Moeder wordt zoo in den wandel de dominé genoemd, dat is haar lofnaam. Intieme kennissen schrijven weleens, hoe het in moeder's gemeente gaat. Moes heeft een warm hart, dat leeft. Zij had zich den laatsten tijd te veel met haar hart bemoeid, vandaar, dat ze er last van kreeg.
Maar - van hier neemt ze weer een voorraad flinkheid mee naar huis, want ze is volkomen uitgerust. Heusch, als je uit moet rusten, moet je naar 't vee kijken en naar de wijdte van 't stille landschap en naar de blijheid van onze Hollandsche luchten. Daar klinkt moeder's warme stem! De thee is gezet en Mies vraagt honend, of dat tegenwoordig mode is: thee bij de preek?
‘Zijn we nu allen samen? We kunnen nog net een poos buiten zitten en kinders, morgen is 't uit. We gaan weer naar huis, en - aan 't werk. Je zoudt kunnen zeggen: van de hoogte naar de vlakte. We weten langzamerhand wat dat beteekent. God zet ons weer daar, waar onze eigen plaats is. Daàr moeten we bloeien, ook al is daar soms wat veel schaduw, en de omgeving niet bepaald mooi. 'k Weet wel, dat mijn groote meisjes 't liefst dáar zijn waar 't mooi en prettig is, waar ze zich gelukkig voelen, waar hunne krachten gevierd worden, in plaats van gebruikt. Daar, waar smaak en weelde is (en dat is er tegenwoordig veel) en, waar ‘bijzondere menschen’ zijn.
Wat dichtbij ligt, wordt vaak vergeten! Daar is ook geen tijd voor; en, - 't is te gewòon meestal. En hoe vonden jelui het nu hier met die heel gewone menschen op de boerderij?
Hebben we hier niet geleerd, dat er zoo van die gewone menschen en dingen zijn op vergeten plekjes soms, waar het heerlijk rusten is? Vooral in déze tijden? 't Is daar stil en goed, en bij het heengaan vragen we onszelf af: ‘Wat was hier, wat me soms zoo klein en stil maakte?
Ik heb mezelf weer, en - 't is of God nu heel dichtbij is, of 'k nu de eeuwigheid voel, en erin gelooven kàn.
't Is of Hij me hier zegt: ‘Ga terug, naar de gewòne dingen en zeg niet: ‘Op deze plaats komen mijne gaven niet ten goede,’ omdat ge het zelf zoo graag anders hebt.
Ge weet immers niet vooruit, wat Ik zaaien zal op deze plaats? Ik weet alleen, wie Ik er op zet.
Werk, en wees getrouw aan Mijne opdracht. Zou het zoo niet het beste zijn? vraagt moeder met een stille stem.
De zon was langzaam ondergegaan, en 't luisterende troepje is als eén met den langzaam verglijdenden oranjebal, die zich overgeeft aan den wijden horizon, om na te laten dien zachten glans, die is, als eene blijvende belofte van wat is.