De drie kemphaantjes

Een lied op de toverlantaaren.

Op een aardige wys.

Hier kom ik al aan te stryke,
Heb gy zin en wilt gy kyken,
Hier in deeze gaat mooi plaats,
En hoe moye staat die moye tulpe en moi Roos,
Toverlantaren in fraai korious.

Hier kunt’ gy zien een vertoning,
De byje de swerver die geven de honing,

[p. 78]

 

De boer die krygt het was zo net.

 

Zoo fraai van pas het is het beste wat ik verkoos,

 

Toverlantaren fraai korious.

 

 

 

Hier kan gy zien een ander blyden,

 

De Moriane ziene moye schazen ryje,

 

Hoe dat zy na malkaar ryje algaar

 

Boer en boerinne en de matroos,

 

Toverlantaren en fraai korious.

 

 

 

Hier kent gy zien ik durf het niet zeggen,

 

Een moije myd by een Jongman leggen,

 

Maar al wat zy doen getast en gezoen,

 

Maar gy moet ’er niet worden om boos,

 

Toverlantaarn fraai karious.

 

 

 

Nu zal ik gaan myn lied besluiten,

 

Het kost niet veel geld het kost maar agt duyten

 

Het is die mamesel soo net frai soo frai soo wel

 

Het is ter nog een uyt de ouwe doos,

 

Toverlantaren en fraai karious.