De Achttiende Eeuw. Jaargang 2000
(2000)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Commentaar door Gert-Jan JohannesDe interessante en verhelderende bijdrage van André Hanou geeft mij aanleiding tot twee notities. In de eerste plaats dit. Hanou typeert Betje Wolff als representant van een christelijke Verlichting in Nederland. Mijns inziens terecht. Maar dit herinnert mij eraan dat er een jaar of tien geleden nogal wat discussie was over de juiste typering van de Verlichting in Nederland. Viel die nu in haar algemeenheid te beschouwen als ‘christelijk’ of niet? Een belangrijke aanzet vormde de inleiding bij Hanous proefschrift, waarin hij betoogde dat de Verlichting heel wat radicaler en minder christelijk was dan men wel dacht.Ga naar voetnoot1. Ook in latere geschriften, zoals de vele tekstedities waar hij op enigerlei wijze de hand in had, toonde Hanou zonneklaar aan dat er radicale geesten in de Nederlandse Verlichtingsbeweging rondliepen. De vraag is echter: gaat het hier om een nuancering of aanvulling op het beeld van de Nederlandse Verlichting als ‘christelijk’, dan wel om een totale herziening van dat beeld? Voor dat laatste zou je misschien wel een onsje meer godloochenaars, pornografen of pantheïsten nodig hebben. Het lijkt erop dat deze hele discussie inmiddels min of meer verstomd is. Maar ik realiseer me dat ik niet goed weet wat nu eigenlijk de conclusie geweest is. Voor mijn tweede punt keer ik terug naar de Santhorstsche Geloofsbelydenis. Opnieuw ben ik het met Hanou eens, als hij wijst op het belang van de katholieke setting, en op de katholieke verwijzingen daarbinnen. Inderdaad: dat ‘sant’ van ‘Santhorst’ verwijst niet alleen naar zand in de zin van ‘zandkorrels’, maar ook naar sant in de zin van ‘santenkraam’. Tot zover geen probleem. Maar Hanou gaat verder. Zijns inziens zijn die santen veel minder lollig bedoeld dan je zou denken. De bedoeling zou zijn, te betogen dat de tolerante kerk van de Verlichting een ‘katholieke’ kerk zou moeten worden, in de letterlijke betekenis van ‘algemene’ kerk. Daarbinnen zou ook een grote mate van tolerantie moeten heersen tegenover de thans buitengeslotenen, zoals de katholieken. Met andere woorden: de verwijzingen naar de santenkraam zouden min of meer welwillend en vriendelijk bedoeld zijn. Het ware katholicisme heeft geen inquisitie maar is van origine algemeen en inclusief. En het katholicisme, in die zin opgevat, is zo gek nog niet. Deze constructie van Betje Wolff als een soort heilige Elisabeth van het kruis bevalt mij eigenlijk maar niks. Naar mijn idee moeten we die hele santenkraam toch maar gewoon blijven interpreteren als wat het op het eerste gezicht lijkt. Wat Betje Wolff volgens mij wil zeggen, is het volgende. Die orthodox-calvinistische doordrijvers zijn een soort van katholieken geworden, met dogma's, heiligen, relikwieën, etc. Wat je daar eigenlijk tegenover zou moeten stellen, is een kerk waarin de tolerante helden van het nationale | |
[pagina 53]
| |
verleden de heiligen zijn, en waarin het stokje van Oldenbarnevelt een relikwie is geworden. Maar dat willen we natuurlijk niet echt. De katholieke verwijzingen worden mijns inziens dus alleen maar gebruikt om aan te geven hoe belachelijk die orthodoxe protestanten bezig zijn. Bijna even belachelijk als die rare katholieken. Maar natuurlijk niet echt, want die verdomde papen spannen uiteraard de kroon als het gaat om negatieve eigenschappen. De Santhorstsche Geloofsbelydenis is niet alleen een aanval op de orthodoxe protestanten. Het is tevens een vanzelfsprekende voortzetting van de aloude papenhaat, maar dan met nieuwe middelen. Ik kom daar op terug. Eerst nog een paar punten ter verdediging van mijn interpretatie. Ten eerste bestaat er een brochure waarin de Santhorstsche Geloofsbelydenis in verdediging wordt genomen tegen aanvallen van buitenaf. Die verdediging is hoogstwaarschijnlijk geschreven door dominee Wolff, de man van Betje.Ga naar voetnoot2. Hij zegt onder meer: ‘Het leenen en overnemen van Kerkelyke benaemingen, uitdrukkingen, handelingen van een Roomschgezinde gemeente [...] komt my voor geschiedt te zyn, niet om met den Roomschen Godsdienst en Kerk, veel min met den Gereformeerden Godsdienst en Kerk te spotten.’Ga naar voetnoot3. Deze tijdgenoot besefte dus heel goed dat de tekst niet alleen (‘veel min’) kon worden opgevat als spot met de calvinistische orthodoxie, maar zeker ook als uiting van anti-katholicisme. Juist de gewiekste apologie die hij laat volgen (waarin hij net als Hanou wijst op de katholieke achtergrond van de opstandelingen), versterkt de gedachte dat deze satire allesbehalve paapvriendelijk overkwam. En dan nog iets. Al in een vroeg stadium werd de Santhorstsche Geloofsbelydenis uitgegeven samen met het korte tijd later geschreven, satirische dichtstuk De Menuet en de Dominees Pruik. Het lijkt me daarom geoorloofd de twee satiren op elkaar te betrekken. De geschiedenis van menuet en domineespruik is bekend. Een ouderling heeft gedanst op een bruiloft. Een kerkelijke domineescommissie van orthodoxe pruikenkoppen komt hem berispen en vermanen. Maar de ouderling is ze te slim af. Hij vraagt naar de kerkordening waarin staat dat je niet mag dansen. Als het boek dan op tafel komt, staat er inderdaad het een en ander over het dansen in. Maar ook blijkt dan plotseling, dat dominees geen pruiken mogen dragen. De orthodoxe pruikenkoppen gaan af door een zijdeur, en de ouderling heeft het pleit gewonnen. Het aardige is nu, dat ook in De Menuet en de Dominees Pruik het woord ‘sant’ een trefwoord is.Ga naar voetnoot4. Maar dan op een manier die minder speelruimte overlaat voor de interpretatie. Het begint al met de introductie van de tuchtcommissie van dominees: ‘Zie daar! de Predikanten / O! 't zijn daar zulke groote | |
[pagina 54]
| |
Santen!’. De dominees zijn dus een soort van katholieke heiligen. Bovendien worden ze niet alleen aangeduid met namen als ‘Broeder Drijfdoor’, maar ook met een naam als ‘Paap Dweepziek’. Als de ouderling zijn slimme meesterzet plaatst, heet het: ‘Wat keeken de vier Santen [op hun neus]!’. En even later staat er: ‘De Pausen droopen af!’. Juist de orthodoxe dominees worden dus neergezet als paapse geestelijken, met de voor papen zo typerende eigenschappen als dweepzucht. Aardig is ook dat de kerkordening wordt getypeerd als ‘'t Gottisch Boek’, waarbij de term ‘Gottisch’, ongetwijfeld staat voor alles wat achterhaald, katholiek-middeleeuws en obscurantistisch is. De tekst (zelf waarschijnlijk in ‘gothische’ letter) is er dan ook naar: ‘mer! hevet hi gedanst mit al te bliden geeste,
Al was 't op zin liefs vrouw, of zin liefs dogters Feeste,
Men sluut hum in den ban, op dat hy daar voor li.
Hi ne mag nemmermier die zuuvre kerk rejieren’
Wat we hier horen is niet de tale Kanaäns en niet de taal van de Dordtse synode, maar veeleer die van Beatrijs uit de ‘duistere’ middeleeuwen. Het grootste bezwaar tegen de orthodoxen is, kortom, dat ze verworden zijn tot een soort van katholieken. Dat die katholieken zelf de verwerpelijkste lieden zijn die je maar kunt denken, wordt daarbij als bekend voorondersteld. Het is, naar mijn idee, dus zeker niet de bedoeling een lans te breken voor een soort oecumenisch of ‘oorspronkelijk’ katholicisme. Integendeel. Zowel in de Santhorstsche Geloofsbelydenis als in De Menuet en de Dominees Pruik vinden we telkens weer een voortzetting van de aloude papenhaat, maar nu met de nieuwe middelen van het nationaal gevoel. Sterker nog, uit naam van de tolerantie worden hier de messen geslepen. We zien hier elementen van de papenhaat in de nieuwere zin, zoals die rond 1800 een vaste vorm zou krijgen, binnen een min of meer gesloten, nationale ideologie.Ga naar voetnoot5. De grondwettelijke, formele tolerantie zou gepaard gaan met nieuwe vormen van bestrijding en uitsluiting, op basis van die nationale ideologie. In het werk van Betje Wolff kunnen we een aanloop tot dit proces zien. Mijn vraag is dus: horen we, op de achtergrond van de tolerante klanken in Betje Wolffs satirische menuetten, eigenlijk niet al de guillotine opbouwen? Onder die guillotine zouden, uit naam van de tolerantie, zeker die paap-achtige ezelskoppen van orthodoxe dominees moeten sneuvelen.Ga naar voetnoot6. Maar hoogstwaar- | |
[pagina 55]
| |
schijnlijk in één moeite door toch ook maar meteen de ‘échte’ papen. Zover is het niet gekomen. Maar de vraag blijft: dankzij of ondanks Betje Wolff en haar makkers? | |
Remarks by Gert-Jan JohannesI would like to raise two points. Firstly: some ten years ago, Hanou was an eloquent spokesman for those who advocated the idea of a ‘radical’ Enlightenment in eighteenth-century Holland, as opposed to the traditional picture of Dutch Enlightenment as an exclusively ‘protestant’ affair. Hanou's current contribution, in which Betje Wolff is considered to have been a representative of precisely this ‘protestant’ Enlightenment, reminds one of the fact that the discussion on this topic has somehow withered away, without reaching any conclusions. Secondly: the way ‘Roman-Catholic’ customs are portrayed in Betje Wolff's satires raises some doubts regarding the real meaning of the ‘Tolerance’ she advocates. In my opinion, these satires represent the beginning of a new anti-Catholic discourse in Holland, which was to grow in importance after 1800. Can't we hear the sound of scaffolds being built in the background of Wolff's satirical menuettes? |
|