Berichten uit de geleerde wereld
Een interview met Jan Roegiers en Lodewijk Palm
Nu het tijdschrift een nieuwe koers inzet, lijkt het een goed moment om eens terug te blikken op de geschiedenis van het blad en de redactie. De opzet van het blad indachtig, spraken wij met een Belgisch en een Nederlands redactielid.
Jan Roegiers, hoogleraar en momenteel ook voorzitter van het geschiedenisdepartement van de Leuvense universiteit, is vele jaren actief geweest in de Werkgroep, eerst als lid van de redactie van De Achttiende Eeuw, waar hij in 1980 toetrad, en vervolgens als lid van het bestuur, waarvan hij in 1995 afscheid nam.
Roegiers: Ik ben in 1972 voor het eerst met de Werkgroep in contact gekomen. Het was één van mijn Leuvense professoren, Reginald de Schryver, die me wees op het bestaan van het toen nog jonge genootschap. Hij spoorde me aan het symposium bij te wonen, gewijd aan de natuurwetenschappen in de achttiende eeuw, dat in september van dat jaar werd gehouden in het Trippenhuis in Amsterdam. Ik heb daar onder andere ook Bernard Plongeron, de historicus van de ‘katholieke Verlichting’, voor het eerst gehoord. Van toen af ben ik de symposia van de Werkgroep blijven bezoeken en heb ik daar veel mensen leren kennen, in het bijzonder ook de Brusselse hoogleraar Jeroom Vercruysse, één van de leden van het eerste uur en toentertijd ook het enige Belgische lid van het bestuur. In 1980 werd ik dan gevraagd toe te treden tot de redactie van het tijdschrift. In de redactie zaten toen ook P.J. Buijnsters, Rob Visser en Bert Paasman.
Hoe verhield de redactie zich in die tijd tot de Werkgroep en het bestuur?
Roegiers: Twee van de vier de redactieleden, namelijk Rob Visser en Bert Paasman, waren toen tegelijk ook lid van het bestuur. Het bestuur en de redactie vergaderden ook altijd samen, en de bespreking liepen vaak door elkaar. Bestuursleden spraken zich uit over zaken die het tijdschrift betroffen en redactieleden namen deel aan de discussies van het bestuur. We vergaderden in die periode in Den Bosch. Niemand van de betrokkenen woonde of werkte daar, iedereen moest voor de vergadering een beetje op reis, en Den Bosch was zowat halverwege tussen het Noorden en het Zuiden. Eerst vergaderden we in het gebouw van het Brabants Genootschap, dat zijn zetel had in een mooi pand op de Parade. Nadien vergaderden we in Brasserie Kikvors, ook op de Parade. Buijnsters begon daar altijd met het bestellen van een Bossche Bol. Toen we nog vergaderden in de zetel van het Brabants Genootschap brachten Uta Janssens en Hanna Stouten vlaaien mee. Het ging er altijd heel gezellig aan toe.
Toen, in het begin van de jaren 1980, werd het tijdschrift in eigen beheer uitgegeven?
Roegiers: Inderdaad. Het heette toen Werkgroep Achttiende Eeuw. Documentatieblad. Maar niet lang daarna, vanaf de jaargang 1982 namelijk, zijn we met APA, de uitgeverij van Van Heusden, in zee gegaan. Dat gebeurde voornamelijk onder impuls van één van de nieuwe bestuursleden van dat moment, Hans Bots. Die werkte al langer met Van Heusden, die onder meer de studies van het Pierre Bayle Instituut uitgaf en sinds 1974 al ook Lias. We waren van oordeel dat het tijd werd ook het Documentatieblad professioneler vorm te geven. Omdat de leden van de Werkgroep tot de doelgroep van de publicaties van APA behoorden, was Van Heusden best geïnteresseerd en bereid ook ons tijdschrift uit te geven.
Zijn daarbij discussies gevoerd over de richting die het tijdschrift moest uitgaan?
Roegiers: Die zijn er zeer zeker geweest. Het ging bijna steeds over het al dan niet documentaire karakter van het blad. Sommigen wilden niets liever dan catalogi en inventarissen publiceren, anderen wilden het omvormen tot een echt ‘tijdschrift’, waar louter documentaire bijdragen eigenlijk geen plaats meer zouden hebben. In elk geval is het blad, toen het door APA werd uitgegeven, heel duidelijk in deze laatste lichting geëvolueerd.
Ook het al dan niet opnemen van recensies was een eeuwig punt van meningsverschil: een kroniek of geen kroniek, moeten we signalementen opnemen, en zo meer. Als je de hele collectie van het blad doorkijkt, dan kom je periodes tegen met ‘nieuws’ en dan weer andere zonder. Echte boekbesprekingen zijn er uiteindelijk nooit geweest. Er waren al zoveel tijdschriften waar recensies waren opgenomen, er was weinig nood aan om dat ook in het documenta-