De Achttiende Eeuw. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |||||
Stephan Klein
| |||||
De patriottentijd in de historiografie: heen en weer, heen en weerDe historicus Colenbrander, die een eeuw geleden over dit onderwerp begon te publiceren, was er vrij stellig over. Patriotten en vernieuwing horen niet bij elkaar. Met zijn driedelige werk over de patriottentijd associëren we doorgaans het woord ‘marionettentheater’, het idee dat de Nederlandse politiek volledig werd gedomineerd door de buitenlandse mogendheden.Ga naar voetnoot2. Het doet aan de rijkdom van Colenbranders onderzoek wel enig onrecht, maar op | |||||
[pagina 40]
| |||||
veel waardering voor het patriotse gerommel in de marge kunnen we hem toch zelden betrappen. In zijn later verschenen Gedenkstukken van de Nederlandse geschiedenis is zijn visie nog aangescherpt. Alle fundamentele gedachten over de staatshervorming kwamen volgens Colenbrander uit Frankrijk. Geluiden over een nationale grondwet voor een moderne eenheidsstaat - Colenbranders criterium voor staatkundige moderniteit - klonken immers nergens in de jaren tachtig. De patriotten namen slechts ‘een aanloop’, aan de sprong zelf kwamen zij niet toe.Ga naar voetnoot3. In dat beeld passen ook latere studies, waarvan ik hier alleen die van I.L. Leeb uit 1973 over het politieke denken in de tweede helft van de achttiende eeuw noem. Ook bij Leeb waren de patriotten nog weinig vernieuwend. Een systematische, op het natuurrecht gebaseerde argumentatie zou pas na 1787 zijn ontwikkeld. Daarvóór werd vooral gezocht in de oude doos: de oude constitutie en de vaderlandse geschiedenis als uitgangspunt voor vrijwel elk politiek argument.Ga naar voetnoot4. Samenvattend kunnen we stellen dat in de visie van Colenbrander en anderen er in de jaren tachtig geen modernisering van het politieke denken plaatsvond en dat de hele patriotse episode in essentie nog een Ancien Régime-conflict was. Daartegenover staat de invalshoek van C.H.E. de Wit en Simon Schama. Hier vinden we het patriottisme als het beginpunt van de moderne staat, waarvoor in de Bataafse tijd de werkelijke fundamenten zouden worden gelegd. De Wit en Schama benadrukten de continuïteit tussen de patriotse en Bataafse fase van de Revolutie in Nederland. De acties en ideeën van de meest radicalen kregen nu alle aandacht. Zo vestigde De Wit bijvoorbeeld de aandacht op één specifieke passage uit de agenda van de allerlaatste vergadering van de patriotse gewapende burgercorpsen in Holland, in september 1787. Daarin werd namelijk over een ‘nationaale repraesentatie’ van alle provincies in één volksvergadering gesproken. Ook al was het nog volstrekt onduidelijk wat daarmee werd bedoeld en ook al vindt men deze formulering slechts één keer, en wel in het allerlaatste stadium van het patriotse verzet, voor De Wit was dit een bewijs dat de patriotten al duidelijk gefixeerd waren op de eenheidsstaat.Ga naar voetnoot5. Een zelfde houding nam Schama aan. Ook hij deed krampachtig moeite om te bewijzen dat de patriotten al met de eenheidsgedachte speelden, zodat zij in één tijdsbestek met de latere unitarissen | |||||
[pagina 41]
| |||||
konden worden geplaatst.Ga naar voetnoot6. Het patriotse hervormingsstreven was voor hen geen laatste ademtocht van het Ancien Régime, maar de eerste frisse lucht van een moderne staatkunde. De twee hier genoemde visies - waartussen de patriotten van de jaren tachtig steeds heen en weer worden getrokken - zijn door Piet Blaas in 1987 treffend aangeduid als een ‘decline and fall’ en een ‘rise and progress’ perspectief.Ga naar voetnoot7. Sinds de herdenkingen van de patriottentijd in 1987 is vooral het politiek vernieuwende karakter van het patriottisme sterk benadrukt. Het congres van vandaag, in 1995, lijkt een geschikt moment om de relatie tussen de achttiende-eeuwse tachtigers en negentigers opnieuw aan de orde te stellen en ons af te vragen of we hier meer in termen van continuïteit dan wel discontinuiteit zouden moeten denken. Met andere woorden: hoe verhouden de ijkpunten ‘1787’ en ‘1795’ zich tot elkaar als we de ontwikkeling van het republikeinse denken in Nederland tot onderwerp nemen? Is er na al het onderzoek dat sinds de herdenkingen in 1987 is verricht, reden om met meer zekerheid voor één van beide perspectieven te kiezen of ligt een ander interpretatiemodel meer voor de hand? Ik meen dat het laatste het geval is en dat de patriotten vooral op hun eigen waarde beoordeeld moeten worden. Het perspectief van Colenbrander heeft nog steeds een duidelijke waarde. Het benadrukt de wezenlijke verschillen tussen het patriotse en Bataafse hervormingsstreven. Het probleem ligt bij Colenbranders beoordeling van beide perioden: al het nieuwe kwam uit Frankrijk, al het oude uit Nederland. Het perspectief van De Wit en Schama daarentegen heeft het onmiskenbare voordeel dat het patriottisme in ideologisch opzicht als vernieuwend wordt gezien. Maar een eigen gezicht krijgen de patriotten niet, omdat zij al te zeer als de aankomende Bataven van 1795 worden gezien. Zeker op het terrein van het republikeinse denken zitten we dan met een probleem. Tussen het patriotse republikanisme en het Bataafse vanaf 1795 bestaan namelijk cruciale verschillen. Hoezeer ook de retoriek en de gehanteerde politiek-theoretische uitgangspunten overeenkomen, de republikeinse maatschappij-opvatting van de patriotten was toch wezenlijk verschillend van waar men in 1795 op aan stuurde. En toch was het patriotse republikanisme wel degelijk vernieuwend! Moeten we de jaren tachtig daarom niet als een zelfstandige periode gaan beschouwen? Voordat dit bevestigend kan worden beantwoord dient het patriotse republikanisme wat diepgaander te worden geanalyseerd. | |||||
[pagina 42]
| |||||
Patriots republikanismeEr kan geen twijfel over bestaan dat het patriotse republikanisme een uniek karakter had. Een dergelijk stelsel van ideeën is in de Nederlandse Republiek vóór 1780 en ná 1787 nooit verkondigd. Als we die ideologie ontleden is een curieus mengsel van oude en nieuwe idealen te zien. Ten eerste was er de invloed van klassiek republikeinse noties. We herkennen deze aan de manier waarop staat en samenleving door de patriotten werden geanalyseerd als een tot op het bot gecorrumpeerde republiek, waarin de gemeenschapsmoraal volstrekt was verdwenen en waarin burgers zich als slapende, consumerende slaven vertoonden in plaats van als waakzame, actieve, republikeinse burgers. Dit soort corrumperingsprocessen waren volgens de patriotten doorgaans aan het oog onttrokken, verhuld achter façades van geruststellende retoriek en symboliek. Cicero, Sallustius, Tacitus en een hele traditie van achttiende-eeuwse Angelsaksische bronnen werden aangeboord om dit besef uit te dragen.Ga naar voetnoot8. Ten tweede ontdekken we in het patriotse denken een duidelijk beroep op privileges, lokale rechten en de zogenoemde grondwetten (in een oudere betekenis van het woord) van de Nederlandse Republiek, in het bijzonder de Unie van Utrecht. Aan de oude constitutie werd door patriotten zeer frequent gerefereerd. Ik gebruik met opzet het woord ‘gerefereerd’ om duidelijk te maken dat niet op voorhand moet worden aangenomen dat de oude constitutie voor de patriotten steeds uitgangspunt van discussie is gebleven, zoals vaak wordt gesteld. Ten derde vertoont het patriotse denken invloed van natuurrechttheorieën, met name van een geradicaliseerde notie van volkssoevereiniteit. Dit was een werkelijk nieuw element. De belangrijkste inspiratiebronnen ervoor waren de geschriften van Engelse dissenters als Price, Priestley en Burgh, alsmede de grondwetten van enkele Amerikaanse staten. De radicalisering van het idee van volkssoevereiniteit is in de patriotse pers gemakkelijk waar te nemen. Bij de introductie van deze Angelsaksische politieke literatuur speelde, zoals bekend, de Overijsselse ridder Joan Derk van der Capellen een belangrijke rol.Ga naar voetnoot9. Men kan er terecht aan twijfelen of de patriotse visie een oplossing zou zijn geweest voor de problemen van de Nederlandse staat, maar dat het patriottisme uitsluitend traditionele ideeën naar voren bracht is beslist onjuist. Het patriotse republikanisme was een uniek en bijzonder mengsel van oude en nieuwe elementen, waarin wel degelijk een samenhangende visie besloten lag. We kunnen die elementen niet zomaar als losse onderdelen beschouwen: de ideeën over volkssoevereiniteit, over de klassieke republieken en over de | |||||
[pagina 43]
| |||||
eigen oude constitutie hingen duidelijk met elkaar samen. Juist dit verdient aandacht, want het werpt licht op de problematiek van continuïteit en discontinuïteit in de revolutietijd. Laten we ten eerste kijken naar de interpretatie van de volkssoevereiniteit. In het patriotse denken had dit begrip twee betekenissen, die overigens niet altijd even goed werden onderscheiden. Volkssoevereiniteit betekende niet alleen dat aan het volk de macht was ontleend voor de oprichting van de staat, maar ook dat men binnen de staat aan het volk de wetgevende macht ontleende, en dat laatste bij voortduring. Dit was zonder twijfel een politiektheoretische vernieuwing. Waarom had deze nieuwe theorie zoveel aantrekkingskracht op de Nederlandse patriotten? Hier stuiten we op hun zo diep gevoelde besef van corruptie. Vanuit hun klassiek republikeins universum, waarin de corrumpering van staat en moraal centraal stond, droegen de patriotten de theorie van volkssoevereiniteit aan als wondermiddel om hun federale republiek immuun te maken voor de gevaren van monarchale en aristocratische vormen van machtsconcentratie. Volgens de patriotse visie immers was de Nederlandse republiek de afgelopen tweehonderd jaar getiranniseerd door de stadhouders uit het huis van Oranje of betutteld door de regenten van staatsgezinde (Loevesteinse) signatuur. Nu echter werd het volk als abstracte categorie politiek tot leven gebracht om het staatkundige systeem op alle niveaus in evenwicht te brengen en de corruptie te bestrijden. De twee betekenissen die aan het idee van volkssoevereiniteit werden gegeven, speelden in deze herformulering van de macht een belangrijke rol. Aan de andere kant zien we hier ook de invloed van de klassieke remedie tegen corrumpering van staat en moraal: de deugdzame, actief wakende republikein die voortdurend bedacht is op de streken van crypto-monarchen en listige, eigenzuchtige aristocraten. Volkssoevereiniteit en een klassieke conceptie van politieke deugd, twee geheel verschillende noties, vonden een raakpunt in de patriotse opvatting over de representatieve democratie met een actief controlerende en gewapende burgerij. Een ander bekend patriots thema waarin we de combinatie van tradities zien doorwerken is dat van de ‘grondwettige herstelling’. Hier vinden we klassiek republikanisme vermengd met radicale interpretaties van volkssoevereiniteit én met oud constitutionalisme. Het was één van de dogma's van de klassiek republikeinse theorievorming dat gecorrumpeerde politieke gemeenschappen alleen gezuiverd kunnen worden door terug te keren naar de oorspronkelijke normen en waarden van de maatschappij. Een debat over die oorsprong d.w.z. de oude constitutie, zoals ook door de patriotten gevoerd, was een volstrekt logisch gevolg van dit klassiek republikeinse besef. Maar er is een groot verschil tussen een debat over de strikt juridische status van oude rechten en privileges en datgene wat in patriotse verhandelingen schering en inslag was, namelijk de historische argumentatie die slechts achteraf sanctioneert wat men in een eerder stadium al heeft aanvaard. En dat eerder | |||||
[pagina 44]
| |||||
aanvaarde is dan de radicale interpretatie van volkssoevereiniteit en de klassieke notie van actief participerende burgerijen. Deze ideeën werden met terugwerkende kracht als kernelementen van de oude constitutie gepresenteerd. Een fraai voorbeeld hiervan is de legitimering van het burgerwapeningsideaal op basis van artikel 8 van de Unie van Utrecht. In dat artikel werd wel gesproken over een volksmilitie, maar geenszins over de patriotse notie van volkssoevereiniteit en actieve burgerparticipatie. De patriotten manipuleerden dit oude constitutionele artikel echter naar believen en beschouwden het als onomstotelijk bewijs voor de rechtvaardigheid en rechtsgeldigheid van hun eisen.Ga naar voetnoot10. Kenmerkend voor de vernieuwing van de politieke theorie door de patriotten, zo kunnen we constateren, is het feit dat de oude constitutie langzamerhand haar paradigmatische waarde verloor. Even kenmerkend echter was dat de patriotten zo overduidelijk belang bleven hechten aan de oude constitutie, met name de Unie van Utrecht, als legitimatie voor nieuwe doeleinden. Dit laatste proces kon niet eindeloos worden doorgevoerd, maar de grenzen van de Unie van Utrecht en alles wat daarin besloten lag werden slechts langzaam overschreden. Alleen door enkele radicalen werd vanaf 1785 de stap genomen die van hervorming naar verwerping van het oude bestel zou voeren. Het feit dát dit gebeurde geeft aan dat de patriotse ideologie geen echt ‘model’ was, geen hermetisch gesloten theoretisch systeem. Maar dat het zo langzaam ging en die verwerping voor velen zelfs tot in 1787 ondenkbaar bleef, geeft de bindende kracht aan van de hier geanalyseerde oude en nieuwe elementen.Ga naar voetnoot11. | |||||
De patriottentijd: uniek en authentiekIk zie op een aantal punten wel degelijk een continuïteit tussen patriotten en Bataven. In de jaren tachtig hadden al heel wat moderne ideeën wortel geschoten, ruim vóór de Franse Revolutie. Ik zou die vernieuwende gedachten in drie punten willen samenvatten:
| |||||
[pagina 45]
| |||||
Is dit voldoende om de periode 1780-1800 in termen van continuïteit te analyseren? Hier moet toch grote twijfel bestaan. Ondanks alle vernieuwingen in de politieke cultuur gedurende de jaren tachtig lijkt er een aanzienlijke kloof te gapen tussen de ideeën van de toenmalige patriotten en de latere Bataven. In 1795, wanneer de politieke discussies weer in volle hevigheid losbarsten, is er inmiddels een sprong gemaakt. Het meest in het oog springend is het bepaald niet geringe thema van de staatsvorm. De Unie van Utrecht wordt door de Bataven figuurlijk begraven. Ik kan niet zien hoe we hier nog in termen van continuïteit kunnen denken. Het was één van de kernthema's van de patriotten dat hun federatieve republiek (de oude constitutie) de meest gezegende staatsvorm was die men zich kon voorstellen omdat die, let wel, essentieel was voor het behoud van de ‘vrijheid’, het meest centrale begrip voor elke republikein. Het is voorts geen gering feit dat de discussie over de staatsvorm gerelateerd was aan het debat over het stadhouderschap. De patriotten - met al hun kritiek op de grote macht van Willem V - hebben zich nooit uitgesproken vóór het afschaffen van het stadhouderschap, hooguit over het ontslaan van Willem V uit die functie. Laten we niet vergeten dat het stadhouderschap dat de meeste patriotten voor ogen hadden weliswaar beperkt zou worden in zijn macht, maar dat het desondanks nog steeds een zeer invloedrijk ambt zou zijn, dat het erfelijk zou blijven, dat het als bescherming van de Gereformeerde Kerk als publieke kerk in stand zou blijven en dat het onmisbaar werd geacht in de federale, gedecentraliseerde staatsvorm die men steeds voor ogen bleef houden. De Bataafse revolutionairen daarentegen stuurden aan op een eenheidsstaat, het stadhouderlijke element was volledig uit de discussies verdwenen, de scheiding van kerk en staat kwam snel op de agenda en een nieuw historisch besef was ontwikkeld. Het republikeinse dogma dat corruptie noodzaakte tot een terugkeer naar oorspronkelijke normen, waarden en wetten, was verlaten. In 1795 wilde men niet iets oorspronkelijks herstellen, maar iets nieuws creëren. Hier is geen sprake van een logische ontwikkeling, maar van een breuk in het republikeinse besef. Het jaartal '87 stond vele Bataven in het geheugen gegrift als het laatste rampjaar van de Nederlandse geschiedenis: een mislukking die men zichzelf kon verwijten. Ik geloof dan ook dat de continuïteit tussen 1780 en 1800 in de politiek-theoretische uitgangspunten en in de retoriek niet wordt ondersteund door een continuïteit in de praktische uitwerking en beleving. Kennelijk is er tussen het midden van de jaren tachtig en het midden van de jaren negentig ‘iets belangrijks’ voorgevallen. Wat dat was, laat zich | |||||
[pagina 46]
| |||||
raden. De patriotten leden een traumatische nederlaag in 1787 en het effect daarvan is duidelijk. Velen moeten ontvankelijk geworden zijn voor nieuwe wegen, nieuwe oplossingen om een republiek in te richten zonder gevaar voor monarchale en aristocratische machtsgrepen. Dat het republikeinse Frankrijk voor velen de gezochte bron van inspiratie werd is genoegzaam bekend. In de ontwikkeling van het republikeinse denken in Nederland vormen de late jaren tachtig daarom een soort springplank. Door het beklimmen daarvan nam men afscheid van het Ancien Régime; maar vervolgens nam men een sprong naar '95. Velen namen definitief afscheid van het typisch Nederlandse karakter van het republikanisme: de kleinschalige vrijheidsopvatting, de overlegcultuur tussen alle representatieniveaus, het erfelijk stadhouderschap en een twee eeuwen oud historisch besef. Het patriotse democratiseringsstreven was daarom een unieke en authentieke poging tot een grondige vernieuwing van de Republiek binnen de grenzen van de traditionele staatkundige conceptie.Ga naar voetnoot12. Na 1787 was dit republikanisme ernstig ziek en in 1795 op sterven na dood. Volgens het satirische blad Janus Verrezen was die oude Republiek in 1795 dan ook niets anders dan een terminale patiënt. De gehele ‘faculteit der grondwettige herstelling’ en ook Pieter Paulus hadden haar al lang opgegeven.Ga naar voetnoot13. | |||||
From Patriot to Batavian Republicanism (1787 to 1795)Dutch historians have never been able to decide whether it was the Patriot movement of the 1780s that marked the beginning of a new era, or the Batavian Revolution of 1795. This article suggests that these either-or-terms should be abolished in favour of a view that at any rate points out the innovative and authentic character of Patriot political thought. Consequently, it is argued that after the Patriot defeat in 1787 a wholly different republicanism emerged. Although the more radical Batavian politicians expressed their views in a political language resembling that of the Patriots, it is evident that behind this rhetorical continuity a very different republican mentality was hidden. A unitary and stadholder-less republic, freed from the old constitutional straitjacket, and safeguarded by a separation between church and state was certainly not the kind of republic that any Dutch Patriot could have had in mind during the 1780s. What made it possible in 1795 was the shattering defeat that ended all republican experiments in 1787, and the emergence of a huge and unitary republic near the Dutch border in 1792. |
|