Drie schandaleuse spelen
(1937)–Anoniem Drie schandaleuse spelen– Auteursrecht onbekendVII. Een spel van twee sotten33. Kort daarop zou de MariacransGa naar voetnoot(79), zooals elk jaar, op St. Michielsdag (29 Sept.) een tafelspel opvoeren ter eere van de Brusselsche magistraat.Ga naar voetnoot(80) Daar het zottenfeest eveneens op dezen datum viel, koos de officieele kamer ditmaal Een Spel van twee Sotten, een stukje uit hare verzameling, dat sinds lang niet meer vertoond wasGa naar voetnoot(81) en waarvan de inhoud zoowat als volgt luidt: 't Is vastenavond en den geboren sot wil, in ruil voor ‘lecker dinck’, den koning een geschenk aanbieden, maar hij is bang voor den gemaicten sot, die te vergeefs van den milddadige tracht te weten te komen wie hij is, hoe hij heet. hoe zijn ouders heeten, waar hij woont, wat zijn vader en zijn moeder voor bedrijf uitoefenen en hem dan ook eindelijk bedreigt met... een musch. Hierop verklaart den geboren sot (hij ziet de musch inderdaad voor den bietebauw aan!), dat hij den koning ‘steenen’ wil schenken. Dit keer moet den gemaicten sot zich geweldig inspannen om uit te vorschen, uit welke steenen het present zal bestaan. Nadat hij ten slotte de verzekering heeft gegeven, dat de koning den geboren sot niet zal slaan, spreekt deze een werkelijk zeer zotten groet uit (hij groet n.l. ook zichzelf) en laat zijn gift zien: hostiën! Daar hij evenwel voor dergelijke steenen, welker lof hij in- | |
[pagina XXIII]
| |
tusschen op zijn manier uitbazuint, geen ‘lecker dinck’ ontvangt, blaast hij den aftocht, zijn hoedje lichtend en goedenavondzeggend.Ga naar voetnoot(82) 34. Hoe onschuldig ook werd dit stukje, overigens uitmuntend in opzicht van captatio benevolentiae, evenwichtigheid en verrukkelijk gekeuvel, door eenige priesters kwalijk genomenGa naar voetnoot(83), met het gevolg dat de twee vertolkers vóór den procureur-generaal hadden te verschijnen, samen met den facteur van den Crans en nog twee andere personen (7 Sept. 1559). Aldus vernemen we (nemine contradicente) hoe een der spelers, de 27-jarige schoenmaker Hans Leers, begin Juli 1559, in een herberg aan de Brusselsche vischmarkt, eenige (door hemzelf gemaakte?) refreinen aan 't voordragen was, toen een hem onbekend jongmensch, afkomstig uit Mechelen of Lier, hem vroeg, die te verwisselen tegen een spel van twee personages.Ga naar voetnoot(84) Leers nam het voorstel aan en overhandigde nu het stukje aan den 30-jarigen legwerker Hobosch, den anderen speler, die het genoeglijk vond en het liet rolleeren, voor 2 stuivers, door een 18-jarigen misdienaar van de Zavelkerk.Ga naar voetnoot(85) Daarop stond de facteur van 't Mariacransken aan de twee rederijkers toe, het spel te leeren. Het stukje (85bis), reeds in 1519 en later (tweemaal in aanwezigheid van wijlen Merten Coels, pastoor van St. Gudula, † 1556) opgevoerd, n.l. door den thans 62-jarigen Pauwel TielmanGa naar voetnoot(86) , is, ten minste volgens Franchoys van Ballaer, | |
[pagina XXIV]
| |
den facteur, geenszins in strijd met de kerk, wel integendeel, want het exalteert de hostie, vooral met de woorden: Ghij seeght seker was etc. Nooit zou hij trouwens het stukje hebben laten spelen, indien hij geweten had, dat het aanstoot had kunnen geven. Overigens staat hij in voor de rechtgeloovigheid zijner Kamer.Ga naar voetnoot(87) 35. O.d. is er tegenspraak in de verklaringen. Volgens den facteur, immers, hebben de twee personages en de gezellen hem verklaard, dat het stukje te allen tijde in de Kamer is geweest; tevens beweert hij, dat de spelers hun rol hebben geleerd buiten zijn weten om.Ga naar voetnoot(88) . In elk geval schijnen de zgn. zoo pas uitgeschreven rollen heel wat ouder te zijn (testibus beduimeldheid, schrift, verbeteringen in een andere hand en inkt); bovendien komen ze niet overeen met de korte beschrijving ervan: die van den gemaicten sot heeft inderdaad geen titel en is aan 't begin en aan 't slot onvolledig; tevens ontbreekt de passus (door wien uitgesproken?), waarop de facteur zoozeer den nadruk legt en die het geheel schootvrij moet maken.Ga naar voetnoot(89) Ten slotte zoekt men vruchteloos naar eenige aanstootelijkheid Men vergete immers niet, dat hier zotten (één is zelfs een geboren zot) aan 't woord zijn en dan nog wel op hun jaarlijksch zottenfeest.Ga naar voetnoot(90) Dit nog: vroeger hebben de priesters nooit graten gevonden in dit boeiend vastenavondspelletjeGa naar voetnoot(91), over welks dichter en streek van herkomst geen enkele aanwijzing, helaas, voorhanden schijnt.Ga naar voetnoot(92) |
|