De Achttiende Eeuw. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thierry Allain
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de loop van de zeventiende eeuw wordt de economische situatie van Enkhuizen minder welvarend. De haringvisserij ondervindt veel moeilijkheden in verband met de oorlogen en met de Schotse en Scandinavische concurrentie. In het bijzonder tijdens de Spaanse Successie Oorlog hebben de Franse kapers veel haringbuizen gevangen in beslag genomen of vernietigd. Het aantal schepen is sterk verminderd, en de vangsthoeveelheden volgen eenzelfde beweging.Ga naar voetnoot5 Tegelijkertijd wordt de koopvaardij slachtoffer van de zuigkracht van Amsterdam. Omdat een groot deel van de nijverheid afhankelijk was van deze maritieme activiteiten, daalt de werkgelegenheid dramatisch en vermindert de aantrekkingskracht van de stad. Ondanks de door de voc verkregen rijkdom begint ook het bevolkingsaantal een daling te vertonen. Aan het einde van de achttiende eeuw telt Enkhuizen 6803 inwoners, dat wil zeggen drie keer minder dan in 1622. Door de demografische studie van A.M. van der Woude over het Noorderkwartier weten we dat de daling van de bevolking in de achttiende eeuw een algemene tendens in West-Friesland is. Maar de vermindering is bijzonder sterk voor Enkhuizen. Als we de bevolkingsindex voor 1622 op 100 stellen, is in 1795 het cijfer voor Enkhuizen 32,4, tegen 50,4 voor Medemblik en 67,5 voor Hoorn.Ga naar voetnoot6 Dan kunnen we spreken van een ‘dode stad’, gekenmerkt door de sloop van veel huizen en het verlies van haar aantrekkingskracht. Tegen deze economische en demografische achtergrond kunnen we ons voorstellen dat de identiteit van de stad grondig veranderd was. In een artikel van 1992 heeft Willem Frijhoff gesteld dat identiteit geconstrueerd wordt in een spanningsverhouding tussen interne en externe perceptie, en de reactie van het subject daarop. Volgens hem is het identiteitsbesef ‘een proces van toeëigening van drie dimensies van cultuur: de verbeelding van eigenschappen en attributen van een groep, de benoeming van de groepsidentiteit in een vertoog over dat beeld, en de herkenning van dat vertoog als een zinvolle voorstelling van de wij-groep’.Ga naar voetnoot7 Wat is bij de bepaling van Enkhuizens identiteit in de achttiende eeuw het respectievelijk gewicht van beelden en handelingen? Is het verschil tussen de historisch te reconstrueren identiteit en het subjectieve identiteitsbesef groot? Wat zijn precies de veranderingen in de zelfbeelden van deze gemeenschap? Het jubilé van de gebeurtenissen van 1572 lijkt ons een goede manier te zijn om daarop enkele antwoorden te krijgen.
Wat weten we over het feest van 1772 in Enkhuizen? De datum van 4 april is ons uitgangspunt. De vroedschap besloot toen om op 21 mei de verjaardag van de opstand tegen de Spanjaarden te vieren. Dezelfde dag werd een resolutie gepubliceerd die de historische gebeurtenissen in herinnering bracht.Ga naar voetnoot8 De heren burgemeesters en vroedschappen besloten de eeenentwintigste mei te vieren met twee doelen: ten eerste ‘God Almagtig door plegtige Dankpredicatien te danken’, en ten tweede de herinnering aan de glorie van de stad levend te houden. Dertien dagen later, op 17 april, werd het verloop van het feest vastgesteld tijdens een andere vergadering van de burgemeesters.Ga naar voetnoot9 De publieke viering begint om zes uur, met een versiering van de hoofdgebouwen en de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schepen in de haven met oranjevlaggen. Tot de avond wisselen civiele en religieuze plechtigheden elkaar af: gelui van de klokken van de kerken, kanonschoten, kerkdiensten, klokkenspel in de torens van de stad. Aan het begin van de avond is er een voorbijtrekken van de schutterij in de stad en daarna een ‘soupé’ met muziek en het lezen van gedichten in het stadhuis. Dit gebouw is de plaats waar tot diep in de nacht het vreugdefeest wordt gevierd.Ga naar voetnoot10 Het verloop van het feest kunnen we als volgt schematisch samenvatten:
We moeten opmerken dat de herdenking een dubbel aspect vertoont. Het is een civiele maar ook een godsdienstige viering. Van meet af aan is de Nederduitse Gereformeerde Kerk de ontvangende partij van het jubilé. Er worden in totaal vijf kerkdiensten gehouden, in de westerkerk en de zuiderkerk (in elk twee keer) en in de kleinekerk. Alle Enkhuizers worden in staat gesteld om naar de preek van een dominee te luisteren. Niemand kan het feest negeren. Inderdaad wordt de stedelijke ruimte geheel door beelden en geluiden in beslag genomen. De kanonschoten, de klokken en de vlaggen berichten iedereen dat er op 21 mei | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in Enkhuizen iets belangrijks wordt gevierd. Met het voorbijtrekken van de schutterij kunnen we over een verzorgde regie praten. De route van de burgerwacht is veelzeggend. De schutterij verzamelt zich voor het huis van kapitein Arnoldus Buyskes, in de Oude Westerstraat. Door de Nieuwestraat en de Zuiderhavendijk bereikt de stoet de Bredestraat. Lopend naar het noorden komen de burgers bij het stadhuis aan. Vier trompetten op het balkon begroeten de schutterij die het geweer aan de burgemeesters presenteert. De stoet keert terug naar de Oude Westerstraat maar met een omweg over het Spaansleger en de Vijzelstraat.Ga naar voetnoot11 Deze route maakt een verband tussen de historische plekken van de stad mogelijk: de wester- en de zuiderkerk, de toegang van de haven, het stadhuis. De Oude Westerstraat en de Bredestraat spellen de rol van strategische verkeersaders. De stad wordt echter niet in haar geheel bestreken, want de westelijke wijken worden verwaarloosd. De route van het voorbijtrekken schetst een rituele ruimte waarin het feest kan zich ontplooien.
Ongetwijfeld mogen we stellen dat de vroedschap van Enkhuizen een buitengewone dag wilde organiseren. Maar we moeten ons nu iets belangrijk afvragen: was het feest ook een succes onder de bevolking? We weten dat veel personen 's avonds in het stadhuis aanwezig waren. Het ‘soupé’ heeft de magistraten, de predikanten van de Gereformeerde Kerk en andere belangrijke personen bijeengebracht. We weten niet precies hoeveel tafelgenoten er waren. Enkele huizen waren feestelijk verlicht.Ga naar voetnoot12 Er zijn heel weinig egodocumenten uit Noord-Holland bewaard, maar in het dagboek van Luijt Ooglant (of Hoogland) kunnen we enkele aantekeningen over het feest lezen. Deze Enkhuizer schrijft in het bijzonder over de kerkdiensten. Hij heeft de lijst van de door de dominees gekozen teksten genoteerd. Waarschijnlijk was hij bij de godsdienstige plechtigheden aanwezig.Ga naar voetnoot13 We weten weinig over deze Luijt Ooglant. Hij was geboren in 1727. Het zal geen arme man zijn geweest, want hij bezat twee pruiken. Het was een touwslager, die een lijnbaan in bezit had gehad en later aanzegger en orgeltrapper werd.Ga naar voetnoot14 In de Doop- Trouw- en Begraafboeken van Enkhuizen vinden we nog iets anders over hem: Luijt Ooglant trouwde in augustus 1779 met Ariaantje Botselaar en betaalde zes gulden voor de impost op het trouwen.Ga naar voetnoot15 In de achttiende eeuw nam het aantal van hen die zes gulden voor hun huwelijk betaalden toe, van 28% in 1715 tot 50% in 1767 of 45% in 1788.Ga naar voetnoot16 Waarschijnlijk was Luijt Ooglant aan het einde van de achttiende eeuw tamelijk representatief van veel inwoners van Enkhuizen. Voor inzicht in het succes van deze ceremoniën kunnen we een financiële bron raadplegen. Inderdaad bevatten de archieven van de Hervormde Kerk kasboeken met opgave van de ontvangen sommen. De collecte van 21 mei blijkt het grootste bedrag van het jaar 1772 te hebben opgeleverd, met een opbrengst van 628 gulden en 11 stuivers.Ga naar voetnoot17 Normaal gaven de gelovigen in totaal ongeveer 100 gulden per zondag. Het gaat daarbij overigens niet zondermeer om het- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfde aantal deelnemers aan de kerkdienst. Misschien was het gemiddelde bedrag per gelovige wel hetzelfde als gewoonlijk en woonden veel meer gelovigen de diensten bij. Het is ook mogelijk dat de afzonderlijke gelovigen meer geld gegeven hebben. Maar in ieder geval betekent dit dat de gebeurtenis door de gemeenschap als buitengewoon werd gezien.
Welke verklaring van dit evenement kunnen we nu geven? Het lezen van de schriftelijke productie rond 21 mei 1772 blijkt interessant. Het feest is de aanleiding geweest tot de publicatie van literaire werken. Ik heb minstens zes gelegenheidsgedichten geteld, een historische redevoering over de gebeurtenissen van 1572, en ook nog een toneelstuk.Ga naar voetnoot18 Al deze werken werden in Enkhuizen gedrukt. Is het toneelstuk ook inderdaad opgevoerd? Ongelukkig genoeg heb ik daarover niets in de archieven gevonden, maar toneelschrijver Anthony Bartelink heeft zijn werk op 13 april afgemaakt. Dat was vroeg genoeg om een toneelgezelschap te laten repeteren. De schrijvers woonden bijna allen in Enkhuizen, behalve een predikant van Geertruidenberg en de dichteres Anna van der Horst. Sinds haar huwelijk woonde zij in Groningen, maar Enkhuizen was haar geboortestad.Ga naar voetnoot19 Deze werken onderscheiden zich van elkaar door hun literair genre of hun lengte. Maar we kunnen er een gemeenschappelijke thematiek in vinden. De hoofdthema's zijn de bloedige Spaanse tirannie, de voorliefde van de inwoners van Enkhuizen voor de vrijheid, maar vooral hun moedige opstand, in weerwil van de risico's die dat meebracht. Het gedicht van Diderik Wilree begint met deze woorden: ‘Thans denkt de Achtbare Magis-Straat Aan Zuyl en Bouw van deeser Staat West-Frieslands groote Haring-Stad Getuygt, dat Burgery besat Belyd en moed op 't trots gewelt Van Spanje, daar ter neergevelt ...’.Ga naar voetnoot20 Een specifiek thema wordt gevormd door het idee dat Enkhuizen de eerste opstandige stad in noordelijk Holland, zoniet in het land in zijn geheel was.Ga naar voetnoot21 Volgens al deze schrijvers speelde de stad een belangrijke - en soms de belangrijkste - rol in de geschiedenis van de opstand tegen de Spaanse macht. De titel van het toneelstuk van Bartelink is veelzeggend: ‘Enkhuizen of grondsteen tot vrijheid’. Hij praat over Enkhuizen als de ‘sleutel van Westvriesland’. Pieter Semeijns is een van zijn helden. In de tweede akte houdt deze de volgende redevoering: ‘Enkhuizen! Nu begint uw Vryheit te genaken. Houw Moed, ô Burgerij! houw moed, het zal welgaan, Wy zullen eerst dags op onze eigen beenen staan, Ten spyt van Alba, die ons drukt in yzeren banden. Enkuizen! gy zult, met uw Maagdelijke handen, De eerste grontsteen tot de Vryheid leggen. 't Gaat Reets goed, daarom houw moed. Gods wakk're voorzorg staat Voor uw in't harnas, Hy zal nimmer ons begeven’.Ga naar voetnoot22 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niemand mag volgens deze schrijvers negeren dat Enkhuizen aan het einde van de zestiende eeuw een zeer belangrijke stad was. Een manier om dit te propaganderen is de herinnering aan Enkhuizens plaats in de vaderlandse geschiedenis. Enkele inwoners van Enkhuizen kregen in 1772 de smaak van de herdenking van het verleden te pakken. Ze modelleerden het beeld van een stad met een glorieus verleden. Maar dit beeld is niet alleen maar een herinnering aan het verleden. Het kan ook een instrument zijn om de Enkhuizers van het einde van achttiende eeuw voor hun toekomst te mobiliseren. Anna van der Horst slaat zo'n brug tussen dit verleden en het heden: ‘Ik zong Enkhuizens Roem, door dankbaarheit gedreven. Die oude Roem herleve in dezen ed'len dag, Waar op ze een nieuwe proev van hare Deugd zal geven: Nu zy het blydste Feest der Vrijheid vieren mag. Hebt dank, ô Vaderen! aan't Roer der Stad gezeten, Dat gy uw burgery, die gy als kind'ren mint, Erinnert: nooit het heil der vryheit te vergeeten; En hoe der Vryheidsvreugd het best van God begint. Verbeelding leit my tans met U ter Tempelkeuren. Daar stygt de wierookgeur van't hartautaar om hoog. Daar laat de Dankbaarheid, verheugd van ziel, zig horen, Hoe straalt de Godsmin niet uit haar te vreden oog. Juicht! roept zy: dit's de dag, die, nu een Eeuw geleden, Zo zwart, zo ak'lig onz voorspelde een 'nieuwen dwang, Waar van we een Eeuw voor uit onz hadden vry gestreden, Verbreidt des Hemels hulp met dankend Psalmgezang. Herdenkt het bitter lot, uw Vaderen beschoren: Toen Handvestschendinge en Gewetensdwinglandy, Toen Alva hun verderv voor eeuwig had beszworen; Toen 't wreedste zielsgeweld der dolle Tiranny Hen zweepte in Ballingschap, of sleurde op Moordschavotten [...] Wat menschen immermeer op aarde 't teêrst beminden, Dat offerde ge aan God en't dierbaar Vaderland, De Vryheid in den staat, de Vryheid in't Geweten, Die gy ô Burgery! thans plegtig hulde doet: Is u met Bloed gekogt. Wil nooit dat Bloed vergeten.’Ga naar voetnoot23 Anna van der Horst veroordeelt de vergetelheid waarin dit glorieuze verleden is geraakt. Haar angst was waarschijnlijk ongegrond. In 1772 was de herinnering van de opstand immers niet nieuw. Al rond het midden van de zeventiende eeuw schrijft C.R. Keyser over de opstand van Enkhuizen in 1572. Zijn ‘Verhael van de Semeynen’ geeft aanleiding tot een vermelding van de rol die deze familie achtenzeventig jaar eerder had gespeeld.Ga naar voetnoot24 De gebeurtenissen van 1572 zijn steeds van het grootste belang in de stadsgeschiedenissen van Enkhuizen: Brandt in 1666 en Centen in 1747 vertellen de opstand tegen Alva omstandig. De moed van de burgers wordt onderstreept.Ga naar voetnoot25 Bovendien had Anna van der Horst zes jaren voor het jubilé haar centrale ideeën al in een boek verwoord.Ga naar voetnoot26
De vraag is of dit historische geheugen aan het einde van de achttiende eeuw bij de inwoners van Enkhuizen wortel had geschoten. In de papieren van de familie Van Bleiswijk heb ik daarover een interessant stuk gevonden. Deze aantekeningen van Hugo Adriaan van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bleiswijk (1740-1821) betreffen de nationale geschiedenis van 1557 tot 1584. Maar deze aanstaande burgemeester beschrijft de opstand van Enkhuizen in 1572 met dezelfde retoriek als de hierboven genoemde literaire werken.Ga naar voetnoot27 Minstens bij de regentenfamilies hadden deze ideeën dus post gevat. Ze werden ook overgenomen door vreemdelingen. Want al was Hugo Adriaan geboren in Enkhuizen, zijn vader was afkomstig uit Den Haag. Eerst na zijn huwelijk met Petronella Codde van der Burgh, dochter van een burgemeester van Enkhuizen, vestigde hij zich in deze stad. De vroedschap van Enkhuizen heeft bij dat alles beslist geen neutrale houding aangenomen. Zij heeft de publicatie van deze werken gesteund. Inderdaad werden drie van de gelegenheidsgedichten aan het bovengenoemde ‘soupé’ voorgelezen. De burgemeesters voteerden een som van 125 gulden voor het drukken van het boek van Christiaan Everhard Vaillant: het werd ‘op groot papier gedrukt en in Rood-turks leer verguldt gebonden [...], overgevende nog hondert Exemplaren [...] in goud en marmer papier ingenaayt’.Ga naar voetnoot28 Meestal zijn de schrijvers trouwens verwant aan leden van de stadsregering. Christiaan Everhard Vaillant is de zoon van een burgemeester. Anthony Bartelink is notaris en procureur in Enkhuizen maar ook voogd van het Aalmoezeniersweeshuis, diaken en ouderling van de Gereformeerde Kerk. Eén van de dichters, Martijnus Semeijns, komt uit een van de bekendste regeringsfamilies van de stad. De vroedschap heeft dus krachtig ingestemd met de herwinning van het verleden. Zij heeft zelf deelgenomen aan deze nieuwe constructie van Enkhuizens identiteit. De resolutie van de vroedschap in dato 4 april 1772 bevat daarvoor belangrijke aanwijzingen. Zes weken voor het jubilé waren de hoofdthema's in feite al vastgesteld: de eenzame en roemrijke strijd tegen de Spanjaarden en de aansluiting bij Willem de Zwijger.Ga naar voetnoot29 Bestaan er andere voorbeelden van het gebruik van historische evenementen in Hollandse steden? Of was 1772 slechts een aanleiding om de glorie van deze specifieke stad te proclameren? Ook de regenten van Haarlem hebben het verleden gebruikt om moeilijkheden te overwinnen. In de zeventiende eeuw telde de stad zeer veel katholieken, maar ook doopsgezinden. De gemeenschap werd verscheurd door godsdienstige conflicten. De burgemeesters bevorderden de herinnering aan de verovering van Damiate tijdens de kruistocht van 1218-1219. Met versiering van gebouwen, publieke feestelijkheden en de optocht van jongelui met Damiate-scheepjes werd het Haarlemse verleden verheerlijkt.Ga naar voetnoot30 Het doel was hier dus verschillend van dat in Enkhuizen, namelijk het bouwen aan een gemeenschappelijke identiteit. De katholieke minderheid van Hasselt in Overijssel heeft in negentiende eeuw een oude bedevaart doen herleven. In een context van religieuze herovering smeedden ze een parallel tussen de middeleeuwse welvaart en de verering van de Heilige Eucharistie. De terugkeer naar de oude godsdienst en het verlaten van de hervormde kerk waren noodzakelijk om een nieuw tijdperk van welvaart te beleven. Dit zijn voorbeelden van herinterpretatie van de geschiedenis.Ga naar voetnoot31 In Enkhuizen lag de problematiek weliswaar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heel anders, maar ook hier kunnen we spreken van hantering van het verleden voor de constructie van een identiteit in het heden.Ga naar voetnoot32 Bovendien kunnen we ons afvragen of de vroedschap van Enkhuizen ook het imago van de Zuiderzeestad bij andere steden van Holland wilde verbeteren. De burgemeesters wensten duidelijk hun stad van de andere gemeenschappen te onderscheiden.Ga naar voetnoot33 Helaas heb ik niets over de viering van het tweede eeuwfeest in Enkhuizen gevonden in de papieren van de vroedschappen van Hoorn of Medemblik. Maar we moeten niet vergeten dat de banden tussen de drie West-Friese steden toen niet erg sterk waren. Hoe het ook zij, we moeten bedenken dat veel andere steden de verjaardag van de opstand tegen Alva gevierd hebben. Sommige literaire werken zijn een afspiegeling van die feesten. Dat geldt in het bijzonder voor Vlissingen en Den Briel.Ga naar voetnoot34 In deze context was het voor de Enkhuizer magistraat heel belangrijk om de eigen, bijzondere rol van Enkhuizen te onderstrepen. Als we zien wie over het tweede eeuwfeest van Enkhuizen hebben geschreven, vinden we daar minstens twee in hun tijd beroemde namen onder: Anna van der Horst en Izaak van Nuyssenburg behoorden tot de bekendste Nederlandse dichters van die tijd. Laatstgenoemde was lid van dichtlievende genootschappen in Leiden en Den Haag.Ga naar voetnoot35 Waarschijnlijk vormde deze viering ook een goede aanleiding om de roem van Enkhuizen te versterken.
Er ligt een bijna onmeetbaar contrast tussen de thematiek van de viering en de situatie van Enkhuizen in de achttiende eeuw. Welk belang kunnen we nu hechten aan het jubilé van 21 mei 1772? Die dag heeft niet alleen in het teken van de nagedachtenis van de gebeurtenissen van 1572 gestaan. De vroedschap heeft de viering georganiseerd, maar zodanig dat zij in de openbaarheid plaatsvond. De bevolking heeft duidelijk deelgenomen aan het feest, zelfs al hebben we daarover bijna alleen officiële bronnen tot onze beschikking. Luijt Ooglant behoorde echter niet tot het milieu van de vroedschap. De herinnering aan een glorieuze rol in de opstand tegen de Spanjaarden was een manier om de slechte conjunctuur van de stad in de late achttiende eeuw te doen vergeten. Misschien betekende dat voor de inwoners van Enkhuizen een vorm van erkenning en werd er een hogere betekenis aan gegeven. In dat perspectief vormt het verleden een middel om het heden te trotseren. Herdenken is ook een manier om het gemeenschapsgevoel te versterken. De opstand van 1572 vormt de trots van de stad, maar ook van de inwoners, die haar gebruiken als een vorm van identificatie. In elk geval lijken aan het einde van de achttiende eeuw lijken de beelden en in het bijzonder de zelfbeelden van de stad een grotere rol te spelen bij de identiteit van de Enkhuizers. |
|