De Achttiende Eeuw. Jaargang 2000
(2000)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Dries Vanysacker
| |
Korte biografische schetsenJacob Th.J. Wellens, geboren te Antwerpen op 5 september 1726 en in dezelfde stad gestorven op 30 januari 1784, deed zijn humaniorastudies bij de augustijnen in zijn geboortestad. In 1745 was hij te Leuven primus na studies in de Valk. Theologie studeerde hij als alumnus van het Groot Heiliggeestcollege. In 1751 werd hij priester gewijd en benoemd tot professor in de filosofie aan de Valk. Het jaar daarop behaalde Wellens de licentie in de theologie en in de beide rechten. In 1754 werd hij benoemd tot president van het Sint-Annacollege en twee jaar later promoveerde hij als doctor in de | |
[pagina 98]
| |
theologie. In 1759 werd hij ordinarius in de theologie en in 1765 president van het Hollandse college Pulcheria te Leuven, belast met de begeleiding van de priesterstudenten uit het voormalige bisdom Haarlem. Hetzelfde jaar werd hij bovendien regent van de faculteit theologie. In 1776, tenslotte, volgde zijn benoeming tot bisschop van Antwerpen, een functie die hij wegens een vroegtijdig afsterven slechts acht jaar zou kunnen uitoefenen.Ga naar voetnoot3. Giuseppe Garampi, geboren te Rimini op 29 oktober 1725 en gestorven te Rome op 4 mei 1792, trok na een hoofdzakelijk natuurwetenschappelijke opleiding in zijn geboortestad naar Rome om er rechten te studeren en priester te worden. Na opvallende kerkhistorische studies aan het Santa-Maria-sopra-Minerva-klooster der dominicanen en aan de pauselijke Accademia Ecclesiastica in het Quirinaal, benoemde Benedictus XIV hem in 1749 tot assistent-prefect van het Vaticaanse Archief; twee jaar later werd hij prefect, een taak die hij vanaf het begin combineerde met opdrachten in dienst van de staatssecretarie. In 1772 behaalde hij via een pauselijk rescript de titel van doctor in de beide rechten aan de Sapienza en werd hij benoemd tot pauselijk nuntius in Warschau. Vier jaar later volgden de nuntiatuur te Wenen en zijn bisschopsbenoeming van het Tyrrheense dubbelbisdom Montefiascone-Corneto. In 1785, tenslotte, werd hij kardinaal, waarna hij naar Italië terugkeerde. In 1790 werd hij protector van het Duits-Hongaarse College te Rome.Ga naar voetnoot4. De prelaten maakten met elkaar een eerste keer kennis in 1762, toen Garampi op één van zijn tochten benoorden de Alpen te Leuven in het Hogenheuvelcollege bij de Rotterdammer Christiaan Frans Terswaek (1725-1781) te gast was.Ga naar voetnoot5. In 1764 troffen beiden elkaar opnieuw in de universiteitsstad op een diner bij de universiteitsbibliothecaris Corneille-François de Nelis (1736-1798).Ga naar voetnoot6. De heren hielden sindsdien regelmatig contact en betoonden | |
[pagina 99]
| |
een groot wederzijds respect voor elkaar. Zo zocht Wellens in het voorjaar 1777 Garampi te Wenen op. In een aanbevelingsbrief gericht aan verschillende kardinalen, onder wie staatssecretaris Pallavicini, benadrukte Garampi Wellens' aanhankelijkheid en trouw aan de Heilige Stoel en drong er op aan dat ze te Rome de bisschop van Antwerpen passend zouden ontvangen ter gelegenheid van diens ‘visitatio ad limina’.Ga naar voetnoot7. | |
Onvervalste ultramontaanse kopstukkenZoals Put het aantoont, was Wellens wel degelijk een trouw - zij het kritisch - aanhanger van de Heilige Stoel. Zijn ultramontaanse gezindheid was trouwens bij zijn benoeming tot bisschop van Antwerpen het enige argument dat volgens de Zuidnederlandse Geheime Raad en haar voorzitter Patrice François de Neny (1716-1784) in zijn nadeel pleitte. Die bezwaren bleken overigens niet ongegrond. Vanaf 1777 diende de bisschop te Antwerpen met veel pracht en praal elk jaar de pauselijke zegen met volle aflaat toe, wat voor de Utrechtse Nouvelles Ecclésiastiques het duidelijkste bewijs was van zijn aanhankelijkheid aan Rome. Wellens' ultramontanisme kan beschouwd worden als een poging tot het vestigen van de kerkelijke hiërarchie naar boven toe. De paus wordt aangezien als het absolute hoofd van de katholieke Kerk, van wie de bisschoppen hun macht hebben ontvangen. In ultramontaanse kringen vond de gedachte ingang dat dit nieuwe hiërarchiebeeld meer dan ooit noodzakelijk was, gezien de aanvallen die de Kerk van alle kanten te verduren kreeg. In het politieke, maar ook in het pastorale vlak had dit belangrijke consequenties. Zijn reis naar Rome, alsook zijn nadruk op het gebruik van het Romeinse missaal zijn typische kenmerken hiervan. Ook zijn afwijzing van het febronianisme en de jozefistische kerkpolitiek kan in deze context aangehaald worden.Ga naar voetnoot8. Garampi is op zijn beurt zeer snel een man in dienst van de H. Stoel geworden. Van het moment dat hij in het Archivio Segreto Vaticano werd benoemd tot zijn dood zette hij zich loyaal - zij het eveneens kritisch - in voor het instituut. In het begin concretiseerde hij dit in opzoekingen en verhandelingen betreffende de wereldlijke rechten van de H. Stoel op zijn feodale bezittingen. Garampi's kerkpolitieke rol werd nog belangrijker toen hij na zijn missies benoorden de Alpen en als secretaris van de Cifra - belast met het opstellen van alle minuten van de staatssecretarie aan de pauselijke nuntii - | |
[pagina 100]
| |
erin slaagde een anti-febroniusnetwerk te mobiliseren voor de rechten van Rome. Dat hij als een onkreukbaar functionaris werd gewaardeerd, bewijst het feit dat paus Ganganelli (Clemens XIV) hem naar de moeilijke nuntiatuur te Warschau stuurde, waar hij erin slaagde de afschaffing der Jezuïetenorde zonder al te grote gevolgen voor het plaatselijke onderwijs op te vangen door hen tot de wereldgeestelijke stand te laten overgaan. Het was precies op ecclesiologisch en kerkpolitiek vlak dat Garampi's werkelijke appreciatie der jezuïeten lag, met name in hun nuttigheidswaarde voor de H. Stoel. Tezamen met figuren als kardinaal Christoph Anton von Migazzi (1714-1803)Ga naar voetnoot9. en de uit Maastricht afkomstige ex-jezuïet en bisschop Johann Heinrich Kerens (1725-1792)Ga naar voetnoot10. van Wiener Neustadt behaalde hij - tot grote afkeer van de Nouvelles ecclésiastiques - als nuntius te Wenen in de periode 1777-80 belangrijke successen tegen het staatskerkrechtelijk jozefistisch bolwerk: de professoren Eybel en Stöger alsook de benedictijn Oberhauser werden ofwel uit hun ambt gezet, ofwel dienden ze hun handboeken in te trekken, ofwel belandden hun werken op de Index. Nog in diezelfde periode bewerkte Garampi, vooral gesteund door Franz Heinrich Beck (1740-1828)Ga naar voetnoot11. en de Keulse nuntius Carlo Bellisomi (1736-1808)Ga naar voetnoot12., de retractatie van von Hontheim.Ga naar voetnoot13. Het is niet te verwonderen dat twee onvervalste aanhangers van het klassieke Bellarmiaanse en zeer juridisch gedachte Kerkbeeld en grote verdedigers van de universele directe pauselijke jurisdictie en van de pauselijke onfeilbaarheid zo goed met elkaar konden opschieten. Ze werden zelfs kopstukken van een ultramontaanse internationale die allen verenigde die ijverden voor de rechten van Rome, en zich afzetten tegen staatskerkrecht, febronianisme en ongodsdienstige stromingen binnen de Verlichting. | |
[pagina 101]
| |
Verlichte aanpak en methodiekMaar er was nog meer verwantschap tussen beiden te onderkennen. Zowel Wellens als Garampi propageerden een nieuwe, verlichte en moderne tactiek ten dienste van de rechten van de H. Stoel: ze wilden de eigentijdse dwalingen bestrijden met hun eigen moderne wapens en een positief alternatief bieden. En dit kon alleen maar door eerst de tegenstander, diens theorie en tactiek te kennen. In plaats van een blinde reactie en veroordeling verkozen beiden een weldoordachte en historisch-wetenschappelijk gefundeerde weerlegging. Zo gaf Wellens in 1759 zijn reputatie als één van de meest geduchte katholieke apologeten gestalte door in zijn Réfutation, een reactie op het antwoord van Pierre Rousseau (1716-1785)Ga naar voetnoot14., uitgever van het Journal Encyclopédique, aan de Leuvense theologen blijk te geven van een diepe kennis van het verlichte ideeëngoed, alsook van een groot diplomatiek doorzicht. In zijn verdediging van het christendom wees Wellens vooral op de sociale dimensie ervan en bovendien deinsde hij er niet voor terug de deïstische terminologie aan te wenden. Roegiers noemde het weerwoord van Wellens niet toevallig ‘het meest interessante specimen van anti-filosofische apologetica en polemiek dat in het achttiende-eeuwse Leuven werd samengesteld’.Ga naar voetnoot15. Samen met de reeds genoemde Terswaek was Wellens als theologieprofessor aan de Leuvense universiteit een actief bestrijder van gevaarlijk geachte eigentijdse stromingen, vooral binnen de Franse Verlichting, zoals deïsme en materialisme, de vrijmetselarij, en een opkomend moreel lacisme.Ga naar voetnoot16. De herderlijke brieven die Wellens als bisschop uitgaf kunnen tevens beschouwd worden als een poging om een tegenwicht te vormen voor de propaganda van de Verlichting. De grote kracht van zijn brieven lag in een solide bewijsvoering. De Antwerpse geëmancipeerde burgerij die vaak de standaardwerken der Franse philosophes in haar boekenkast had, vroeg om een verantwoording van de kerkelijke voorschriften. Vandaar dat Wellens apologetica steeds gesteund waren op ruime eruditie en op bewijsplaatsen uit het Evangelie. Vaak bouwde de Antwerpse bisschop een actief vertoog op tegen het probleem van de dechristianisatie en de hiervoor verantwoordelijk gestelde Verlichting. Niet alleen in zijn taalgebruik, ook in zijn argumentatie kwam hij | |
[pagina 102]
| |
gedeeltelijk aan de kritiek van de Verlichting tegemoet. In zijn brieven in verband met armenzorg, onderwijs en in de gewaagde vastenbul van 1783 - waarvan hij de eigenlijke auteur was -, waarin de algemene dispensatie werd geweigerd, anticipeerde of ving hij de opwerpingen van de oppositie vaak op. De sociale functie van de Kerk werd voortdurend onderstreept. Kerkelijke geboden betreffende vasten, armenzorg en onderwijs werden historisch gelegitimeerd met voortdurende referenties naar de eerste christenen, een tendens die ook in het hervormingsstreven van de Oostenrijkse katholieke Aufklärung te onderkennen valt.Ga naar voetnoot17. Tenslotte is vooral de nadruk op de praktische consequenties van het christendom tekenend voor de invloed van de Verlichting op Wellens' pastoraal denken. Maar daar komen we verder op terug. Garampi ontpopte zich op zijn missies naar Duitsland in de jaren 1760 als een volleerd diplomaat. Zijn kritisch waarnemingsvermogen, zijn onvermoeide reisdrift en zijn openheid voor de Rome-vijandige tendensen in Europa maakten van hem een belangrijke kerkpolitieke pion voor de H. Stoel. Hij was het die Rome waarschuwde voor haar vervreemding van de moderne wereld en voor haar ouderwetse negatieve politiek, gekenmerkt door verboden en veroordelingen. Bovendien onderstreepte hij de groeiende achterstand van de katholieke theologie en literatuur op de kritisch historisch gefundeerde studies aan de protestantse universiteiten benoorden de Alpen. Het was toen reeds zijn droom om een geleerdenrepubliek op te richten met tijdschriften die het Romeinse standpunt zouden verdedigen.Ga naar voetnoot18. Een droom die pas tijdens zijn kardinalaat met het ultramontaanse internationale Giornale ecclesiastico di Roma (1785-1798) zou worden verwezenlijkt.Ga naar voetnoot19. Garampi steunde ondertussen wel François-Xavier de Fellers (1735-1802) Journal historique et littéraire, maar in feite vond hij het blad te polemisch en te agressief.Ga naar voetnoot20. Tijdens zijn nuntiatuur te Wenen legde Garampi zich meer en meer toe op het tot stand brengen van een ultramontaanse internationale: een correspondentienet waarbij hij zich in praktisch alle bijzondere steden van het | |
[pagina 103]
| |
Europese vasteland omringde met ultramontaanse bisschoppen, kanunniken, ex-jezuïeten, prelaten en religieuzen. Het ging meestal om figuren die hij op zijn reizen van 1761-63 en 1764 persoonlijk ontmoet had. Via deze contactgroep - die zich uitstrekte van Wenen en Rome over Augsburg-Dillingen en Trier over Koblenz, naar Straatsburg, Parijs en via de Rijn naar Keulen, Luik, de Oostenrijkse Nederlanden en zelfs de Republiek - zorgde Garampi voor de sponsoring en de verspreiding van ultramontaanse literatuur. Als modern verdediger van de H. Stoel en als man van de diplomatie ging zijn voorkeur uit naar traktaten die de theorieën van de volledige onafhankelijkheid van het geestelijk gezag ten opzichte van de wereldlijke macht en de voorrang van de Kerk op de Staat niet te aanvallend en kwetsend stelden.Ga naar voetnoot21. Als kardinaal kwam Garampi in contact met Cesare Brancadoro (1755-1837)Ga naar voetnoot22., de latere vice-overste van de Hollandse zending en Brusselse nuntius. Het werd meteen de start van een succesvolle samenwerking, waarbij ook de Parijse kanunnik en belangrijkste van de anti-gallicaanse en antifebroniaanse apologeten in Frankrijk, Jean Pey (1720-1797)Ga naar voetnoot23. en de Luikse ex-jezuïet Jean Bernard de Saive (1744-?)Ga naar voetnoot24. betrokken waren. Verscheidene van Peys ultramontaanse traktaten - met voorop De l'autorité des Deux Puissances - werden naar het Italiaans vertaald. Verder zorgde Garampi voor een distributie over heel Europa van de meest bekende producties van de Romeinse apologeten van die dagen. Kortom, hij zorgde langs beide zijden van de Alpen voor een modern informatienetwerk ten dienste van de rechten van de H. Stoel.Ga naar voetnoot25. Garampi's moderne methodiek kwam niet zomaar uit de lucht gevallen. Hij was een typisch exponent van de vroeg-Italiaanse katholieke muratoriaanse Verlichting en werd beïnvloed door de Duitse kritische eruditie. Vooreerst | |
[pagina 104]
| |
vertaalde zich die houding op wetenschappelijk vlak. In het spoor van zijn leermeester, de fysicus en medicus Iano Planco (1693-1775), maakte Garampi zich de kritische experimentele methode van het natuurwetenschappelijk onderzoek eigen: met name de persoonlijke observatie te velde.Ga naar voetnoot26. Een methode die hem steeds bij zou blijven en zelfs een karaktertrek werd. Een familietraditie bracht hem in contact met het Mekka der natuurwetenschappen, het Istituto delle Scienze te Bologna, maar algauw veranderde de jonge Adriatische graaf zijn interesseveld. De kritische verlichte onderzoeksmethode paste hij voortaan als een typische volgeling van Ludovico Antonio Muratori (1672-1750)Ga naar voetnoot27. toe op zijn nieuwe oudheidkundige en kerkhistorische bezigheden. Niet toevallig richtte Garampi zijn aandacht op hulpwetenschappen als numismatiek en chronologie, die toen golden als de kritische werkinstrumenten bij uitstek ter ondersteuning van het historisch onderzoek. De houding is ook duidelijk terug te vinden in zijn bijdrage tot de hagiografie.Ga naar voetnoot28. Garampi's activiteiten als archivaris kaderen volledig in die verlichte methodiek: de pauselijke archieven dienden rationeel geordend te worden en bovenal nuttig te zijn voor het wetenschappelijk onderzoek. Als geen ander was hij een man van indices, inventarissen en fiches.Ga naar voetnoot29. Als ultramontaans diplomaat bleef hij die verlichte methodiek duidelijk aanhouden. | |
Gespecialiseerde bibliotheek als werkinstrumentBij deze weldoordachte en historisch wetenschappelijk gefundeerde weerlegging van de tegenstanders bouwden zowel Wellens als Garampi voor zichzelf een gespecialiseerde bibliotheek op. Gelukkig zijn we over het boekenbezit van beide prelaten goed ingelicht. Het beschikbare bronnenmateriaal beantwoordt zelfs aan de eisen van de hedendaagse boekhistorische wetenschap, daar we de gegevens van de gedrukte veilingcatalogi kunnen combineren met aanvullend bronnenmateriaal.Ga naar voetnoot30. Voor Wellens beschikken we over een handschriftelijke inventaris met een gedetailleerde afrekening van de | |
[pagina 105]
| |
notarisGa naar voetnoot31., terwijl we voor wat Garampi betreft heel wat kunnen halen uit diens briefwisseling met boekhandelaren en uit eigentijdse getuigenissen.Ga naar voetnoot32. De bibliotheek van Garampi die omstreeks zijn kardinaalsbenoeming zo'n 30 à 40.000 volumes telde, kan gerust doorgaan voor een boekencollectie van een ‘homo universalis’. Zelfs de gedrukte veilingcatalogus die ‘slechts’ zo'n 16.000 titels bevat, geeft ons nog een mooi beeld van het ongelooflijk breed interesseveld van de prelaat.Ga naar voetnoot33. Alhoewel Garampi zelf de nadruk op legde dat hij tijdens zijn laatste levensjaren nog enkel nuttige boeken op het vlak van theologie, geschiedenis en literatuur aankocht, bestrijkt zijn bibliotheek praktisch elk facet of onderdeel van Charles Brunets categorieën (Theologie, Recht, Wetenschappen en Kunsten, Taal- en Letterkunde, Geschiedenis).Ga naar voetnoot34. Opvallend hierbij is Garampi's moderne smaak. Naast een hele collectie werken over de binnenkerkelijke controverses rond het jansenisme, Unigenitus, de Utrechtse Kerk, het pauselijk universeel primaatschap, de synode van Pistoia - waarbij natuurlijk de ultramontaanse klassiekers van de scuola romana niet ontbreken, maar evenmin de Augustinus van Cornelius Jansenius, werken van Antoine Arnauld, de Nouvelles ecclésiastiques, traktaten van Edmond Richer (1559-1631) en van Pietro Tamburini (1737-1827) - zijn vooral de secties ‘polemische’ en ‘heterodoxe’ theologie zeer interessant. Boeken over het Godsbestaan en de waarheid van de christelijke godsdienst en het katholiek geloof, wisselen af met traktaten tegen nieuwe ‘ketterijen’ als de atheïsten, materialisten, fatalisten, deïsten, ongelovigen, naturalisten, libertijnen en vernieuwers. Zo bezat Garampi heel wat boeken die het ideeëngoed van de Franse philosophes, als Voltaire, D'Alembert, Diderot, Jean Jacques Rousseau en de verlichte maatregelen van Frederik de Grote behandelden en weerlegden. Maar daar bleef het niet bij. In de sectie ‘heterodoxe’ theologie had Garampi de volumes van die philosophes en ‘ketters’ zelf. Ook van de | |
[pagina 106]
| |
binnenkerkelijke anti-pauselijke stromingen had de kardinaal de klassiekers in zijn bezit! In de klasse Rechtsgeleerdheid valt bij het canoniek recht vooral Garampi's aandacht voor de vraagstukken van de kerkelijke hiërarchie en de binnenkerkelijke stromingen op die de rechten van Rome en het universeel primaatschap van de paus aanvechten. Zo bezit hij een mooie verzameling over de gallicaanse Kerk, haar ‘vrijheden’ en haar macht. Als specialist Duits kerkelijk recht, had Garampi praktisch elk belangrijk traktaat of boek hierover op de kop getikt. Althans elk niet Duitstalig werk, want die taal was hij niet machtig! Zeer interessant zijn de volumes over het Duitse protestantse kerkelijk recht en het febronianisme.Ga naar voetnoot35. Ook de kerkrechtelijke controverses tussen de wereldlijke vorsten en de H. Stoel komen aan bod. Ultramontaanse geschriften, zoals onder meer van Luigi Cuccagni († 1798), wisselen af met anticurialistische handvesten, zoals onder andere Zeger Bernard Van Espens (1646-1728) Tractatus de Recursu ad Principem. In het burgerlijk recht vinden we dan weer de klassiekers terug van Hobbes, Rousseau en Montesquieu. Ook op het vlak van de Wetenschappen en Kunsten treffen we een brede waaier van onderwerpen aan. Zowat alle grote namen van de wijsbegeerte, natuur- en scheikunde, natuurwetenschappen, geneeskunde, wiskunde, kunsten en mechanica, zoals Bacon, Descartes, Newton, Leibniz, Wolff, Bailly, Boerhaave, Linnaeus, Nollet, Winckelmann, Necker en Mirabeau passeren de revue. Ze wisselen er af met volumes van eersterangsfiguren van de Franse Verlichting met als pronkstuk de bijbel van de philosophes, de Encyclopédie van Diderot en D'Alembert. De sectie Geschiedenis beslaat zowat de helft van zijn collectie. Boeken over aardrijkskunde, wereldgeschiedenis, kerk- en godsdienstgeschiedenis, geschiedenis van de Oudheid, en over de hulpwetenschappen, staan er netjes naast werken over moderne eigentijdse geschiedenis, waaronder Robertsons | |
[pagina 107]
| |
geschiedenis van Schotland, Voltaires Siècle de Louis XIV en Raynals Histoire philosophique etpolitique des Etablissements et du commerce des Européens dans les deux Indes.Ga naar voetnoot36.
Ook de bibliotheek van bisschop Wellens, die grotendeels reeds te Leuven (1754-1775) was aangelegd maar ook verder werd uitgebreid tijdens zijn verblijf te Antwerpen en op zijn reis naar Wenen en Italië in 1777, getuigt van een moderne belangstelling.Ga naar voetnoot37. Wanneer we Brunets classering op Wellens' collectie - zoals die in de veilingcatalogusGa naar voetnoot38. tot uiting komt - toepassen, dan zien we dat zowat de helft van de kavels (1323) door Theologie (567) werd ingenomen. Op de tweede plaats volgt Geschiedenis (383), terwijl Recht (145) en Taal- en Letterkunde (162) elkaar in evenwicht houden op de derde plaats. Wetenschappen en Kunsten (42) huppelen achterop. De Antwerpse bisschop had echter duidelijk een bibliotheek opgebouwd die niet gericht was op theologische diepgang of op wetenschappelijke eruditie, maar op de kennis van zijn eigen tijd en op de bestrijding van gevaarlijk geachte stromingen, zoals ook de Vrijmetselarij. Inzake interesse voor de Franse philosophes steekt Wellens Garampi naar de kroon. De eerste uitgave van de Encyclopédie van 1751 wordt afgewisseld met het nagenoeg volledig oeuvre van Montesquieu, Voltaire, Rousseau, losse publicaties van Gabriël Bonnot de Mably (1709-1785), Raynal en vele andere vertegenwoordigers van de Franse Parnassus. Net als Garampi bezat Wellens evengoed literatuur van de bestrijders van deze verlichters. Zo treffen we op zijn boekenplanken zowel Jean François Marmontels (1723-1799) Bélisaire aan als de pamfletliteratuur van de zogenaamde ‘Socratische Oorlog’ waartoe de Nederlandse vertaling van deze filosofische roman aanleiding had gegeven. In zijn uitgebreid tijdschriftenbestand, treffen we naast de volledige jaargangen van het controversiële Journal des Savants zowel Bayles Nouvelles de la République des Lettres, Pierre Rousseaus Journal Encyclopédique als Fellers ultramontaanse Journal Historique et Littéraire aan. Op kerkpolitiek en kerkrechtelijk vlak moest Wellens niet veel voor Garampi onderdoen. We vinden er de klassiekers van Pey en Nicolas Sylvestre Bergier (1718-1790) terug, maar ook die van Febronius, Jean Launoy (1603-1678), Van Espen, Paul Joseph Riegger (1705-1775) en Richer, alsook die van het Franse gallicanisme plus die van het Spaanse en Nederlandse regalisme enerzijds en hun ultramontaanse tegen- | |
[pagina 108]
| |
standers anderzijds. Parallel met Garampi had Wellens ook oog voor de kritische erudieten uit het katholieke kamp, bovenal voor Muratori van wie hij bijna alle werken bezat. De afdeling burgerlijk recht was voorzien van de voornaamste producties van het moderne natuur- en volkenrecht. Dat deze bezitters van zo'n brede waaier van boeken, waaronder dus ook de klassiekers van de verlichte philosophes, van onorthodoxe katholieke stromingen, van ‘ketterse’ en atheïstische literatuur, tegelijk fervente verdedigers van de pauselijke rechten waren, dient ons niet te verwonderen. Wellens en Garampi waren wel degelijk ultramontanen, maar in tegenstelling tot vele van hun partijgenoten ultramontanen met kennis van de ideeën der tegenstanders en met een open oog voor de wereld waarin ze leefden. Het waren mannen van de Kerk en van de wereld. | |
Open voor Katholieke VerlichtingHun typisch kritische openheid behielden Wellens en Garampi ook in hun contacten met diegenen die hervormingen nastreefden in de katholieke Kerk als antwoord op de Verlichting. Wellens had zich tijdens zijn carrière als professor te Leuven duidelijk opgewerkt tot de vertrouwensman van de regering. Hij bleek in diverse kwesties een soepel en aanvaardbaar onderhandelaar te zijn, ook in zaken die niet direct met onderwijspolitiek te maken hadden. Samen met Nelis en Terswaek ging hij trouwens door voor één van de meest hervormingsgezinde theologen van het achttiende-eeuwse Leuven. Door zijn bereidheid met de regering mee te werken aan pedagogische en pastorale projecten, in zijn activisme toonde hij een facet van wat men een aanzet tot ‘Katholieke Verlichting’ kan noemen.Ga naar voetnoot39. Maar daar komen we verder op terug. Als jonge geestelijke stond Garampi op zijn beurt open voor de binnenkerkelijke moraaltheologische discussies en hervormingsstrevingen.Ga naar voetnoot40. Zonder openlijk partij te kiezen hield hij in het Rome van Benedictus XIV zowel met de jezuïeten contact als met het milieu der dominicanen, augustijnen en oratorianen. Zijn lidmaatschap van de filo-jansenistische Circolo d'Archetto, een groep van vooraanstaande geleerden en kerkelijke figuren die sinds 1749 tot het einde van de jaren 1750 geregeld in de woning van Giovanni Gaetano Bottari (1689-1775)Ga naar voetnoot41. in het Palazzo Corsini bijeenkwam en zijn meerdere publicaties in de Florentijnse Novelle Letterarie van Giovanni Lami (1697-1770)Ga naar voetnoot42., exponent van een soort katholieke Verlichting, waarbij gestreefd | |
[pagina 109]
| |
werd naar een complexe synthese van augustiniaans rigorisme, filo-jansenisme, gallicaanse kerkrechtelijke ideeën, wetenschappelijk denken en moderne filosofie, en het feit dat hij op moraaltheologisch vlak steeds een aanhanger is geweest van de augustino-thomistische strenge leer, wijst tenminste op een vorm van openheid voor het verlicht katholicisme. Garampi was trouwens niet enkel op het vlak van de wetenschappelijke methode een muratoriaan. Ook Muratori's stellingen dat het christelijk geloof op de eerste plaats een persoonlijke, innerlijke bewogenheid is in plaats van uiterlijke praktijk, dat het essentiële erin de voorrang moest krijgen op het bijkomstige en dat het geloof vorm moest krijgen in een actieve christelijke caritas, werden door Garampi na het lezen van Della regolata divozion de'cristiani (1747) onderschreven.Ga naar voetnoot43. In die zin stond Garampi open voor de grondslagen van de ‘Katholische Aufklärung’ die mee vorm zouden geven aan de kerkelijke hervormingen van Maria Theresia, Jozef II, Leopold van Toscane en vele andere katholieke vorsten en denkers. Typisch voor Garampi's openheid en tegelijk geslepen diplomatisch optreden waren zijn goede contacten tijdens zijn Weense nuntiatuur met de jansenistisch-gezinde Reformkatholieken, het zogenaamde avondgezelschap van Ignaz Müller († 1782). De nuntius slaagde er in hun voor Rome schadelijke hervormingsideeën te neutraliseren en zelfs enkele voorheen janseniserende leden, zoals de dominicaan Pietro Maria Gazzaniga (1722-1799) voor zijn kerkpolitiek te winnen.Ga naar voetnoot44. De ‘verlichte’ nuntius bleef immers voor alles een trouw aanhanger van de H. Stoel. | |
Verlicht katholiek activismeHet beste bewijs van Wellens' en Garampi's aanhangen van een soort katholieke Verlichting vinden we in die mate dat ze doelbewust hervormingen in het kerkelijk leven invoerden ten gevolge van de door de Verlichting geuite kritiek. Met andere woorden hun verlicht karakter ligt wellicht nog het meest in hun activistische gesteldheid. Een Aufklärer was minder een denker dan een concrete hervormer. Het nieuwe denken was geen doel op zich maar leidde steeds tot een nieuwe vorm van handelen.Ga naar voetnoot45. Zoals eerder reeds gesuggereerd, had Wellens als theologieprofessor te Leuven blijk gegeven van verlichte activiteiten. Zo dokterde hij samen met Terswaek een plan uit om werkloze afgestudeerde theologen samen te brengen in het ‘Veteranencollege’, waar ze zich via een modern leerplan zouden kunnen voorbereiden op en ingeschakeld worden in de pastoraal. Ook bij de | |
[pagina 110]
| |
oprichting van het Luxemburgse seminarie lag de nadruk op kerkgeschiedenis en op pastoraal gerichte vakken, eerder dan op wetenschappelijke degelijkheid.Ga naar voetnoot46. Als bisschop van Antwerpen benadrukte Wellens in zijn pastorale brieven de sociale functie van de Kerk. Nauw hiermee samen beklemtoonde hij het belang van de pastoraal en de praktische consequenties van het christendom. De eisen die hij aan de Antwerpse burgerij stelde waren hoegenaamd niet licht: de oproep tot engagement in de ‘Nieuwe Directie’ - een gecentraliseerde en allesomvattende gerationaliseerde armenzorg in samenwerking met het stadsbestuur - en tot de Broederschap van Carolus Borromaeus illustreert dit nog het treffendst. Hij spoorde de gelovigen voortdurend aan om door een concreet getuigenis weerstand te bieden aan de spot, die stilaan steeds meer in het openbaar geuit werd. Zelf trok Wellens zijn verlichte lijn door: bijvoorbeeld in de reorganisatie van de armenzorg en in de organisatie van volwassencatechese. De bisschop zag beide projecten als complementair: de eerste zorgde voor het materiële, de tweede voor het geestelijke welzijn van de armen. Hij steunde onvoorwaardelijk de ‘Nieuwe Directie’. Zijn argumentatie hiervoor was trouwens zeer modern: de nevenschikking van een burgerlijke plicht tot armenzorg (de natuurlijke liefde ingegeven door de rede, vanuit een humanistische inspiratie) en de christelijke naastenliefde (ingegeven door de bovennatuurlijke liefde die van God kwam) valt op. Wellens vertrok duidelijk vanuit de reële wereld en aarzelde niet om hiermee tegemoet te komen aan een meer geseculariseerd christendom. Ook de vormgeving van de catechismus en de door Wellens gepropageerde ‘Nieuwe Directie’ doet modern aan: een gerationaliseerde en efficiënte armenzorg in plaats van het louter vrome aalmoezen geven. En een religieus onderwijs dat hoofdzakelijk praktisch georiënteerd is en zich niet tevreden stelt met een autoritaire methode. Bovendien ligt de nadruk op het sociale nut van de godsdienst: zowel de catechismus als de ‘Nieuwe Directie’ hebben tot doel de laagste klassen van de bevolking te beschaven en tot waardige burgers op te voeden. Wellens deelt hierin duidelijk het optimisme van de Verlichting: morele achteruitgang is alleen te wijten aan een gebrek aan kennis en zal bijgevolg verdwijnen door aangepast onderwijs. Wellens zou ook belangrijke inspanningen leveren om het posttridentijnse priesterideaal, dat in de figuur van Carolus Borromaeus vervat lag, na te volgen en aan te passen aan de tijdsomstandigheden.Ga naar voetnoot47.
Ook Garampi vertoonde duidelijke verlichte trekken in zijn acties als bisschop van Montefiascone-Corneto. De parallellen met Wellens vallen hier op. Zo dokterde hij in 1779 een modern leerplan uit voor zijn seminarie, waarbij de nadruk kwam te liggen op de vorming van priesters die op basis van een gedegen wetenschappelijke bagage vooral nuttig pastoraal werk (catechese en | |
[pagina 111]
| |
prediking) in de parochies zouden doen. Ondertussen werkte hij naar het voorbeeld van de Oostenrijks-Hongaarse ‘Priesterhäuser’ - zo typisch voor de jozefistische Auflärung - ook een post-seminarie-opleiding uit voor priesters en afgestudeerde seminaristen. De bedoeling was dat deze laatsten er zich verder zouden kunnen specialiseren in studie en prediking en zich konden voorbereiden op hun pastorale taken. Het project was qua vormgeving duidelijk geschoeid op het moderne leerprogram van de jozefistische hervormingstheoloog Franz Stephan Rautenstrauch (1734-1785) die in zijn Priesterhäuser net de nadruk legde op pastorale bijscholing per bisdom. Uiteindelijk zou Garampi's initiatief moeten leiden tot een soort gemeenschap van diocesane priesters, een gemeenschap van evangelische werknemers, predikanten en catecheten. De priesters zouden hun studies kunnen baseren op zijn privé-bibliotheek en het recept was zeer muratorisch: de nadruk lag op de positieve of historische theologiebeoefening en op een streven naar augustiniaans reveil. Garampi's voorkeur voor augustino-thomistische auteurs op moraaltheologisch vlak valt op. Het was immers net alsof de figuren die halfweg de eeuw op de muren van de Corsini-bibliotheek in Rome afgebeeld stonden hier uit hun handboeken debiteerden: Le Nain de Tillemont, Noël Alexandre, Melchior Cano, Bellarminus en Denys Petau ... Garampi's project was echter te hoog gegrepen: de meeste seminaristen vertrokken na hun priesterwijding.Ga naar voetnoot48. Tot slot vermelden we nog een ander facet van Garampi's verlichte invloed. In 1784 richtte hij te Tarquinia een landbouwacademie op en twee jaar later schreef hij ter ondersteuning van de plaatselijke spinnerijen wedstrijden uit. Als prelaat en privépersoon voelde hij zich ook aangesproken door de sociale dimensie van het geloof: in Montefiascone financierde hij uit eigen zak een weeshuis.Ga naar voetnoot49. | |
Gemiste kansen?Aan het einde van zijn boek Onrust in de zielzorg duidt Put aan dat Wellens' aanpassing aan het verlichte denken slechts in aanzet aanwezig was. Meer dan een voorzichtige toenadering was het niet geworden. Enerzijds is dit te verklaren door het vroegtijdig afsterven van Wellens; anderzijds werd zijn tegemoetkoming aan de kritiek van de Verlichting voor een niet onbelangrijk deel afgeremd door zijn conservatieve reflex op de kerkpolitiek van Jozef II.Ga naar voetnoot50. Op het kerkpolitieke vlak vaardigde deze laatste, geïnspireerd door de katholieke Aufklärung, een reeks edicten uit met de bedoeling het kerkelijke leven te zuiveren van bijkomstigheden. In feite wilden figuren als Wellens en Garampi net hetzelfde. Groot struikelblok was echter het feit dat Jozef II | |
[pagina 112]
| |
daarbij de inmenging van Rome zoveel mogelijk wou vermijden en controleren. Vooral het optreden van de keizer bij de afvaardiging van het tolerantieedict (1781), de veranderingen in de huwelijkswetgeving (1781/82) en de afschaffing van de onnuttig geachte kloosters (1783) zorgde voor een steeds duidelijker polarisatie in een ultramontaans en regeringskamp. Wellens nam een belangrijke plaats in binnen het ultramontaanse verzet: alhoewel zelf diplomatieker van aard dan kardinaal Johann Heinrich von Franckenberg (1726-1804)Ga naar voetnoot51. zette hij die laatste tot actie aan. Toch verstrakte zijn houding in de loop der jaren. Wellicht hebben precies de onverzettelijkheid en het radicalisme waarmee Jozef II zijn plannen doorvoerde Wellens tegen de borst gestoten en tot een verbitterd man gemaakt.Ga naar voetnoot52. Eenzelfde patroon kan waargenomen worden bij Garampi. Was de balans van zijn Weense nuntiatuur tijdens de aanvangsjaren onder Maria Theresia positief, dan veranderde dit volledig vanaf 1780 onder haar zoon Jozef II.Ga naar voetnoot53. Wederzijdse provocaties en incidenten vertroebelden de relaties tussen Garampi en het Weense hof. De nuntius werd net als Wellens steeds harder en zijn diplomatieke vriendelijkheid maakte plaats voor een nijdige strijd voor de rechten van de Romeinse Kerk en de paus, die voortdurend door Jozef II met de voeten werd getreden. Garampi werd wellicht onder invloed van de kardinalen Migazzi en Franckenberg in toenemende mate extreem ultramontaans.Ga naar voetnoot54. Vooral het tolerantie-edict en de eigenmachtige beslissing van de wereldlijke macht om kloosters af te schaffen lokte vanwege de nuntius een scherpe reactie uit. In zijn berucht memorandum van 12 december 1781 ging hij zwaar uit de bocht: in niet eens bedekte termen waarschuwde Garampi kanselier Kaunitz voor het gevaar van Jozef II's kerkhervormingen, want deze keizer, aldus de nuntius, kon niet als een waar Rooms-katholiek vorst beschouwd worden. De woede van Jozef II was zo groot dat hij Garampi openlijk hekelde en alle verzoeningspogingen afwimpelde. Ook toen de nuntius liet weten dat Pius VI bereid was om samen mét de keizer kerkelijke hervormingen door te voeren. ‘Der hiesige pabstliche Nuntius’ moest eens publiekelijk goed aangepakt worden! | |
[pagina 113]
| |
Eén en ander bracht met zich dat zowel Wellens als Garampi ook geen aandacht meer hadden voor het goede in de Oostenrijkse hervormingen en zich negatief opstelden tegenover alles wat uit die hoek kwam. De geloofwaardigheid van de Kerk, die in diverse vlakken totaliteitsaanspraken had laten gelden, werd door de keizerlijke edicten in diskrediet gebracht. In de ogen van Garampi en Wellens zou het tolerantie-edict bijvoorbeeld, in onze ogen helemaal niet zo erg, alleen maar tot geloofsafval leiden. De machtsstrijd tussen Kerk en Staat, meer nog de kortsluiting tussen Kerk en Staat, was des te tragischer, daar de maatregelen zowel van Wellens en Garampi als van Jozef II voor een groot deel ingegeven werden door eenzelfde bekommernis, met name de Kerk en het geloofsleven te zuiveren en te hervormen. Net door die voortdurende tweestrijd om de macht kregen de secularisatie en de reële geloofsafval vrije baan. Die verstarring bracht kardinaal Garampi rond 1787 nog in een lastig persoonlijk parket. Zich steunend op het feit dat de kardinaal zich in zijn vroege Romeinse jaren in het milieu van de ‘Circolo del Archetto’ vertoond had en goed bevriend was met Giovanni Cristofano Amaduzzi (1740-1792)Ga naar voetnoot55., anti-curialist, rigorist, verlicht erudiet en voortrekker van de christelijke filosofie, dacht Scipione de'Ricci (1741-1810)Ga naar voetnoot56., de centrale figuur van de episcopalistische hervormingstendensen in het groothertogdom Toscane en organisator van de Synode van Pistoia, in hem een bondgenoot te vinden. Garampi toonde zich hier van zijn smalste zijde. Na een aarzelend begin, en pas na overleg met de staatssecretaris en de paus, wees Garampi elke toenadering principieel van de hand. Later zou hij zelfs nog deel uitmaken van de commissie die uiteindelijk in 1794 - dus twee jaar na zijn dood- zou leiden tot de uitvaardiging van de veroordelingsbul Auctorem Fidei.Ga naar voetnoot57. | |
Besluit: verlicht ultramontaan: realiteit en contradictio in terminisAan de hand van de twee bestudeerde figuren Wellens en Garampi, kunnen we besluiten dat het beeld van de ultramontanen als één monolitisch wereldvreemde en vernieuwingsschuwe groep onmogelijk staande kan blijven. | |
[pagina 114]
| |
Anderzijds vonden we bij de beide prelaten zeer zeker verlichte elementen terug, zowel in hun methodiek, hun openheid, hun boekenbezit, hun projecten en zelfs in hun activiteiten. Ook een zekere aggiornamento van de Kerk en van het geloof was bij hen waar te nemen. De sociale dimensie van de Kerk en de vernieuwde nadruk op het belang van de pastoraal stonden zowel bij Wellens als bij Garampi centraal. Toch bleven beiden op de eerste plaats ultramontaan, zij het kritisch en lange tijd diplomatisch ingestelde. Vandaar ook de term verlicht ultramontaan, met verlicht als adjectief en ultramontaan als substantief. Het antwoord op de in de titel gestelde vraag ligt echter niet zo eenvoudig. Tot ca. 1780 lijkt het antwoord voor wat Wellens en Garampi betreft: verlicht ultramontaan, een realiteit. Met de komst van Jozef II en zijn bruuske decreten begon die realiteit te vervagen en leek de combinatie eerder op een contradictio in terminis. Zeker voor wat Garampi betreft in zijn houding tegenover Amaduzzi en De'Ricci. Bovendien bleek hij achteraf gezien zoals de meeste ultramontanen zijn doelwit verkeerd gekozen te hebben: doordat de bestrijding van het binnenkerkelijk anti-ultramontanisme zijn exclusieve aandacht had opgeëist had hij de anti-godsdienstige vijanden uit het oog verloren. Met alle gevolgen van dien. De antwoorden die hij gaf, volstonden niet meer voor de vragen die door de vertegenwoordigers van de radicale Verlichting en van de Revolutie werden gesteld. En dat terwijl zijn privé-bibliotheek vele klassiekers van die stromingen bevatte. Of Wellens, die ‘die Voltairistjens zou botmuylen’Ga naar voetnoot58. en toch meer aandacht had voor de philosophes en de vrijmetselarij, in dezelfde val zou zijn getrapt, blijft, gezien zijn voortijdig afsterven, een open vraag. | |
Enlightened Ultramontane: a contradiction in terms or reality?This article wants to demonstrate that the Roman Ultramontane camp was far from being one monolithic entity, averse to any kind of renewal or openness to the world of Enlightenment. My argument is based on a study of concrete methods, attitudes, book collections, projects and activities of two pivots of the Roman Church and defenders of the rights of the Holy See, i.e. the Italian Cardinal Giuseppe Garampi (1725-1792) and the Bishop of Antwerp, Jacob Thomas Jozef Wellens (1726-1784). The conclusion must be that Garampi and Wellens can, indeed, be called ‘Enlightened Ultramontanes’. Not only did they have open and critical minds, and employed ‘enlightened’ methods and approaches, their activities (such | |
[pagina 115]
| |
as reorganising the poor relief, catechizing adults, reworking curricula in post-seminary teaching) clearly show they both adhered to the Catholic Enlightenment. Only after the difficulties between Rome and Joseph II, who dramatically enough had the same ideal of clearing and reforming the Church and catholic Faith, did both prelates change their attitudes. Since 1780 ‘Enlightened Ultramontane’ increasingly became a contradiction in terms. Anti-Ultramontanism appeared to Rome to be a greater danger than irreligion. Garampi too, fell into this trap. He could not longer answer the questions which were raised by the advocates of the radical Enlightenment and of the Revolution. Whether Wellens - who had shown much more attention to the Philosophes and the Freemasonry - would have done the same, remains the question since he died young. |
|