De drie kemphaantjes(1784)–Anoniem Drie kemphaantjes, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De beklaagende minnaar. Op een aangenaame wys. 1 Adieu dan Vaderland en vrinden Ik moet na zee, Adieu zoet lief die ik beminden; Die ik met lust Soo dikmaals heb gekust. 2 Ik weet Jongmans u soete woorden, U lief gelaat, Die een jonge Maagd haar hart bekoorden, Ik blyf in getraan, Gy moet na Indiaan. 3 Ach Ach hoe zuur valt my dit scheiden Dat ik van u, [pagina 23] [p. 23] Van myn waarde zielsvoogdes moet leiden, Hemel wat verdriet, Ik moet en ik kan niet. 4 Daarom minnaar houd op van klaagen, ’k Weet dat gy moet Op de Zee u jong leven waagen, Denkt ’t woord van myn, God zal u Trooster zyn. 5 Gy zyt de schoonste Lief op de aarde, Myn waarde Pand, Wy zulle samen Trouw aanvaarde, Zoo dra ik kom aan ’t Land, Houd u dog maar constant. 6 ô minnaar wilt dog niet treurig weezen Blyft myn getrouw, Daar voor zal ik dood nog baaren vree- zen, ’k Geef myn regter hand Myn bloed voor u te pand. 7 Ik zal het jawoord wel onthouwen, Myn lieve Lam, Wy zullen met elkander trouwen. ’k Heb n handschrift zoet, Geschreeven met myn bloed. 8 Adieu zoet Lief myn uitgeleezen, Voor ’t laast vaerwel, ô schrik om u ben ik vol vreezen, Voor ’t laatst vaarwel, Adieu schoon Isabel [pagina 24] [p. 24] 9 Nog eens een kusje voor het leste Bewaar u blom, Dat is voor u het allerbeste, Bewaar uw blom, Tot dat ik weder kom. Vorige Volgende