al loopende. Ongemeen vlug zijn ze ter been en al trippend en rap vootrschietend over den grond vallen zij nu eens naar links, dan weer rechts uit, wanneer buit binnen hun bereik komt. Treffend is hun besluitvaardigheid, het vermogen om het preciese moment te kiezen om toe te grijpen. Er zijn dan ook weinig vogels, die op vaardiger en eleganter wijze de jacht beoefenen. Overal kan men ze jagend tegenkomen, langs de wegen, in de weide, op de akkers. Heel vrijpostig, zich niet om den mensch bekommerend, loopen zij achter de ploeg of veldarbeid verrichtende menschen. De buit, die deze laatsten aan het daglicht brengen of uit de schuilsteeën wegjagen, is de oorzaak, dat de witte kwikstaart zich zoo gaarne in hun nabijheid ophoudt.
Maar levendig is de kwikstaart altijd, hetzij hij insecten boven de akkerkluiten wegsnapt, hetzij hij op volhardende wijze roofvogels achtervolgt, hetzij hij in het luchtruim stoeiend achter genoote of makkers aanvliegt. Dat vliegen van den vogel is ook allerbekoorlijkst; met pittige schokjes en prachtige golflijnen - nu eens met grooter, dan weer bescheidener dalingen en heffingen - rept hij zich onder den hemel voort als een wonder van schoonheid. Maar toch het meest ziet ge hem voedsel-vergârend bezig, bij voorkeur - al past de witte kwikstaart zich overal aan - in de nabijheid van water, waar hij een razzia houdt op insecten. Zoo licht is onze ranke vogeltje, dat het, vlug zich voortreppend over den kroosdeken van sloot of vaart, hier niet eens doorheen zakt.
Ook zijn nest bouwt het akkermannetje graag in de nabijheid van water, al kan je het overigens op alle mogelijke plaatsen aantreffen. Wij vonden het als jongens vroeger veel in de gaten van den z.g. ‘ringdijk’ van de Zwette, de vaart van Leeuwarden naar Sneek. Maar ook allerlei andere holten neemt hij voor lief; zelfs nestelt hij wel naar den trant der musschen onder de dakpannen, wat ik koolmeezen ook wel eens heb zien doen. Ook wordt het wel eens in struikgewas en geboomte aangebracht, in riet- en turfhoopen, ja, waar niet al. Een bepaald keurig nestbouwer is de kwikstaart over het algemeen niet; op dit punt neemt hij dikwijls dezelfde allures van slordigheid aan als de musschen. Kenmerkend zijn veelal voor den nestbouw de groote quanta materiaal, die hij noodig heeft. Halmen van stroo en gras, dunne twijgjes, worteltjes, ook wel mos en dor blad, dienen voor de samenstelling. Voor het binnenwerk worden meestal dunnere sprietjes,