De Achttiende Eeuw. Jaargang 38
(2006)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
Joris van Eijnatten
| |
[pagina 110]
| |
Dat Bilderdijk niet meer op de status van 's vaderlands bekendste balling kan bogen, neemt niet weg dat zijn geval, en daarmee het verschijnsel ‘ballingschap’ in de achttiende eeuw als zodanig, de moeite van het bestuderen waard is. Juist een historische benadering kan licht werpen op onze huidige ervaring met het verschijnsel ballingschap. Waar ligt - om op Buruma terug te komen - de grens tussen de ernst van de geleefde ballingschap en het spel van de literaire of intellectuele verbeelding, tussen de rauwe werkelijkheid van de banneling en de comfortabele vrijblijvendheid van de toeschouwer? Er laten zich uiteraard ook tal van andere vragen stellen. Bilderdijk was lang niet de enige die verbannen werd, of mettertijd terugkeerde uit den vreemde. Hugenoten, doopsgezinden, joden, critici, patriotten, orangisten, revolutionairen, aristocraten en criminelen, zij kregen allen te maken met ballingschap, verbanning of de ban. Welke vormen van uitsluiting deden zich in Nederland in de achttiende eeuw voor? Welk lot viel ballingen in het ‘tijdperk Bilderdijk’ ten deel? Ballingschap in de achttiende eeuw is nog nooit als zodanig gethematiseerd. Kennis van de oorzaken en gevolgen, van de historische context en de implicaties van ballingschap in het verleden geeft reliëf aan en biedt inzicht in een blijvend actueel verschijnsel. In deze thematisering schuilt de meerwaarde van de bijdragen in deze aflevering van De Achttiende Eeuw. De artikelen in deze bundel vormen de neerslag van het symposium ‘Ballingschap. Vormen van uitsluiting in de Nederlanden in de achttiende eeuw’, dat plaatsvond op 27 en 28 januari 2006, naar aanleiding van de terugkeer in 1806 van de dichter en balling Bilderdijk naar Nederland.
‘Ballingschap’, stelt het Woordenboek der Nederlandsche Taal, is ‘de hoedanigheid en toestand van een balling, het leven als balling’.Ga naar voetnoot4 Je kunt in ballingschap gaan en je kunt erin rondzwerven, je kunt in ballingschap worden gedreven of erin worden gezonden. In eigenlijke zin, aldus het WNT, is een balling ‘hij, wien bij het vonnis is verboden binnen een bepaald gebied te verblijven, hij die er uit is verbannen.’ Dat is een relatief eenvoudige definitie, die verder weinig uitleg behoeft. Een balling is iemand die uit een bepaald gebiedsdeel is verbannen. De betekenis van ‘verbannen’ ligt vervolgens voor de hand, namelijk het ‘bij decreet of vonnis iemand het verblijf binnen een bepaald rechtsgebied ontzeggen’.Ga naar voetnoot5 Iemand die zo'n ban ofwel ‘bannissement’ onderging, heette dan een ‘balling’ - of, in een variant waarop de woordkunstenaar Bilderdijk kennelijk patent had, een ‘verbanneling’. Het woord bezat nog een tweede betekenis, naast die van uitwijzing, namelijk het ‘met de kerkelijke ban treffen’, het verwijderen van een persoon uit de gemeenschap der gelovigen: het excommuniceren dus. Bij uitbreiding, tenslotte, betekent ‘verbannen’ zoveel als verjagen, verdrijven, uitstoten of uitsluiten. Als overheden en kerken iemand in de ‘ban’ deden - hiermee komen we op het derde woord in onze trits - ontzegden zij een persoon de toegang tot een bepaald gebied of een bepaalde gemeenschap.Ga naar voetnoot6 Wereldlijke gezaghebbers konden een tijdelijke of eeuwige ban als vrijheidsstraf opleggen, eventueel in de vorm van actieve deportatie. Ook kerkelijke autoriteiten konden iemand ‘met de ban slaan’. | |
[pagina 111]
| |
Welke eigentijdse vormen van ballingschap trokken de aandacht van achttiende-eeuwers? Ik maak voor de gelegenheid onderscheid tussen het ‘verhaal’ en de ‘actualiteit’. Veel achttiende-eeuwers zullen goed bekend zijn geweest met de vele Bijbelse verhalen over ballingschap. Die lopen uiteen van de verbanning van Adam en Eva tot het verblijf op het eiland Patmos van de heilige balling Johannes. Zulke verhalen leefden voort in de literatuur en op de kansel. Van Vondels Koning David in ballingschap (om maar iets te noemen) rolden in de achttiende eeuw nog meerdere edities van de pers. Voor generatie op generatie van protestantse gelovigen gold de zogenoemde Babylonische ballingschap van Israël als een metafoor voor de geestelijke ballingschap - de afwezigheid van Gods geest - die het ‘Neerlands Israel’ zou treffen indien het weigerde zich te bekeren. Het Bijbelse verhaal over de verstoting uit het paradijs is een oorsprongsmythe. Ook ‘nationale’ verhalen fungeerden als zodanig. Men liet de geschiedenis van bepaalde volken beginnen met een rebellie die uitliep op de verbanning van de opstandelingen. Hoewel in de nationale mythen van de noordelijke of zuidelijke Nederlanden het thema van de opstand prominent aanwezig is, geldt dat niet voor dat van de ballingschap. De door de Romeinen verslagen Bataafse rebellen werden vooral als vrijheidstrijders, maar zelden als ballingen voorgesteld of verbeeld.Ga naar voetnoot7 Frans Grijzenhout laat in zijn bijdrage ‘Ballingschap in beeld’ zien, dat de klassieke verhalen over de tragische figuren Oidipous en Belisarius geliefde thema's waren in de kunst. Vooral de Byzantijnse legeraanvoerder Belisarius blijkt een voorname rol te hebben gespeeld in de achttiende-eeuwse verbeelding van de politieke ballingschap. Geschoolde achttiende-eeuwers waren uiteraard ook bekend met de lotgevallen van andere klassieke ballingen, waaronder Odysseus en Aeneas. Populair in de achttiende eeuw waren ook de klaagdichten van Ovidius over zijn ballingschap aan de Zwarte Zee. Salomon van Rusting stelde ze in 1701 nog op rijm.Ga naar voetnoot8 Het sociale en politieke isolement van de balling was trouwens een bekend thema in de klassieke emigrantenliteratuur - naast Ovidius valt te denken aan Cicero, Dio Chrysostomus, Seneca junior en Boëthius.Ga naar voetnoot9 Behalve door de literaire verhaaltradities werden achttiende-eeuwers door de actualiteit met het verschijnsel ballingschap geconfronteerd. Voor de geschiedenis van de joodse diaspora bestond in de achttiende-eeuwse Republiek mede vanuit godsdienstig oogpunt gerede belangstelling - ook uiteraard onder de joden zelf. De Republiek zelf had te maken gehad met de instroom van joodse vluchtelingen uit de Iberische archipel, en later doken er ontheemde joden op uit Oost- en Midden-Europa. Dan waren er bijvoorbeeld de Franstalige protestanten, die na de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 naar de Republiek vluchtten. Tenslotte veroorzaakten politieke gebeurtenissen in de Republiek zelf een uittocht van vluchtelingen, eerst in 1787 de patriotten, vervolgens in 1795 de orangisten. Juist de politieke ballingen uit de revolutietijd - ook die uit de zuidelijke Nederlanden - vormen een dankbaar object van onderzoek, niet in de laatste plaats vanwege de egodocumenten die zij hebben nagelaten. Zo beschikken we over een reisverslag van het gedwongen verblijf in de Oostenrijkse Nederlanden van de aristocratische patriot Jan Bernd Bicker.Ga naar voetnoot10 | |
[pagina 112]
| |
Maar laten we de orangisten niet vergeten. Willem V was genoodzaakt zich te vestigen in achtereenvolgens Londen, Nassau en Brunswijk, waar hij stierf, tot groot verdriet van Bilderdijk, de orangistische balling bij uitnemendheid.Ga naar voetnoot11 Een balling die in het ‘tijdperk Bilderdijk’ overigens veel publiciteit wist te genereren, ook in Nederland, was Napoleon Bonaparte, ooit ‘keizer der Franschen, daarna regerend banneling op 't eiland Elba’.Ga naar voetnoot12 Dan zijn er nog de verbannen criminelen. In de tweede helft van de achttiende eeuw begon de gedwongen verplaatsing van grote aantallen veroordeelden de gewoonste zaak van de wereld te worden. Zo geldt de massale deportatie van gevangenen vanuit Engeland naar Australië als de omvangrijkste door de staat georganiseerde ballingschap uit de vroegmoderne geschiedenis. Tussen 1787 en 1868 werden zo'n 160.000 burgers gedeporteerd. In juridisch opzicht bestond er trouwens een duidelijk onderscheid tussen ‘verbanning’ en ‘deportatie’ - daarover meer in de bijdrage van de rechtshistorici Sjoerd Faber en René Lombarts over de uitzetting van Willem Bilderdijk in 1795. Straffen en maatregelen konden door verschillende (rechterlijke en bestuurlijke) organen worden opgelegd. In Bilderdijks geval, betogen de auteurs, ging het om een als maatregel opgelegde verbanning.
De cultivering van de zichzelf opgelegde, vrijblijvende verbanning waartegen Ian Buruma zich keert, gaat gepaard met ruime definities van ballingschap. Een balling, zo stelt men, is iemand die fysiek op de ene plek aanwezig is, terwijl hij zich de werkelijkheid van een andere plek voor de geest haalt.Ga naar voetnoot13 Ballingschap kan zelfs worden opgevat als een metafoor voor de toestand waarin de ‘narratieve verbeelding’ verkeert. Immers, een verbeelde wereld is per definitie een vreemde of uitheemse wereld. Daarin leeft de schrijver of dichter alsof hij een balling is. Door ballingschap op te vatten als alles wat ook maar enigszins te maken heeft met het ‘uitheemse’ en het ‘ontheemde’, weten met name postmoderne literatuurwetenschappers zich toegang te verschaffen tot een schier onuitputtelijk aantal literaire topoi. Zo treft men in deze kring een veelheid van ballingschapsvormen aan. Daarbij valt te denken aan de ‘uitzetting’, de ‘val’, de ‘ontvoering’, de ‘vlucht’, de ‘blootstelling’ (aan het weer), de ‘reis’, de ‘exodus’, de ‘gevangenschap’, de ‘diaspora’, de ‘doling’, de ‘ontheemding’, de ‘beproeving’, de ‘omzwerving’, de ‘bedevaart’, het ‘vogelvrije bestaan’, de ‘schipbreuk’ en zelfs de intercontinentale culture shock. Dit alles laat zich illustreren aan een bonte stoet van dramatische figuren, onder anderen Lucifer, Adam, Oidipous, Odysseus, Aeneas, de verloren zoon, Dante, Robin Hood, Robinson Crusoë en de uit zijn jungle terugkerende Tarzan.Ga naar voetnoot14 Beperkende definities van ballingschap zijn hier niet geliefd: ‘Exile, viscerally, is difference, otherness.’Ga naar voetnoot15 Buruma's vraag is wellicht gerechtvaardigd, of het speels en vrijblijvend oprekken van het begrip ‘ballingschap’ de ernst ervan niet bagatelliseert. De vraag is een ethische: is het gerechtvaardigd mee te praten aan een in wezen vreselijke toestand en die positief te duiden, zonder de gevolgen van die toestand ooit zelf te hebben ervaren? Het is mogelijk dat | |
[pagina 113]
| |
de balling als kunstenaar of intellectueel een psychologisch voordeel geniet boven de thuisblijver, zoals door postmoderne bewoners van de global village wel beweerd wordt. Juist de balling zou gevrijwaard zijn van conflicterende belangen en loyaliteiten, en daardoor beter in staat om te reflecteren.Ga naar voetnoot16 Om psychologische of fysieke ontworteling, onteigening en ontbering op te vatten als noodzakelijke voorwaarden voor de bevrijding van artistieke of intellectuele gaven, lijkt toch vooral een (post)moderne interpretatie. Ballingschap heeft in de meeste gevallen het gevoel van uitsluiting of uitstoting versterkt. Ballingschap berokkent diep leed.
Vandaar, nogmaals, het belang van historisch onderzoek naar ballingschap, naar individuele ballingen, en vooral naar ‘gewone’ ballingen, degenen die niet konden bogen op buitengewone talenten - zoals de in zijn eigen tijd gevierde dichter Bilderdijk. Uiteraard kan van Betje Wolff en Aagje Deken nauwelijks gezegd worden dat zij onbekend of ongetalenteerd waren. Als relatief gefortuneerde ballingen in het Franse Trévoux verkeerden zij in minder slechte omstandigheden dan veel andere patriotse ballingen. Toch waren ook zij na verloop van tijd gedwongen een uitkering aan te vragen - die zij ook ontvingen, en wel vanwege hun politieke verdiensten, zoals Myriam Everard beargumenteert in haar polemische beschouwing over ‘de politieke ballingschap’ van het tweetal. Hun medepatriot Gerrit Paape is ook niet onbekend maar had het evenmin gemakkelijk, al presenteerde hij zichzelf volgens Peter Altena graag als ‘een goedmoedig en arbeidzaam balling’. De realiteit was minder fraai, en pas toen alles achter rug was, kon Paape spreken over een ‘verbeterende ballingschap’. In zijn bijdrage over de uit de Delftse elite afkomstige Jacob Hendrik Onderdewijngaart Canzius maakt Ed Arnold duidelijk dat ballingschap, al was die in dit geval tot op zekere hoogte zelfverkozen, al gauw tot isolement en verbittering leidt. Zelfs de optimistische dominee Hebelius Potter, die eveneens vrijwillig (maar toch ook niet helemaal) in ballingschap ging, heeft volgens Ellen Krol geestelijke strijd moeten leveren om zich een houding van rust en tevredenheid eigen te maken. En dan Bilderdijk. Ook zijn ballingschap was min of meer zelfverkozen, en ook hij heeft het in den vreemde bepaald moeilijk gehad. Gert-Jan Johannes pleit ervoor Bilderdijks ballingschap op te vatten als uiting van moderniteit. Hij behoorde tot een trieste generatie die zich door de revolutionaire woelingen geslachtofferd voelde. Hij was één van de duizenden, nee miljoenen repatrianten wier vaderland in hun afwezigheid onherroepelijk was veranderd. ‘Ze konden niet meer terug naar het verleden’, schrijft Johannes, ‘en waren schipbreukelingen geworden, gestrand in het heden.’ In dit opzicht was Bilderdijk dus allerminst zonderling of uitzonderlijk. Hij staat model voor een hele generatie.
Sterker nog, Bilderdijk staat model voor de balling als zodanig. Elke balling maakt een kwellend proces van ontheemding en vervreemding door, of moet een niet minder pijnlijke strategie van assimilatie, integratie en acculturatie met volharding toepassen. De stem van de balling klinkt door in allerhande egodocumenten - autobiografische teksten, reisverslagen, dagboeken, brieven - maar ook in de biografie, de roman, en in talloze gedichten. | |
[pagina 114]
| |
Daaruit weten we dat de onverhoopt lange duur van een ballingschap niet zelden resulteerde in uitputting van de geldvoorraad. Daaruit weten we dat de balling werd gedwongen werk te aanvaarden onder het niveau van de beroepsgroep waartoe hij behoorde en de sociale stand waartoe hij zich rekende. Daaruit weten we dat hij terecht een slachtoffergevoel ontwikkelde, begrijpelijkerwijs te weeg gebracht door het ongewenste, onvoorziene, gevaarlijke en soms vernederende vertrek uit zijn plaats of land van oorsprong.Ga naar voetnoot17 Eenzaamheid, nostalgie, armoede, statenloosheid en culturele ontheemding waren dragelijk zolang de hoop bleef bestaan op militaire interventie door buitenlandse machthebbers, op een opstand van de echte patriotten in het vaderland, op een krachtdadig ingrijpen door de goddelijke voorzienigheid. Als politieke en maatschappelijke verandering uitbleef, was de wanhoop vaker wel dan niet nabij.Ga naar voetnoot18 Wie de fraaie gedichten van Bilderdijk leest, doet er goed aan de rauwe, harde wereld van de balling in gedachten te houden. |
|