1. | De pagina's 26-31 vormen een diachronische aanvulling die buiten het mij opgelegde kader van de 18e eeuw valt. |
| |
2. | Burmannus' evidente bronnen (Vossius en Petitus) zijn zorgvuldige en systematische, wetenschappelijke verhandelingen die Burmannus heeft gebruikt en aangepast al naar het in zijn kraam te pas kwam. Guépins chronologie is zwak: niet Petit en Vossius (17e eeuw) hebben ‘de godheid vervangen door medische verklaringen’, maar - andersom - Burmannus heeft zijn voorgangers geadopteerd. Kennelijk voelt Guépin zich meer aangetrokken door de retorische parafrast en poeta minor die Burmannus was. |
| |
3. | Het romantische of preromantische karakter van Bilderdijks poëticale opvattingen is een oud zeer voor Guépin. Toen W. van den Berg zijn slaa-lezing hield over Romantiek in Nederland (1989), later in De Gids (febr. 1990) gepubliceerd, heb ik na de pauze schriftelijk de vraag gesteld: ‘is Bilderdijk een romanticus?’. Van den Berg antwoordde dat hij er moeite mee had om Bilderdijk een Romanticus te noemen omdat deze in de vorm van zijn poëzie (Alexandrijnen e.d.) zo klassicistisch was, maar in de inhoud soms?? Dat van den Berg zich hierover eens verder uitspreke! In ieder geval is Burmannus volstrekt naar de 16-17e eeuw gericht en begint met Bilderdijks poëtica iets nieuws. |
| |
4. | Ik dank de heer Guépin voor de paar kleine correcties (Dousa = vader en zoon, Heintius = vader en zoon e.d.). Het leek mij niet nodig in het kader van een symposium - 18e eeuw de hele waslijst van dichters te citeren. De toevoeging dat Burman terecht nog Van Kinschot aan de lijst onsterfelijken toevoegde, lijkt me typerend voor de vakidioten (enthousiasme) die Burman en meer recente Neolatinisten zo vertederend maakt. |