Harald Deceulaer Magie, geweld en grensoverschrijdende cont(r)acten
De sociaal-economische, politieke en culturele wereld van de Frans-Vlaamse smokkelaar Colingris (1727-1759)Ga naar voetnoot*
Harald Deceulaer (1967) studeerde geschiedenis in Brussel en werkt op het Algemeen Rijksarchief in Brussel. Hij is de auteur van ralrijke bijdragen over de sociale, economische en cultuurgeschiedenis van de Nederlanden en van Pluriforme patronen en een verschillende snit. Sociaal-economische, institutionele en culturele transformaties in de kledingsector in Antwerpen, Brussel en Gent, ca. 1585-ca. 1800 (Amsterdam 2001) dat werd bekroond met de driejaarlijkse prijs voor geschiedenis Vlaanderen Etienne Sabbe, en met de Prijs voor Geschiedenis en Volkskunde van de provincie Antwerpen.
De voorbije vijfentwintig jaar vormde microgeschiedenis, bijvoorbeeld aan de hand van biografieën of egodocumenten, wellicht één van de boeiendste en meest vernieuwende benaderingen in de historiografie.Ga naar voetnoot1 Uiteraard blijft de relatie tussen individu en maatschappij, of tussen de druppel en de oceaan, hierbij een grote intellectuele uitdaging. In dit tijdschrift pleitte Hanco Jürgens recent voor gerichte studies op microniveau die verschillende benaderingen zouden combineren, en die het handelingsperspectief, de taal, de waarden en normen, de zorgen, het geloof, de opvattingen en de overtuigingen van de achttiende-eeuwer centraal zouden plaatsen. Nadrukkelijk riep hij daarbij ook op de complexe tegenstrijdigheden van de achttiende eeuw op de voorgrond te plaatsen.Ga naar voetnoot2 Een van de interessantste aspecten van microgeschiedenis is naar mijn mening dat deze opnieuw aanknoopt bij de oude droom van de totale geschiedenis. In één individu of in een kleine groep komen immers zoveel contexten en variabelen samen dat ze specialismen als ‘sociaal-economische’, ‘politieke’ of ‘culturele’ geschiedenis wel
moeten overstijgen.Ga naar voetnoot3
Met deze bijdrage wil ik inspelen op dit enthousiasmerend perspectief aan de hand van de vergeten geschiedenis van de Franse deserteur ‘Colingris’, die in het midden van de achttiende eeuw actief was als leider van een smokkelbende in de grensstreek van Noord-Frankrijk en West-Vlaanderen. Hij beweerde ‘un dur’ te zijn (‘een harde’, met andere woorden onkwetsbaar), en dat hij zijn mannen even ‘hard’ kon maken, aan de hand van magische rituelen uit het toverboek dat hij altijd bij zich droeg. Ook beweerde hij te kunnen rekenen op de hulp van de duivel. Zijn woorden creëerden een mengeling van fascinatie, angst en sensatie in de streek. De lokale clerus preekte tegen hem in de kerken, douaniers stuurden alarmerende rapporten naar hun superieuren in Brussel, en verschillende jongeren werden
| |
als een magneet aangetrokken door zijn charismatische verschijning. De fiscaal-officier van de Raad van Vlaanderen schreef dat hij met de tijd een nieuwe ‘Mandrin’ kon worden,Ga naar voetnoot4 hiermee verwijzend naar de beroemde Franse smokkelaar die honderden mannen onder zich had gehad en twee jaar eerder was terechtgesteld. Na verschillende gewelddadige incidenten met douaniers beval gevolmachtigd minister Cobenzl zijn arrestatie. Soldaten werden naar de streek gestuurd, en op 3 maart 1758 werd Colingris gebrandmerkt en voor eeuwig verbannen uit de Nederlanden. Omdat hij zich hier niet aan stoorde, werd hij eenjaar later opnieuw gevat en opgehangen in Gent. Dit is uitzonderlijk, want hoewel de doodstraf wel voorzien was in een aantal ordonnanties tegen smokkel, werd zij in de Zuidelijke Nederlanden bijna nooit toegepast.
In dit artikel probeer ik de ervaringen van deze smokkelaar en zijn sociale, economische en culturele wereld in beeld te brengen. Waarom beweerde deze man magische krachten te hebben, en waarom wendde hij deze aan in de smokkelhandel? Wat was de betekenis van zijn smokkel in tabak en wol voor lokale boeren, handelaars, textielfabrikanten en de regionale en nationale autoriteiten? Waarom werd hij terechtgesteld, terwijl andere leden van zijn bende niet werden vervolgd? Het korte leven van Colingris situeert zich binnen een groot aantal contexten en onderzoeksterreinen die met elkaar moeten worden verbonden: de geschiedenis van de ambachten, het leger, de criminaliteit, de handel in wol en tabak, de textielindustrie, magie, boekgeschiedenis en de groeiende rol van de staat. Ik wil zijn gebruik van toverformules, magische briefjes en boeken met esoterische kennis in verband brengen met uitvoerrechten, smokkelcontracten, risicoberekening en winstmarges. Dit verhaal is er één van paradoxen en van een merkwaardige articulatie tussen oud en nieuw, tussen magie en economische rationaliteit. Deze ‘rationaliteit’ betekent niet dat Colingris geen vergissingen maakte, wel dat zijn op het eerste gezicht vreemde gedrag begrijpelijker wordt in zijn eigen regionale en historische context. De bronnen geven in detail weer hoe een achttiende-eeuwse smokkelaar omging met een gedrukte tekst, en hoe hij complexe culturele toe-eigeningen en transformaties een plaats gaf in zijn eigen strategieën. Dit artikel gaat ook over de concrete effecten van politieke grenzen: het beschrijft hoe het leven van een individu beïnvloed werd, en uiteindelijk verstrikt raakte in de wisselwerking (en de botsing) van lokale, regionale en nationale kaders. Dit verhaal speelde zich afin een scharnierperiode, en illustreert hoe een regionale of transnationale logica langzaam terrein verloor ten voordele van de centrale staat.
|
-
voetnoot*
- Met dank aan Roger De Peuter en Thijs Lambrecht voor hun suggesties bij een eerdere versie. Afkortingen: A: Audiëntie, AR: Algemeen Rijksarchief, MD: Manuscrits Divers, RAG: Rijksarchief Gent, RVF: Raad van Financiën, RVV: Raad van Vlaanderen, SSO: Secretarie van Staat en Oorlog. Een Franse en economisch georiënteerde versie van dit artikel zal verschijnen in de handelingen van het colloquium Pour une histoire de la fraude et de la contrefaçon, dat gehouden werd in Parijs, 3 en 4 november 2004.
-
voetnoot1
- Zie o.m. Jacques Revel, ‘Micro-analyse et construction du social’, in Idem (ed.), Jeux d 'échelles, La micro-analyse à l'expérience (Parijs 1996) en in dezelfde bundel Sabina Loriga, ‘La biographie comme problème’, 211-228. Zie ook het themanummer over egodocumenten van het Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis, 1 (2004) en Paul Klep, Carla Hoetink en Thijs Emons (eds), Persoonlijk verleden. Over geschiedenis, individu en identiteit (Amsterdam 2005).
-
voetnoot2
- Hanco Jürgens, ‘Welke Verlichting? Tijdsaanduidingen en plaatsbepalingen van een begrip’, De Achttiende Eeuw, 35 (2003) 44-45.
-
voetnoot3
- Jacques Revel, ‘L'histoire au ras du sol’, in: Giovanni Levi, Le pouvoir au village. Histoire d'un exorciste dans le Piémont du XVIIe siècle (Parijs 1989), VIII, XII, en door dezelfde auteur ‘Micro-analyse’, 21-22, 26. Andere inspirerende theoretische perspectieven bieden Willem Frijhoff, Wegen van Evert Willemsz. Een Hollands weeskind op zoek naar zichzelf, 1607-1647 (Nijmegen 1995) 40, 62; Loriga, ‘La biographie’, 211-228.
-
voetnoot4
- RAG, RVV, no 23 344, rapport van fiscaal officier, 1 juni 1757.
|