De witte duif
door Tine Cool
DE witte duif bezig is. Voor een dakje met verregende pannen zijn sierlijk lijfje aan het bewegen is, de veeren nagekeken, van voren en op den rug, de staart ook; zelfs onder de wiek, hoog opgelicht houdend, komt het snaveltje, zoekend.
Sneeuw valt er tusschen de regen door, witter dan de duif, maar hij geeft er niet om, onverpoosd bezig, siert hij zich op voor het voorjaar dat komt.
Nu, netjes klaar, zit hij fijntjes en smal, ook teer op de lijst van het kippenhok en de boomen met de zwellende knoppen de achtergrond zijn in de grijze, vochtige lucht.
Zal er nu strakjes het roepen komen, dat verlangende roepen, waar geen einde aan zal wezen, niet den heelen zomer?
Hij zit te luisteren en te wachten.
Daar, heel voorzichtig en van veraf even in mijn kamer is, even maar, dat weemoedig geluid waarvoor zich de winter verbergen gaat.