spreuken. Ze blikken rustig op u neer; ze leeren u wijze, eenvoudige dingen. Komaan, ik maak ze u bekend. ‘Jubilate heiszt jeder Tag, auf dem der Arbeit Segen lag’. Een spreuk voor de gansche menschheid bestemd. Een, die Händel had kunnen inspireeren tot het componeeren van een zijner glorieuse, sprekende, kleurrijke koren. Dan: ‘Gut gesprochen ist halb gesungen’ Zit er niet een mooi, logisch verband tusschen deze beide spreuken? Verder nog: ‘Im Anfang war der Rhytmus’ Is 't toeval, dat in de nabijheid van de rhytmiek-spreuk het motto der school prijkt: A.(lles) P. (rettig) V. (inden). Bij een analyse omvat dit immers de enkelvoudige, oorspronkelijke maatsoorten. In het midden van het zangheiligdom staat de vleugel. Een enkele smaakvolle wandversiering is slechts aanwezig. Het notenbord waarop o.m. alle rhytmische problemen tot klaarheid worden gebracht, ontbreekt natuurlijk niet. Heel het interieur werkt mee tot concentratie.
Toen de klok ‘acht’ gewezen had, zette Catharina van Rennes zich aan | |
[pagina 55]
| |
het klavier, speelde met gespierden aanslag een marsch, waarop de leerlingen ‘in de vastgestelde maat’Ga naar voetnoot1) binnenkwamen. ‘'t Was een concert vocaal’.Ga naar voetnoot1) Levendig en uit volle borst werd het ‘Princesselied aangeheven. De openbare les was begonnen. De presentie-lijst werd gecontroleerd, waarop een radde oefening op‘Nu, kinders! De toonladders van D-klein, canonisch! Géén hèèè's..... Jullie weet de leus van Bel Canto: A.P.V. Alles Prettig Vinden. Toe dan!....
do-re-mi, enz. met ‘De muzikale auto’ tot titel door de ruimte klonk. Zulk een vlugge solfege is heilzaam voor de vorming der medeklinkers, nog heilzamer voor het losmaken der kaakspieren, die als oud roest vast kunnen zitten. Olie voor den motor. De zang vormde gelukkig een belangrijk deel van het program. Al zijn leesen rhytmische oefeningen van een onberekenbaar nut, al staan die in een nauw verband met den zang, het lied is toch tenslotte de bron, waaraan | |
[pagina 56]
| |
men zich zoo graag wil laven. Die bron in ‘Bel Canto’ is zoo helder als kristal. De élèves van Cathr. van Rennes zingen natuurlijk, rhytmisch-vast, duidelijk van uitspraak, met een preciese ademhaling en met een treffende dynamiek. Zij zingen met een volle overgave. Zij hebben de zaak in het geheugen en in het hart. ‘De jonge philomeelen
Dragen het Haarlemsch orgel in haar keelen’Ga naar eindnoot1)
De muziek bloeit in die tuinzaal op in al haar eenvoud en in al haar heerlijkheid. ‘Ik jeune mij daran’
‘Als ik het liedeke kan’
zingt Cathr. van Rennes in een der kleengedichtjes. De leerling leeft en doet leven. ‘Want zingen is 't, dat leven doet en lang en lustig leven!’
zegt Guido Gezelle. - Zoo is het. -
Ik wil verder vertellen, wat er gezongen is. Mozart's ‘Ave Verum’ en ‘Grabgesang’. Drie boeiende mooi- en vlotgeschreven liedjes van den Franschman Grovlez, die de intimiteit en de fijnzinnigheid bezitten van enkele Kamermuziekwerken der grootste componisten van de twintigste eeuw, van een ‘Maître’ Claude Debussy, van een Maurice Ravel. Ze zijn sober van melodie, dikwijls apart van harmonie, maar zonder eenige opdringerigheid of gewildheid. Moderne muziek van de beste soort, wat in onzen tijd veelzeggend is. De ‘Berceuse’ met een sereen sopraansolo'tje van slechts drie noten aan het slot is een ongemeene vondst. Welk een dichterlijke gedachte! Deze liedekens verrijken ongetwijfeld de kinderzanglitteratuur. De zangen van Cathr. van Rennes ontbraken natuurlijk niet. Die zijn geschapen voor de jeugd. In zoo'n ‘Bruidsdans’, ‘Blijf niet bij de pappot zitten’, in ‘Mijn Land’ zit een stuwkracht, die tintelen, die prikkelen doet. 't Is een genot, als de componiste haar eigen werk op het klavier weergeeft. Dan voelt men pas dien diep-muzikalen kern. Dan wordt men in dien eigenaardigen sfeer getrokken, welke alleen de uitverkorene scheppen kan. | |
[pagina 57]
| |
Vervolgens werden er volksdeuntjes van andere nationaliteiten gezongen, alle in de land-eigen taal. Ik telde zes talen. En niet te vergeten Hendrika van Tussenbroek's kostelijk, kantig-rhytmisch koortje met solo ‘Perrette en de melkkan’. Toen riep de humor: ‘Victorie in het Conservatorie’Ga naar eindnoot1). Een ‘bis’ schalmeide. Dr. Johan Wagenaar had wellicht op dezen roep in verschillende toonaarden geuit z'n contrapuntischen dichtader laten vloeien. Ten slotte werd ons toegezongen het ‘Sluimerliedje’ uit het zangspel ‘Lentebloemen’. Dit zangspel wordt zelden uitgevoerd. Indien het natuurgetrouw in elkaar wordt gezet, zonder opsmuk van tarletan-achtige costuumpjes, en met hoogst-eenvoudige décors (dit woord is misschien te deftig) dan kan er een opvoedende kracht van uitgaan, mits de spreekrollen sober worden gezegd, in den geest, die in ‘Lentebloemen’ ligt opgesloten. De liefde voor het Flora-kind, de liefde voor de natuurwonderen wordt gevraagd, zonder meer. In Mevrouw van Hille-Gaerthé's ‘Lentebloemen’, voelt men dezen tendenz: het innige verband tusschen natuur en religie. Cathr. van Rennes illustreerde den tekst hier en daar primitief, naïef-vroom. Voordat we ‘Bel Canto’ een ‘tot weerziens’ toeriepen, zongen we allen staande, leerlingen en gasten het onvolprezen, naar alle kanten lichtverspreidende ‘Zonnelied’. Ik wil nog even teruggaan en vertellen, hoe den discipelen het begrip wordt bijgebracht van melodie, harmonie, rhytmiek en dynamiek. Mevrouw van Rennes speelt eerst een hoogst eenvoudig motief zonder nuance, waarop dit ondersteund wordt door simpele accoorden (harmonie), vervolgens maatkundig wordt ingedeeld en geordend (rythmus). Ten slotte moet het lied leven door de schakeeringen in de voordracht (dynamiek). De leerling hoort dus het ontstaan der muzikale phrase, hij volgt den logischen groei. Dit is een prachtding dat voor de jeugd van blijvende en onschatbare waarde is. De lezers kunnen zich zeker wel begrijpen, dat men van zulk een openbare les noode afscheid neemt. De kalender wees Juli aan, maar de stemming, de sfeer was die van Prins Lente. Toen we ons gedurende een rustoogenblik onder het lommer van den lusthof verpoosden, schoten me deze regelen te binnen: ‘Daar school een nachtegaal in 't groen
Het was in de Mei.
En hij zong zoo zoet in 't looffestoen
Het was in de Mei.’Ga naar eindnoot1)
| |
[pagina 58]
| |
Thuiskomende wist ik dat een avond in Bel Canto een bijzonder cachet draagt. Ik betreurde het, dat slechts een klein contingent menschen de gelegenheid kreeg het werk van onze hoogbegaafde landgenoote te volgen; maar - de intimiteit van zulk een avond is goud waard. De Schoolmeester zou zijn nabetrachting aldus hebben geeindigd: ‘O Neerland stuur toch blij te moe
Uw kroost naar dit collegie toe’Ga naar eindnoot1)
Ik wil besluiten met een korte beschouwing over Cathr. v. Rennes als componiste: 't Is al jaren geleden dat de stroom: Modern - in ons land kwam. Langzaam maar zeker baande hij zich een weg. De ooren waren toen niet toegankelijk voor al de vreemde klankcombinatie's, die werden meegevoerd. Ze waren te veel gewend aan en verwend door de muzieken, die langzamerhand gemeenschappelijk bezit waren geworden. In hoeverre de mensch zich heeft aangepast, in hoeverre hij vatbaar is geworden voor die nieuwe vormen en kleuren laat ik onbesproken. Het staat vast dat ze bestaansrecht hebben gekregen. Echter, het is een vreugde te kunnen constateeren, dat het kinderlied en het lied voor de rijpere jeugd onaangetast is gebleven, dat het nog ‘als een koningskaars aan den hemel staat te pralen’Ga naar eindnoot1). Het jeugdige menschdom dankt dit aan de pennevruchten van Cath. v. Rennes en niet te vergeten aan die van Hendr. v. Tussenbroek. Ik acht ze even universeel als de symphonieën van Haydn. Is het niet een gave Gods de gevoelssfeer van het kind te kunnen benaderen. De beide componisten hebben reflex gevonden en ze vinden die nog. Het kind is blij met hare scheppingen, het voelt zich thuis in de liederen die uit hem geboren zijn. Is het aan 't realiseeren aan 't herscheppen gekomen, dan worden de remmen opgeheven die aan 't aanleeren van 't lied verbonden zijn. De zang is voor elk mensch, voor elk jeugdmensch een soort religie, een moeilijk te ontberen levenselement. Cath. v. Rennes was en is nog een harde werkster (haar opus 75 opgedragen aan Mevr. van Hille-Gaerthé is zoo juist verschenen). Is het niet merkwaardig dat geen twee liedjes op elkander lijken, dat zij zoowel in het teere als in het levenskrachtige telkens weer nieuwe vondsten doet. Wel zijn ze natuurlijk uit 't zelfde hout gesneden, maar elk is op zijn eigen manier versierd, zoowel rythmisch als harmonisch. | |
[pagina 59]
| |
Het zou te ver voeren in bijzonderheden te treden. 't Is alleen mijne bedoeling geweest om in dezen wondervreemden tijd iets te vertellen van een der geniaalste vrouwen, die zich in 't land der tonen voortbeweegt. Moge het Cath. v. Rennes nog tal van jaren gegeven zijn, hare gaven onder kinderen en volwassenen te verspreiden.
Utrecht, October 1925. |
|