Aan de lezer
De Achttiende Eeuw is verhuisd en is meteen een beetje nieuw geworden. Het behoudt echter zijn in alle eenvoud prachtige naam, en is en blijft uiteraard het tijdschrift van de Werkgroep Achttiende Eeuw, het Nederlands-Belgische genootschap voor de studie van de achttiende eeuw. Ook in zijn nieuwe gedaante wil het nog steeds in de eerste plaats het tijdschrift zijn waar studies op het vlak van de (Noord- en Zuid-) Nederlandse achttiende eeuw ‘thuishoren’. En hoewel in de lijn van de traditie van de werkgroep en het tijdschrift de nadruk hierbij zal blijven liggen op de literatuur, architectuur en kunst, filosofie, religie en andere aspecten van de cultuurgeschiedenis van de achttiende eeuw, is het toch uitdrukkelijk de bedoeling ook de politieke, sociale, economische en algemene geschiedenis een plaats te geven, en de periode in haar historische volheid te bestuderen en te begrijpen.
De Achttiende Eeuw wil, ook in zijn nieuwe gedaante, een volwaardig forum zijn van de studie van de (lange) achttiende eeuw in Nederland en (Nederlandstalig) België. Daarom zal het zich niet beperken tot de publicatie van gedegen, wetenschappelijke studies, maar wil het ook een plaats zijn waar verslag wordt uitgebracht over en vooral wordt gereflecteerd op wat er reilt en zeilt in ‘de wereld van de achttiende eeuw’. Er zal plaats worden ingeruimd voor discussie en polemiek, voor reviews van belangwekkende publicaties, voor de bespreking van de plaats van de achttiende eeuw in onderzoeksprojecten en overzichts- en naslagwerken, voor interviews met auteurs en initiatiefnemers, voor signalementen van congressen, tentoonstellingen, internetsites en nieuwe boeken, maar ook voor vergeten achttiende-eeuwers, sprekende beelden en verrassend bronnenmateriaal, en voor de voorstelling van weinig voor de hand liggende collecties en werkinstrumenten. Het gaat bij dit alles niet alleen om de wetenschappelijke omgang met de achttiende eeuw, maar evenzeer om haar ‘publieke’ verschijning, bijvoorbeeld in (jeugd)literatuur, films en televisiereeksen. Niets van wat de studie van de achttiende eeuw in de Nederlanden aanbelangt, kan dit tijdschrift vreemd zijn.
De studie van de Nederlandse achttiende eeuw beperkt zich niet tot onderzoekers in Nederland en België, en de interesse ervoor bestaat ook elders. Bovendien maken zowel de Werkgroep en het tijdschrift deel uit van een internationaal netwerk van de studie van de achttiende eeuw en sluit veel onderzoek dat hier wordt ondernomen, als vanzelfsprekend aan bij ontwikkelingen in het buitenland. Daarom zal er in De Achttiende Eeuw opnieuw plaats zijn voor comparatief onderzoek en studies met betrekking tot de relaties tussen de Neder- en andere landen, en zullen er ook anderstalige artikelen worden opgenomen. Ook zal nu en dan aandacht worden besteed aan de buitenlandse zusterorganisaties van de Werkgroep en hun congressen en tijdschriften, en zullen status-quaestionis-bijdragen worden gewijd aan het internationale onderzoek van (bepaalde aspecten van) de achttiende eeuw.
Het resultaat van dit alles moet een blad zijn dat aansluit bij de actualiteit van de studie van de achttiende eeuw, en dat inhoudelijk dan ook even gevarieerd is als deze actualiteit zelf. Volwaardige studies op het vlak van de Nederlandse achttiende eeuw zullen nog steeds de hoofdmoot vormen, maar zij worden vergezeld van andersoortige teksten, die sterk kunnen verschillen in invalshoek en aanpak, in lengte en toon. Zij vormen een hele reeks ongelijksoortige rubrieken, die niet alle in elk nummer hoeven voor te komen, maar wel op regelmatige basis zullen terugkeren. Deze verscheidenheid ondermijnt niet de mogelijkheid om met