Drie schandaleuse spelen
(1937)–Anoniem Drie schandaleuse spelen– Auteursrecht onbekendVI. De beruoete broers22. Op Woensdag, 5 April 1559, omstreeks 10 uur 's voormiddags, kwamen herauten en trompetters, eerst vóór het Hof en daarna op de pui van het stadhuis, den eeuwigen vrede uitroepen, drie dagen te voren te Le Câteau-Cambrésis gesloten tusschen Philips II en den koning van Frankrijk.Ga naar voetnoot(47) Daags nadien liet de stadsregeering eveneens ‘ter grooter puyen’ afkondigen, dat ambachten, gilden en wijken ‘jn | |||||||
[pagina XVI]
| |||||||
teecken van blyschape souden vieren nv jn Sondaege naestcommende ende continueren maendach ende dysendach / te beghinnen telcken des auonts vanden acht vren tot elff vren / daer toe te winnen souden staen’ 16 prijzen of samen 36 hamelen en 160 gelten wijn! En de vroede vaderen vervolgden: ‘Jtem zoe wie opde voirscreuen drije naestcommende auonden spelen sal die schoonste genoechelycxste ende blyste esbattementen / behoudelyck dat sij zonder schimp oft vilonie sal hebben voer den hoogsten prijs drije hamelen xij gelten wyns Jtem voer den tweesten prijs twee hamelen x gelten Jtem voer den derden prijs eenen hamel viij gelten wijns [Fol. 492v] Jtem voer de beste prologhe den peijse aengaende die gespelt sal worden die zal hebben voer den
Jtem hier en bouen die ghene die nyet gewonnen en sullen hebben ennige vanden voirscreuen prijsen sullen nochtans die vander stadt weegen daeraff versien wordden na aduenant gelyck de facteur dat ouerbringen sal / ende byden rintmeesteren sal worden geordineert Alle welcke prijsen selen byden ghenen die de zelue winnen eerlyck minnelyck ende vredelyck met malcanderen wordden vertheert /’Ga naar voetnoot(48) 23. Den handschoen oprapend kwam een der drie Brusselsche rederijkerskamers, de ca. 1480 opgerichte Corenbloem, op 9, 10 of 11 April '59 voor den dag met het h.i. zeer lachwekkende kluchtje (een dertienavondspel?) van de beruoete broers, dat ongeveer den volgenden inhoud heeft:Ga naar voetnoot(49) | |||||||
[pagina XVII]
| |||||||
24. Hans Goctbloet, de kruier, die er in zijn jeugd van gedroomd had, eens een Minderbroeder te mogen worden, is nu echter gezegend met... een achttal kinderen, die honger lijden. Op zekeren morgen rijdt hij, luid zingend, met zijn kruiwagen voorbij het Minderbroedersklooster en bereikt, na een scheldpartijtje met den gardiaan, wegens zijn lawaai, eindelijk de markt. Hier verzoekt hem een edelman, Milt van Herten, spijs en drank naar het vermelde convent te voeren en den kloosteroverste eventjes ervan te verwittigen dat hij, de schenker, nog denzelfden middag bij de ‘bervoete broeders’ zal komen eten. Hans evenwel kruit, ditmaal geluidloos, de weelderige proviand naar zijn eigen huis en houdt er met zijn wederhelft en zijn acht barrevoeters een koninklijk maal, waaraan heildronken en zang allerminst ontbreken. Inmiddels begeeft Milt van Herten zich naar 't klooster, doch aldaar vernemende, dat Hans hem gefopt heeft, gaat hij met den gardiaan bij den bedrieger. De gardiaan kastijdt nu Goetbloet terdege en geraakt eindelijk met hem slaags. Hierop begint de vrouw de vechters te begieten, doch gelukkig komt de baljuw tusschenbeide en thans wordt alles duidelijk: Hans heeft bij ‘barvoete broers’ aan zijn eigen berooide en uitgehongerde kinderen gedacht; zie: daar zijn ze alle acht! De baljuw geeft den sukkel geen ongelijk en de gardiaan schenkt den ‘boef’ vergiffenis. Om te sluiten zetten Hans en zijn vrouw de toehoorders aan tot barmhartigheid jegens de armen, ten einde aldus Gods gratie te verkrijgen.Ga naar voetnoot(50) 25. Aan dit stukje nu kende de stadsregeering den eersten prijs toe (3 hamelen en 16 gelten wijns)Ga naar voetnoot(51): het productje | |||||||
[pagina XVIII]
| |||||||
biedt inderdaad veel afwisseling aan (twee liederen, geroep, gedreig, een smulpartijtje, een ongewoon gevecht, wat water ter bekoeling, de justitie enz.), is bovendien rijk aan geestige zetten en toespelingen en ontroert in hooge mate door de onverwachte ontknooping: het hongerend proletariërsgezin beweegt zoowel den man van het gerecht (een voorlooper van President Magnaud) als den bestolen monnik tot vergiffenis, terwijl de eveneens gefopte edelman zwijgt en... toestemt, al te gelukkig, er onbegoten af te komen. 26. Nochtans werd er na de vertooning verteld, misschien door minder begunstigde mededingersGa naar voetnoot(52) , dat het esbatement gespeeld was tot ‘derisie’ der MinderbroedersGa naar voetnoot(53) en er werd zelfs bijgevoegd, dat men er een sermoen in gehouden had tegen de kerk en tevens een beroep had gedaan op een niet-medespeler om te beslissen, aan wien de proviand het best diende besteed.Ga naar voetnoot(54) Die praatjes bewerkten, dat een Franciscaner in zijn preeken de tooneelspelers - volgens hem legwerkers - geducht over den hekel haalde, hen o.a. voor rabauwen scheldende.Ga naar voetnoot(55) 27. Een en ander noopte er als het ware de Corenbloem toe, bij gelegenheid van 't verteren of verdrinken van haar prijs,Ga naar voetnoot(56) het op de tong rijdende spelletje nog eens op te voeren,Ga naar voetnoot(57) doch ditmaal met een gebroken proloog, waarin aangetoond wordt, dat de legwerkers hoegenaamd geen aandeel namen in de vorige vertolking, welke overigens zeker niet ten doel had, de eer van wien ook aan te tasten.Ga naar voetnoot(58) 28. De reprise had plaats op 21 September, 's avonds, ter | |||||||
[pagina XIX]
| |||||||
Groote Markt.Ga naar voetnoot(59) Van een sermoen of een beroep op een toehoorder geen spoor!Ga naar voetnoot(60) Ook ditmaal gelach bij de toeschouwers, van wie slechts zeer enkelen zich geschandaliseerd gevoelden.Ga naar voetnoot(61) . In een naproloog van 4 regels werd trouwens door den onderbreker uit den proloog uitdrukkelijk verzekerd, dat met niemand de spot gedreven was.Ga naar voetnoot(62) 29. Desalniettemin kwam er reactie en de procureur-generaal verhoorde (op bevel van Granvelle)Ga naar voetnoot(63) achtereenvolgens negen deponenten: vijf ten laste (Jan Knyff, Minderbroeder; Jakob Cammaert, kanunnik; Peter van Alderen, Minderbroeder; Franchois Kerremans, beddeverkooper en Cornelius Svolders, kapelaan van St. Gudula)Ga naar voetnoot(64) en vier ter ontlasting (Anthonis Coppens, facteur van de Corenbloem; Jan de Knibbere en Hans Ballaer, tooneelspelers; Frans van Ballaer, facteur van den Mariacrans).Ga naar voetnoot(65) Dank zij deze interrbgatoria (volledig? van 4 spelers ontbreekt het verhoor) bezitten we een unicum, drie eeuwen vooruitloopend op R. Brownings The Ring and the Book: vier getuigen vertellen, elk op zijn manier, het stukje na, aan hun resumé resp. paraphrase allerlei beschouwingen en gegevens vastknoopende. Hoe typisch b.v. de mededeeling van den kanunnik, dat hij de toehoorders niet kende en dat zij, die bij hem stonden, zeer lachten! Den proloog anderzijds vindt hij slecht en zonder geest, zoodat hij er niets van onthouden heeft enz.Ga naar voetnoot(66) | |||||||
[pagina XX]
| |||||||
30. Het spel intusschen wordt pikant geacht, maar schijnt tegen de Minderbroeders gericht en hoefde in elk geval niet gespeeld.Ga naar voetnoot(67) Door dergelijke voorstellingen immers wordt de godsdienst gesmaad, de Almogende vernederd en de mildheid der goede burgers in 't gedrang gebracht. Reeds wordt den bedelenden monniken geantwoord, dat de schenkers hun aalmoezen maar liever aan de ware barrevoeters zullen overmaken, met het gevolg dat de geestelijken, aldus der verachting prijsgegeven, spijt al hun gepreek geen vat meer hebben op de geloovigen.Ga naar voetnoot(68) . 31. Tegenover deze bezwaren wordt door de getuigen ter ontlasting eensgezind verklaard, dat het bij hun weten niets kwaads bevattende stukje alleen lachwekkend is en dat zij het nooit hadden helpen opvoeren, indien zij te voren vermoed hadden, dat het aanstoot had kunnen geven.Ga naar voetnoot(69) Ook vernemen we, dat de tekst eigenlijk maar een door Jan de Knubber vervaardigde copia copiae is;Ga naar voetnoot(70) dat het voorbeeld in een oud boek geschreven stond, ‘by nae van outheyt heel versleten’ en toebehoorende aan den 70-jarigen Niclaas Rombouts, sinds 50 jaar lid van de Corenbloem;Ga naar voetnoot(71) dat niemand den facteur van het stukje kent, al weet men, dat het lang geleden te Antwerpen werd gespeeld en waarschijnlijk in die | |||||||
[pagina XXI]
| |||||||
stad ontstond.Ga naar voetnoot(72) Proloog en naproloog, daarentegen, zijn van de hand van Frans van Ballaer, weleer (17 jaar lang) facteur en stadspijper te Lier, nu stadsdichter van Brussel en tevens facteur van den Mariacrans aldaar.Ga naar voetnoot(73) 32. Hoe dit ook zij, vast staat dat de term balliu, alleen in Vlaanderen gebezigdGa naar voetnoot(74) , het oude Brabant uitsluit als streek van herkomst van ons stukje, dat overigens geen Brusselsche realia of woorden bevatGa naar voetnoot(75) en misschien oorspronkelijk te Gent thuis hoort.Ga naar voetnoot(76) Anderzijds is het toch duidelijk, dat we hier met een aanval tegen de bedelorden en meer in 't bijzonder tegen de alles behalve populaire MinderbroedersGa naar voetnoot(77) te doen hebben: de toeschouwers worden er | |||||||
[pagina XXII]
| |||||||
immers toe aangezet, hun aalmoezen regelrecht aan de armen te geven, een niet vergeefsche aansporing, zooals de aangevallenen reeds tot hun groote schade ondervondenGa naar voetnoot(78) )Eindelijk mag het op zijn minst vrij suspect heeten dat de ontvreemding, die Hans pleegt ten nadeele van adel en geestelijkheid, door den hoogsten vertegenwoordiger der wet in 't openbaar wordt vergoelijkt en door de stadsregeering met de eerste premie bekroond! |
|