De Achttiende Eeuw. Jaargang 42
(2010)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |||||||||||||||
Frans Hemsterhuis - een onderzoeksbericht, 1990-2010
| |||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||
Franse taal geschreven), twee themanummers van het tijdschrift Westfalen en twee omvangrijke bronnenpublicaties. In de afgelopen twee decennia was er wederom een hernieuwde aandacht voor Hemsterhuis. In deze bijdrage zal ik een overzicht bieden van de resultaten van deze jongste Hemsterhuis-‘golf’. Afb. 1. Portret van Hemsterhuis (uit: Hemsterhuis, Oeuvres philosophiques, t. III, ed. L.S.P. Meyboom, Leeuwarden 1850).
| |||||||||||||||
Een dubbelcongres en twee professorenDe aanleiding voor de hernieuwde aandacht voor Hemsterhuis was duidelijk: bij de 200ste sterfdag werd een dubbelcongres gehouden, te Leiden en te Münster, in november-december 1991. De bijdragen verschenen gebundeld in 1995: Frans Hemsterhuis (1721-1790). Quellen, Philosophie und Rezeption, onder redactie van M.F. Fresco e.a. De ‘Leidse’ bijdragen behelzen ‘Hemsterhuis's background and his philosophy’. Ze behandelen zijn filosofie vanuit verschillende aspecten: de klassiek Griekse achtergrond meegekregen van zijn vader Tiberius, platonisme, stoïcisme, materialisme, wiskunde, optica, esthetica en ethiek. De bijdragen uit Münster omvatten het tweede gedeelte van de bundel: ‘Hemsterhuis in Deutschland und seine Rezeption’. Zij behandelen onder andere de doorwerking bij Herder, Hamann, Jacobi, Goethe, Hölderlin en Schleiermacher. Over de receptie in Nederland gedurende de eerste helft van de 19de eeuw schreef M.R. Wielema een bijdrage, met nadruk op Van Heusde en op de zo genoemde Groninger richting binnen de theologie. Eén van de stuwende krachten achter beide congressen en achter deze bundel was Michael J. Petry, hoogleraar filosofie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Hoewel Engelsman van geboorte en gespecialiseerd in Hegel verkreeg de Nederlandse filosofie steeds meer zijn belangstelling en hij ontpopte zich als een belangrijk stimulator voor historisch onderzoek naar de Nederlandse filosofie. Het meest tastbaar daarvan is een 21-delige serie Geschiedenis van de | |||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||
wijsbegeerte in Nederland met bloemlezingen van primaire teksten zo nodig in vertaling, verschenen bij Ambo in de jaren 1986-1993. Zelf had Petry het deel over Hemsterhuis verzorgd, Waarneming en werkelijkheid (1990), met daarin opgenomen een integrale vertaling van de dialoog Aristée. De kwaliteit van deze Hemsterhuis-vertaling werd echter hard bekritiseerd door Marcel F. Fresco (geb. 1925), bijzonder hoogleraar filosofie te Leiden: Petry had zijn hand overspeeld, want zijn kennis voor de ontvangende Nederlandse taal was onvoldoende en zijn toegevoegde commentaar te overdadig.Ga naar voetnoot3 Tussen Petry en Fresco kon geen verdere samenwerking meer tot stand komen, zoals eerder in de aanloop van het dubbelcongres. Naar opleiding is Fresco een classicus en hij had eerder een boek geschreven over Socrates als filosoof. Vanuit dit specialisme kon hij onderzoek verrichten naar de klassieke achtergrond van Hemsterhuis. Een dankbaar thema, want Frans Hemsterhuis was de zoon van Tiberius Hemsterhuis (1685-1766), hoogleraar Grieks eerst te Franeker en later te Leiden, van wie hij de liefde voor het oude Griekenland van jongs af aan had meegekregen. Vanaf 1990 kon Fresco een reeks van artikelen schrijven, met als zwaartepunten: Hemsterhuis' relatie met de Oudheid en met het spinozisme, het literaire karakter van zijn werk in het algemeen en van de dialoog Simon ou les facultés de l'âme in het bijzonder.Ga naar voetnoot4 | |||||||||||||||
Een teksteditie en vertaald in vier talenGelouterd en met veel enthousiasme zette Petry zich aan zijn grote Hemsterhuisproject: een nieuwe teksteditie van de Oeuvres philosophiques in combinatie met een integrale Nederlandse vertaling. Voor de vertaling zocht hij adequate assistentie. Deze vond hij in drie van zijn HOVO-studenten: Louis E. Hoffman, Gerrit van der Meer en Albert Willemsen, alle drie dankzij hun arbeidsverleden toegerust met een gedegen kennis van de Franse taal. Zij maakten gezamenlijk in vele sessies onder leiding van Petry de vertaling, terwijl Petry zelf werkte aan de Franse teksteditie, de inleiding en annotatie. In 2001 verscheen het 867 pagina's dikke boek met als titel Wijsgerige werken. Het was een prestatie van formaat: de eerste teksteditie sinds 1850, parallel afgedrukt met de eerste volledige Nederlandse vertaling überhaupt. Bovendien bevatte het boek enkele niet eerder uitgegeven kleinere traktaten en een selectie uit de omvangrijke briefwisseling met de prinses. | |||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||
Bij deze teksteditie kunnen echter twee kritische kanttekeningen worden geplaatst. De eerste betreft de modernisering van de oorspronkelijke Franse tekst naar spelling, gebruik van accenten en interpunctie. Op zich is daar niets op tegen, maar in het commentaar somt Petry allerlei varianten uit de originele handschriften op, waarmee de indruk wordt gewekt dat het hier gaat om een min of meer kritische teksteditie. Dat is echter niet het geval. Want lang niet alle varianten uit de handschriften of andere edities worden vermeld en opmerkelijk genoeg kan het zijn dat belangrijke varianten verzwegen worden. Deze eerste kanttekening wordt nog versterkt door de tweede die er te maken valt. Bij de tekstoverlevering van de dialoog Simon ou des facultés de l'âme heeft Petry een belangrijke ontdekking verwerkt. Uit de correspondentie blijkt dat Hemsterhuis deze tekst voltooide in 1779-1780. Maar enkele jaren later, in 1783, kwam hij met een tweede, meer uitgebreide versie die, zo schreef hij aan de prinses, hij veel beter achtte. Het is deze tweede versie die door Petry geëditeerd en vertaald is. Maar op deze keuze valt veel af te dingen. Hemsterhuis heeft bij leven de Simon weliswaar nooit laten drukken, maar hij liet deze wel breed in handschrift circuleren, echter in de eerste versie. Vooral in Duitsland maakte deze dialoog veel indruk en de eerste versie werd ook in vertaling opgenomen in de Vermischte philosophische Schriften, die al in 1782 - weliswaar geheel buiten Hemsterhuis om - verschenen. Met andere woorden: de ‘betere’ tweede versie, nu voor het eerst gepresenteerd, staat geheel buiten de invloedrijke teksttraditie van deze dialoog! De suggestie van een kritische editie wordt dus met het presenteren van deze tweede versie van de Simon versterkt. Maar omdat een kritisch apparaat ontbreekt en daarmee ook elk overzicht in de verschillen met de eerste versie, kan men moeilijk voor het raadplegen van de Simon deze editie aanbevelen. Bij de Lettre sur l'athéisme, al even invloedrijk en eveneens in twee auteursversies overgeleverd, heeft Petry het probleem vermeden door beide versies afzonderlijk op te nemen. De presentatie van de Wijsgerige werken in september 2001 werd groots aangepakt. Dit kon mede omdat in het kielzog van Petry gewerkt werd aan een Italiaanse vertaling door Claudia Melica: Opere. Daarbij volgde Melica de volgorde en de tekstkeuzes van Petry. De presentatie van beide boeken vormden de aanleiding voor een congres in Leeuwarden, georganiseerd door de Fryske Akademy aldaar in samenwerking met het Instituto Italiano per gli Studi Filosofici te Napels. Voorts bewerkte Petry dat de lokale televisie, Omrop Fryslân, een tweedelige documentaire over Hemsterhuis maakte onder de titel De Fryske Sokrates, die ook door de nationale zenders werd | |||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||
uitgezonden. Bovendien werd nog een derde boek gepresenteerd, Bibliotheca hemsterhusiana, samengesteld door schrijver dezes, waarin de boekencollectie van vader en zoon Hemsterhuis wordt beschreven. Daardoor is het gemakkelijker geworden om belangrijke bronnen voor de filologische arbeid van Tiberius en voor het filosofisch werk van Frans te traceren. Geheel los van het gezamenlijk opwerken van Petry en Melica staan enkele boekpublicaties in het verre buitenland. Bij de universiteit van Valencia verscheen een vertaling van twee werken in de Spaanse taal en in Brazilië een bloemlezing van enkele werken van Hemsterhuis in Portugese vertaling.Ga naar voetnoot5 Eerder verscheen er in Frankrijk een moderne editie van de Lettre sur la sculpture en in Italië een vertaling van ditzelfde werk.Ga naar voetnoot6 | |||||||||||||||
Een proefschriftInmiddels was een proefschrift geschreven onder de supervisie van Petry en verdedigd aan de Universiteit van Amsterdam door Peter Sonderen: Het sculpturale denken: De esthetica van Frans Hemsterhuis (2000). De centrale these van dit boek is dat bij Hemsterhuis ‘filosofie en kunst op een bijzondere wijze met elkaar communiceren’ en dat zijn visie op kunst door ‘het beeldhouwwerk zijn denken nadrukkelijk in een bepaalde richting gedreven [heeft], en andersom’.Ga naar voetnoot7 Anders gezegd, zijn gedachten over beeldhouwkunst hebben zijn filosofisch werk in belangrijke mate gevormd; in dit proefschrift wordt dit samengevat tot de woordcombinatie het sculpturale denken. Een eerste bevestiging biedt de chronologische lijst van Hemsterhuis' geschriften, die begint met twee boekwerkjes over kunst, de eerste vooral beschrijvend (Lettre sur une pierre antique, 1762), maar de tweede al helemaal bespiegelend (Lettre sur la sculpture, 1769). Sonderen beschrijft welke componenten tot dit sculpturale denken behoren. Centraal staat daarbij de befaamde definitie voor het schone zoals Hemsterhuis die herhaaldelijk formuleerde: het grootst mogelijke aantal denkbeelden in de kortst mogelijke tijd. Eenheid in verscheidenheid dus, maar vervat binnen het aspect tijd. Dit laatste is niet alleen als constitutief beginsel nieuw binnen de achttiende-eeuwse esthetica, maar leidt ook breder naar de gehele filosofie. Sonderen laat zien hoe vanuit het sculpturale denken de aandacht wordt gelegd op de tast en op het gevoel, op | |||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||
de schets en op de contour. Met deze visuele reductie komt de nadruk te liggen op de vorm en niet op de inhoud; details (verscheidenheid) zoals ornamenten en iconografische voorschriften rond passies worden secundair en moeten het geheel (de eenheid) ondersteunen. Dit alles onderbouwt Hemsterhuis met ervaring en experimenten, waardoor hij de esthetische ervaring laat aansluiten op de newtoniaanse, proefondervindelijke wijsbegeerte van zijn dagen. De visuele reductie bewerkt tevens dat de kijker het kunstwerk met een subjectieve inbreng moet aanvullen en voltooien, terwijl de kunstenaar als het ware het verlangen naar het sculpturale gevoel dient op te roepen. Het kunstwerk behoort meer te bewerkstelligen dan het vaardig zichtbaar of hoorbaar maken van een tafereel. Dit gevoelen, dit streven naar eenheid met een subjectieve inbreng, maakte dat het gedachtegoed van Hemsterhuis ‘diepe sporen zou achterlaten in de Duitse Romantiek, vooral bij Novalis’.Ga naar voetnoot8 Van opleiding is Sonderen een kunsthistoricus en in dit boek wordt Hemsterhuis op allerlei manieren in een kunsthistorisch perspectief geplaatst. Maar Sonderen laat tevens zien hoe Hemsterhuis met de psychologisering van de esthetische ervaring de metafysica binnentreedt, hoe hij daarmee enerzijds veel verder gaat dan een beschrijvende weergave van kunstwerken door kunstkenners en hoe Hemsterhuis anderzijds de proefondervindelijke wijsbegeerte vanuit haar gangbare beperking tot de fysica weet aan te vullen met een sculpturale aanzet vanuit de esthetische ervaring. Bij dit alles maakt Sonderen intensief gebruik van archivalia, zoals de onuitgegeven brieven van Hemsterhuis. Dit leidt tot verrassende uitstapjes, bijvoorbeeld wanneer Hemsterhuis in december 1783 de eerste ballonvaart van de gebroeders Joseph en Etienne Montgolfier in Den Haag bijwoont en zijn beleving dan duidt in de termen van zijn schoonheidsformule. Een bijzonder rijk boek dus, maar de nadruk op de sculpturale aanzet van Hemsterhuis' denken kent zijn beperkingen. Bijvoorbeeld, de belangstelling van Hemsterhuis voor de visuele waarneming en daarmee samenhangend voor de beeldende kunsten is niet louter ingegeven door de esthetica; ze komt zeker ook voort uit studie van de optica binnen de newtoniaanse fysica, waarin Hemsterhuis geschoold was. Zo was Hemsterhuis altijd naarstig op zoek naar goede brillen en verrekijkers. Een andere beperking legt Sonderen zichzelf op wanneer hij komt te spreken over hoezeer de staatsvorm bepalend is voor de psychologische vermogens binnen een bepaalde tijdgeest: de voor de hand liggende vraag naar de politieke filosofie bij Hemsterhuis laat hij echter | |||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||
geheel liggen.Ga naar voetnoot9 Deze problematiek wordt nog spannender wanneer Sonderen iets verderop een citaat geeft waarin Hemsterhuis voor het komende tijdperk een ‘Aurore’ vanuit Duitsland verwacht, en dus niet vanuit Frankrijk of Engeland.Ga naar voetnoot10 Het sculpturale denken blijkt dus een sociaal-culturele of -politieke component te bezitten die in dit boek niet uitgewerkt wordt. Ten slotte, binnen de sculpturale context, rees bij mij de vraag naar het reliëf. Volgens Sonderen stond Hemsterhuis afwijzend tegenover deze ‘ingewikkelde manier van schilderen’, maar hoe valt dan zijn grote passie voor gesneden stenen te duiden? Zijn verzameling gemmen was fameus en zijn eerste geschrift bespreekt zo'n steen. Een rijk boek dus, geschreven vanuit Hemsterhuis' esthetische ervaring en gezet binnen een brede kunsthistorische ontwikkeling. De grote verdienste van Sonderen is dat hij de esthetische ervaring als een bouwsteen binnen het denken van Hemsterhuis plaatst. In een recensie stelt Fresco daarentegen dat het weliswaar terecht is om de Lettre sur la sculpture aldus naar voren te halen en te analyseren: ‘Maar het is niet een zo belangrijke sleutel voor Hemsterhuis' hele oeuvre’. Die rol kent Fresco eerder toe aan de Lettre sur les désirs, die ‘wel iets van een metafysische strekking [bezit], die platoniserende namelijk’.Ga naar voetnoot11 Het is alsof de kunsthistoricus en de classicus elk hun eigen aanknopingspunt bij Hemsterhuis vinden. Overigens, bij Petry - en in zijn kielzog ook bij Melica - valt de nadruk weer op de newtoniaanse achtergrond en op de optica bij Hemsterhuis.Ga naar voetnoot12 Zonder op dit punt een eindoordeel te willen vellen meen ik toch op grond van de nog niet uitgeven correspondentie dat Hemsterhuis zich goed had kunnen vinden in de interpretatie van Sonderen: ‘[...] la Lettre sur la Sculpture qui est pourtant la clêf en quelque façon des autres [= mes petits ouvrages]’; en: ‘Je suis curieux comment on a traité mes Desirs. Sans la Sculpture c'est une queu sans tête.’Ga naar voetnoot13 Afb. 2. Een pagina uit een door Hemsterhuis geschreven brief (Universitäts- und Landesbibliothek Münster, Gallitzin Nachlass 19; vgl. Hemsterhuis, Lettres à Diotime, 148-149).
| |||||||||||||||
De congresbundel van 2001De referaten van het te Leeuwarden gehouden congres verschenen gebundeld onder redactie van Melica en onder de titel: Hemsterhuis: A European | |||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||
philosopher rediscovered. Conform de beide gepresenteerde vertalingen waren de sprekers uit Nederland en Italië afkomstig. Hoewel de titel van de bundel misschien anders doet vermoeden, was de aanzienlijke invloed van Hemsterhuis naar Duitsland en in mindere mate naar Frankrijk geen thema van dit congres. De bijdragen geven een breed beeld van de filosofie van Hemsterhuis, over hoe zijn denken in de traditie staat. De eerste helft van de bundel behandelt hoe Hemsterhuis het kenvermogen en de daarmee verworven kennis beoordeelt. De eerste drie auteurs - G. D'Acunto, J.A. van Ruler en L. Spruit - bespreken hoe Hemsterhuis kiest voor een strak realisme, gedragen door empirisme en sensualisme in de lijn van het newtonianisme. Maar voor de verhouding tussen lichaam en geest zocht Hemsterhuis een aanvulling en dan is het opmerkelijk dat aan het slot van de ene bijdrage deze gevonden wordt in het aristotelisme (Spruit), terwijl een andere auteur een vorm van spinozisme herkent (Van Ruler). Een bijdrage over oneindigheid en deelbaarheid van de hand van A. Moretto is erg wiskundig en daarbij worden ondersteunende illustraties node gemist. De bijdrage van C. Melica bespreekt de opvattingen van Hemsterhuis inzake de astronomie en sluit prachtig aan op een volgende bijdrage van M. Cometa, waarin de invloedrijke - dat wil zeggen op de Duitse romantici - dialoog Alexis ou l'âge d'or besproken wordt en waarin getoond wordt hoe astronomische noties samengaan met metaforische en literaire thema's. Bij de eerste drie auteurs sluit L. Illetterati weer aan middels een opmerkelijke parallel met | |||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||
de fenomenologische methode van Heidegger inzake het gezichtsvermogen. Ook nu wordt erop gewezen dat Hemsterhuis naast de fysische projectie in het oog een aanvullende verwerking van de beelden door de ziel veronderstelt en dat hij daarmee kiest voor een empirisme dat essentieel anti-reductionistisch is. In de eerste helft van de bundel komt zo een samenhangend beeld naar voren van een kenleer die een kaal newtoniaans denken overstijgt en daarmee - al wordt dat hier niet uitgesproken - voor een volgende generatie romantici aantrekkelijk wordt. De tweede helft van de bundel bespreekt de verdere filosofische disciplines. Drie bijdragen gaan over de esthetica. E. Matassi wijst erop dat Hemsterhuis geen ruimte hierbij biedt voor het aspect van duur, waardoor alle nadruk op de visuele kunsten valt ten koste van bijvoorbeeld de muziek. Sonderen geeft een historisch overzicht rond de weergave van emoties: hoe de kunsten zich los maken van de cartesiaanse eis van wetenschappelijk verantwoord afbeelden, waarbij Hemsterhuis de overgang markeert naar een kunstopvatting die veel vrijer staat, zowel naar vorm als naar uitdrukkingsmogelijkheid. Veel minder positief over de innovatieve rol van Hemsterhuis is M. Mazzocut-Mis. Ook zij wijst op de enorme nadruk op het visuele en op de beperking tot schoonheid in één oogopslag, zoals geformuleerd in Hemsterhuis' ideaal van zoveel mogelijk indrukken in een zo kort mogelijke tijdspanne. Voorts zijn er bijdragen over de kentheorie (E. Tavani, maar helaas niet erg helder), de godsdienst (J. van Sluis), Hemsterhuis' brief over het fatalisme (door R. Bordoli toch wel wat ambitieus geplaatst in de lijn van Arminius), over het hoofdwerk Lettre sur l'homme et ses rapports, dat zeer fraai door G.J. Scheurwater als een soort vorstenspiegel wordt getekend, en tenslotte is er een instructieve bijdrage over Hemsterhuis' politieke opvattingen (I. Nijenhuis). Een aantal bijdragen van de Italiaanse auteurs werden eveneens gepresenteerd op een congres in Verona, 18 en 19 oktober 2002. De bijbehorende congresbundel verscheen in 2004 onder redactie van L. Illetterati en A. Moretto, Frans Hemsterhuis e la cultura filosofica europea fra settecento e ottocento; het is een geheel Italiaanstalige publicatie. | |||||||||||||||
De correspondentie met de prinsesVan groot belang voor het onderzoek naar Hemsterhuis is de onuitgegeven briefwisseling die hij in de jaren 1775-1790 voerde met zijn muze, prinses Gallitzin. Ruim 1000 brieven van Hemsterhuis aan haar zijn bewaard gebleven in verschillende bewaarplaatsen. Deze correspondentie is enorm belangrijk, | |||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||
niet alleen voor de filosofie van Hemsterhuis en zijn ontwikkeling, maar ook om zicht te krijgen op de ‘Kreis von Münster’ in haar beginjaren. Fresco verrichtte pionierswerk met het verzamelen van deze brieven en met de uitgave van een bloemlezing van 150 brieven: Lettres de Socrate à Diotime, in 2007 verschenen. Zo krijgen we bijvoorbeeld een goed inzicht in de voorgeschiedenis van de dialogen, die in samenspraak met de prinses ontstonden. Opmerkelijk is de lichtvoetige en vaak ironische toon die Hemsterhuis aanslaat, maar die uiteraard ontbreekt in zijn gepubliceerde geschriften. Voorts bieden de brieven een enorme hoeveelheid informatie over de politiek, juist in deze roerige jaren van de patriottentijd, beschreven vanuit de coulissen, want Hemsterhuis was bijzonder goed geïnformeerd dankzij zijn functie bij de Raad van State. De brieven zijn naar taalgebruik aangepast en rijk voorzien van annotatie.Ga naar voetnoot14 Echter, een steekproef leert dat er, bijna onvermijdelijk, wel enkele fouten zijn gemaakt bij de transcriptie. Bijvoorbeeld bij de transcriptie van een brief uit het voorjaar van 1776 is een alinea weggevallen, ‘Si j'avois à faire des recherches ... mal’, waarschijnlijk omdat de erop volgende alinea met dezelfde woorden begint. Bij de annotatie, met de identificatie van historische personen gaat het soms ook mis. Hemsterhuis geeft een ooggetuige-verslag van de experimentele ballonvaarten van de gebroeders Montgolfier, die als een circus geheel Europa doortrokken. Ten onrechte houdt Fresco Robert en Charles, twee medewerkers met deze familienamen, voor de voornamen van de gebroeders zelf. Eveneens onjuist is de gesuggereerde identificatie van Larrey met de Amsterdamse drukker Marc-Michel ReyGa naar voetnoot15; Hemsterhuis bedoelde de geheimsecretaris van de stadhouder, Thomas Isaac Larrey. Nogmaals en ondanks zulke kritische kanttekeningen, deze brievenuitgave met annotatie is onmisbaar om Hemsterhuis dichter te benaderen. Zoals Petry in Italië, zo vond Fresco samenwerking in Duitsland. Hij leverde een bijdrage aan de catalogus bij de grote tentoonstelling over prinses Gallitzin te Münster in 1998: ‘Amalias Jahren in den Niederlanden’. In dezelfde lijn ligt Fresco's bijdrage over haar filosofische samenwerking met Hemsterhuis in een fraai uitgegeven boekje dat de receptiegeschiedenis van de prinses in kaart brengt (2006).Ga naar voetnoot16 Het is jammer dat er sinds de ‘golf van 1950-1975’ | |||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||
zo weinig geschreven is over de ‘Kreis von Münster’. Wel verscheen er een uiterst leesbare biografie van de prinses, geschreven door Mathilde Köhler: Amalie von Gallitzin: ein Leben zwischen Skandal und Legende. De ondertitel klinkt als op sensatie belust, maar het boek geeft een evenwichtig portret. | |||||||||||||||
Twee bijzonder onderwerpen: Spinoza en de politiekFresco heeft tevens samengewerkt met Klaus Hammacher (geboren 1930), emeritus hoogleraar filosofie te Aken en in 1971 op een studie over Hemsterhuis gepromoveerd. Dit resulteerde in een tweetal lezingen over de houding van Hemsterhuis tegenover Spinoza, gebundeld verschenen in de Mededelingen vanwege het Spinozahuis (2003).Ga naar voetnoot17 Het gaat hier om een belangrijk thema: Hemsterhuis heeft zich weliswaar altijd gekeerd tegen het monisme van Spinoza, maar hij was daarin niet uitgesproken genoeg. Bijgevolg werd hij door Jacobi betrokken in de Duitse ‘Spinozismusstreit’ in de jaren 1780. De aanleiding vormde een gesprek van Jacobi met Lessing in 1780. Na het overlijden van Lessing een jaar later beschuldigde Jacobi hem van spinozisme, waarop Mendelssohn tegenover Jacobi het voor Lessing opnam. Op zijn beurt zocht Jacobi steun bij Hemsterhuis, die weliswaar het monistische systeem van Spinoza afwees, maar die vreselijk aarzelde: het paste niet bij zijn karakter om zich te mengen in een polemiek. Na lang aandringen schreef Hemsterhuis zijn Lettre sur l'athéisme (1787), voor Jacobi echter onvoldoende bruikbaar, die dan ook aandrong op een herziene versie (1789), welke uiteindelijk al even ontoereikend bleek te zijn. De affaire heeft Hemsterhuis in zoverre geschaad dat hij zich niet heeft kunnen vrijwaren van de beschuldiging dat zijn filosofie een verkapt spinozisme inhoudt: Lessing had immers verwezen naar een gepubliceerde dialoog van Hemsterhuis, de Aristée. Juist omdat Hemsterhuis zo de nuance zocht en harde stellingnames vermeed, is zijn verhouding met Spinoza en allerlei bonte vormen van spinozisme voor zijn Duitse tijdgenoten - en niet alleen voor hen! - zo omstreden en zo ongrijpbaar. Ook in Nederland was er aandacht in de late achttiende eeuw voor Spinoza en het spinozisme. Daarover hield Henri Krop een bijdrage op het congres te Leeuwarden.Ga naar voetnoot18 Krop heeft ook de betreffende bijdrage over Hemsterhuis en zijn tijdgenoten geschreven in het overzichtswerk Grundriss der Geschichte der Philosophie, die in de wandeling vooral bekend staat als de nieuwe ‘Ueberweg’ - Krop bewijst hiermee dat hij kan gelden als dé grote kenner van | |||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||
de zeventiende en achttiende-eeuwse filosofie in Nederland van dit moment.Ga naar voetnoot19 Los van Hemsterhuis heeft het thema Spinoza een hernieuwde actualiteit gekregen doordat Jonathan Israel recentelijk aan Spinoza een hoofdrol - of zelfs: dé hoofdrol - heeft toegekend binnen het denken van de Verlichting.Ga naar voetnoot20 Het denken van Spinoza was grondleggend voor alle radicale gedachtevorming die zou leiden tot secularisering en modernisering, aldus Israel. Bij Israel krijgt Hemsterhuis een teleurstellende rol toegewezen binnen de halfbakken gematigde Verlichting, die het traditionele denken probeerde te redden met aanpassingen tegenover het alles ontwrichtende ‘spinozisme’.Ga naar voetnoot21 Erkend moet worden dat Hemsterhuis allesbehalve een radicale filosofie of een revolutionaire politiek nastreefde. Het politieke denken van Hemsterhuis is al eerder beschreven tegen de achtergrond van de opvattingen van Spinoza en andere radicale denkers uit de Nederlandse zeventiende eeuw in de dissertatie van Hans Blom.Ga naar voetnoot22 Maar naast de theoretische reflectie is er ook de politieke praktijk. Hoe Hemsterhuis reageerde op de actuele politiek van zijn dagen, bijvoorbeeld de woelingen van de patriotten en de Franse revolutie, kan worden afgelezen uit de correspondentie met de prinses - een onderzoek dat nog moet beginnen.Ga naar voetnoot23 Tenslotte, niet onvermeld mag blijven het boek dat G.M. Mesland (1937-2002) schreef over de filosofie van Hemsterhuis. Het biedt een samenvatting van de door Hemsterhuis gepubliceerde werken, weliswaar op een verdienstelijke wijze, maar vanuit een eigenzinnige invalshoek. Voor de auteur is Hemsterhuis ‘een casus van speciaal belang’ voor de psychofysiologische idee of de organische geaardheid binnen ‘een romantische Verlichting of verlichte Romantiek’.Ga naar voetnoot24 Wat Mesland echter onder al deze termen verstaat wordt niet vastgelegd of toegelicht, maar wordt als bekend verondersteld vanuit een eerder boek van deze auteur.Ga naar voetnoot25 Voorts: ‘Het enig doel der analyse is derhalve na te gaan wat de Duitse Romantici nu zo stimulerend vonden in de geschriften van deze Nederlander’.Ga naar voetnoot26 Maar ook hier geldt weer dat er geen | |||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||
nadere omschrijving volgt van wat voor Romantiek, welke vertegenwoordigers of hoe die doorwerking geschiedde. Zo ontstaat er de paradoxale situatie dat de probleemstelling én nadrukkelijk aanwezig is én geheel impliciet blijft. Mesland is zeker erudiet en doet enkele rake observaties, maar hij laat een verwarrende indruk achter. | |||||||||||||||
Digitalisering en desiderataIn de moderne tijd mogen digitale versies uiteraard niet ontbreken. Via Google Books zijn oudere tekstedities (1809, 1846-1850) beschikbaar, maar ook beide hierboven genoemde bundels met recente Spaanse en Portugese vertalingen. Ook vond ik zo de Duitse vertaling van de dialoog Alexis, door Jacobi vervaardigd en met volle instemming van Hemsterhuis in 1787 uitgegeven. Daarnaast is er een groeiend bestand aan secundaire literatuur, vaak van oudere datum om problemen met het auteursrecht te vermijden. Schrijver dezes werkt aan een tekstkritische editie van de door Hemsterhuis zelf gepubliceerde werken, inclusief de dialoog Simon. Het voorlopige resultaat is in een ruwe en voorlopige versie reeds beschikbaar via de website van de Universiteitsbibliotheek Groningen.Ga naar voetnoot27 Uiteindelijk zullen deze teksten ook in boekvorm verschijnen. Via dezelfde webpagina zullen eveneens alle brieven van Hemsterhuis aan prinses Gallitzin in transcriptie beschikbaar worden gesteld, meer dan 1000 stuks. Dit grote project is mogelijk geworden dankzij de inzet van de reeds genoemde Louis Hoffman en Gerrit van der Meer. Vanwege de grote hoeveelheid wordt voorlopig afgezien van annotatie bij deze brieven. De andere - iets minder omvangrijke - helft van deze correspondentie, de brieven van de prinses gericht aan haar Socrates, blijven echter buiten beeld. Het moge duidelijk zijn dat de oogst van bijna twee decennia onderzoek naar Hemsterhuis bijzonder rijk is. Echter, de grote lacune betreft het Engelse taalgebied. We hebben Hemsterhuis' teksten - afgezien van de briefwisseling en van de kleinere postuum uitgegeven traktaten - integraal tot onze beschikking in het Frans, Duits, Italiaans en in het Nederlands, en daarnaast zijn er representatieve deelvertalingen in het Spaans en het Portugees. Maar er is zo goed als niets vertaald in het Engels, toch het Esperanto van de moderne wetenschap. Dit zal ook de verklaring zijn van de relatieve onbekendheid van Hemsterhuis in de Angelsaksische wereld. Er is één monografie in het Engels verschenen, uit 1975 alweer, één proefschrift over parallellen met Hölderlin, | |||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||
en de genoemde bundels van de congressen in 1990 en 2001 bevatten Engelse bijdragen voor het overgrote deel door niet-‘native speakers’ geschreven.Ga naar voetnoot28 Een student uit de Angelsaksische landen zal dus niet snel op de naam Hemsterhuis stuiten. Als geen ander was Michael Petry toegerust om een Engelse vertaling te vervaardigen, maar helaas, dit was hem niet gegeven. | |||||||||||||||
Over de auteurJacob van Sluis (Franeker 1953) studeerde theologie en filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde aldaar in beide disciplines. Hij is werkzaam als collectievormer bij de UB Groningen en bij Tresoar Leeuwarden. Zijn huidig onderzoek concentreert zich op de filosoof Frans Hemsterhuis (1721-1790). E-mail: J.van.Sluis@rug.nl. | |||||||||||||||
Edities en vertalingen van Hemsterhuis' geschriften:
| |||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Aangehaalde secundaire literatuur:
| |||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||
|
|