Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1989
(1989)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |||||||
R.H. Vermij Tolands eerste brief aan Serena.
| |||||||
[pagina 14]
| |||||||
Toland in NederlandHet opduiken van geschriften van Toland in Nederland is niet zo vreemd als het misschien lijkt. Toland heeft in ons land gestudeerd en ook later heeft hij hier enkele jaren gewoond.Ga naar eind9. Hij had er kennissen en verschillende van zijn werken zijn hier onder de drukpers gelegd. De Letters to Serena zelf leggen getuigenis af van zijn relatie met de Republiek. De vierde brief immers, een bestrijding van enkele opvattingen van Spinoza, is gericht aan ‘a gentleman in Holland’, ‘an excessive admirer of Spinosa, one wholly addicted to his principles, and reputed the best of any to understand his system.’Ga naar eind10. Deze brief lokte een reaktie uit van een andere Spinozist, ‘having got a sight of what they stil'd the confutation of Spinoza, and which they handed one to another’,Ga naar eind11. en het was hierop dat Toland de vijfde brief in zijn bundel schreef. Mogelijk stelt Toland de zaken wat mooier voor dan ze waren, maar dat manuscripten van hem in Nederland circuleerden blijkt uit het feit dat de Deventer hoogleraar Tyssot de Patot in zijn imaginaire reisverhaal Voyages de Jacques Massé, dat verscheen in 1710, verwijst naar Tolands boek Tetradymus, dat pas tien jaar later verscheen (1720). Toland verklaarde toen dat hij het manuscript ter inzage had gegeven aan enkele vrienden van Tyssot in 1708 in Den Haag.Ga naar eind12. Men is geneigd het belang van zulke contacten niet zeer hoog aan te slaan. We weten immers dat voor het deïsme, de stroming waarvan Toland één van de belangrijkste exponenten was, in de Nederlandse geschiedenis normaal gesproken geen plaats is ingeruimd. De vraag is echter of we het deïsme dan wel vanuit een juiste invalshoek bezien. Wij verstaan onder ‘deïsten’ meestal de aanhangers van een bepaald gedachtensysteem, dat door een aantal vooral Engelse denkers onder woorden is gebracht.Ga naar eind13. De vraag is of zo'n criterium adekwaat is. Iemand wordt tenslotte ook niet als katholiek of gereformeerd beschouwd vanwege zijn opvattingen, maar vanwege zijn lidmaatschap van een bepaald kerkgenootschap. Binnen dat genootschap werken dan weer mechanismen die een zekere eenheid van opvatting in de hand werken en al te grote afwijkelingen uit de gemeenschap verstoten. Een deïst zou evenzo gedefinieerd kunnen worden als iemand die zich in kringen beweegt waar bepaalde libertijnse ideeën in de mode zijn en worden besproken en waar men clandestiene literatuur laat circuleren. Men kan tegenwerpen dat zo'n definitie onwerkbaar is: zulke gezelschappen zijn veelal informeel, de grenzen met de buitenwereld zijn vloeiend en de verscheidenheid aan opvattingen kan aanzienlijk zijn. Maar juist die aspekten doen recht aan de toenmalige werkelijkheid. Toland ontwikkelde zich tot pantheïst en van Anthony Collins, een andere voorman van de beweging, heeft men wel betoogd dat hij eigenlijk een speculatief atheïst was.Ga naar eind14. Vatten we het deïsme als gedachtensysteem op, dan moeten we ons afvragen of de twee er nog wel bij horen. Het is echter zonneklaar dat dit weinig uitmaakt voor hun plaats aan de intellectuele hemel. | |||||||
[pagina 15]
| |||||||
De vraag of er in Nederland deïsme bestond krijgt dan een ander aanzien. Uit het feit dat er in Nederland geen belangrijke deïstische denkers of verdedigers van het deïsme naar voren kwamen, valt niet meer zonder meer te besluiten dat deze beweging hier geen aanhang had - evenmin als men de aanhang van het rooms-katholicisme hier te lande in de achttiende eeuw kan afmeten aan het aantal belangrijke roomskatholieke theologen. De Engelse theoretici van het deïsme waren graag geziene gasten in libertijnse kringen in Nederland en men kan zich afvragen of deze kringen zeer verschillend waren van die, zoals ze aan de overkant van het kanaal bestonden.Ga naar eind15. Tolands Hollandse omgeving heeft tot dusverre van zijn biografen niet veel aandacht gehad. Toch was een dergelijk milieu de zetting waarin geschriften als de brieven aan Serena ontstonden en eventueel gepubliceerd werden. Half in de clandestiniteit opererende auteurs als Toland zullen wij nooit goed kunnen begrijpen als wij hun milieu niet onderzoeken. Anderzijds leveren de lotgevallen van hun geschriften aanwijzingen voor de aktiviteiten van de milieus waarin zij gekoesterd werden. Vandaar dat een bijdrage over een Nederlandse vertaling van Toland tevens een episode uit de geschiedenis van het deïsme in Nederland kan worden genoemd. | |||||||
Oorspronk en kracht der vooroordelenDe manier waarop de vertaling van de eerste brief aan Serena werd geïntroduceerd lijkt er op te duiden dat de uitgever ook hier gebruik heeft gemaakt van een oorspronkelijk in manuscript circulerend stuk. Van den oorspronk en de kracht der vooroordeelen verscheen in 1710 te Amsterdam bij Jan Blom in een bundel met verschillende werkjes van hetzelfde karakter.Ga naar eind16. ‘neemt ... deze brief van J.T. my toevallig in handen geraakt, niet alleen tot een voorreden, maar tot een inleyding van't werk zelve: welk bestaat, (na my is onderregt) in eenige vertaalde Fransche uyttreksels, tot nog den weetgierige Nederlanders onbekent, en nu getrouwelyk vertaalt.’ Aldus de drukker aan de lezer. Het eerste uittreksel is genomen uit de Mémoires de l'Amérique septentrional van de baron de Lahontan. Gebruikt is de tweede druk (1705/1706), die is bewerkt door Nicolas Gueudeville, een gevluchte monnik die sinds 1689 in Nederland woonde.Ga naar eind17. Ik heb niet kunnen achterhalen of hier een bestaand uittreksel is vertaald, of dat ook de keuze van de tekstfragmenten voor rekening van de vertaler komt. De keuze van de fragmenten is vrij willekeurig, soms is van een hele pagina maar een zin overgenomen, maar de vertaling is getrouw in die zin dat de vertaler niets wezenlijks uit eigen koker heeft toegevoegd. Vooral passages betreffende de godsdienst der wilden zijn weergegeven, een bekende manier in die tijd om kritiek te leveren op de kerk thuis. Een zeer kort fragment is vervolgens genomen uit de beschrijving van het eiland Formosa volgens George PzalmanazarGa naar eind18. - eveneens van deïstische signatuur. De laatste twee fragmenten zijn genomen uit de Biblio- | |||||||
[pagina 16]
| |||||||
thèque choisie van Jean le Clerc, die zich in dit gezelschap waarschijnlijk weinig op zijn gemak zou hebben gevoeld: de ‘avertissement’ voorin het deel van 1705 waarin hij de uitspraak poogt te weerleggen dat het atheïsme in zijn tijd veel algemener zou zijn dan vroeger.Ga naar eind19. Het stuk is vooral een pleidooi voor een redelijke godsdienst, maar in de nieuwe context klinkt het tamelijk radicaal. Al met al is dit een tamelijk gedurfde uitgave en het verbaast ons dat er, voor zover bekend, geen protesten of verbodsbepalingen op dit boek gevolgd zijn. Om nu naar het stuk van Toland terug te keren, enkele verschillen met de ons bekende Engelse versie springen in het oog. De eerste is al genoemd: de Nederlandse brief is niet aan ‘Serena’ gericht, zelfs niet aan een vrouw, maar aan een Engelse ‘Mylord’. Het tweede verschil is nog wel zo interessant en betreft de datum. De Engelse versie is ongedateerd, terwijl de Nederlandse als datum draagt: 20 oktober 1702. Deze datum komt goed overeen met het vermoedelijke tijdstip van ontstaan van de Letters to Serena.Ga naar eind20. Blijkens deze toevoeging hangt de Nederlandse tekst niet, althans niet uitsluitend, af van de in 1704 gedrukte Engelse. Ook verder zijn er niet onaanzienlijke tekstuele verschillen tussen de twee versies. De waarschijnlijkste verklaring lijkt mij dat Toland voor zijn in 1704 gepubliceerde brief een eerdere tekst heeft omgewerkt. Op deze ‘oerversie’, die in manuscriptvorm aan enkele vrienden bekend moet zijn geweest, zou dan onze Nederlandse vertaling teruggaan. Een vergelijking van de twee teksten zal deze hypothese, naar ik hoop, kunnen ondersteunen.
Dat er sprake is van een vertaling mag blijken uit het feit, dat waar Toland schrijft: ‘they terrify us with storys of spirits and hobgoblins, making us believe that all lonesome places are haunted...’,Ga naar eind21. de Nederlandse tekst voor ‘haunted’ geeft: ‘bewandeld’Ga naar eind22. (druk bezocht).Lexicografisch is dat mogelijk, maar hier is toch duidelijk iets anders bedoeld. (Het Franse ‘hanté’ bezit overigens dezelfde dubbelzinningheid.) In de brief toont Toland hoe wij in ons leven van de wieg tot het graf door het bijgeloof worden gecorrumpeerd. Ik volg bij mijn vergelijking de indeling in paragrafen van de Engelse uitgave. (De Nederlandse tekst is niet onderverdeeld.) Paragraaf 1, de inleiding, is woordelijk hetzelfde, met als vanzelfsprekende uitzondering dat voor het ‘Madam’ in de Engelse tekst in de Nederlandse ‘Mylord’ staat.Ga naar eind23. Van paragraaf 2 (de invloed der erfelijkheid) mist het Nederlands de eerste, inleidende, zin en de laatste, bekrachtigende.Ga naar eind24. Interessanter wordt het in paragraaf 3. In deze paragraaf bespreekt Toland de invloed van het bijgeloof in de eerste momenten na onze geboorte. ‘The very midwife hands us into the world with superstitious ceremonys.’Ga naar eind25. Het Nederlands geeft hier: ‘het vroedwijf spuwt ons op een devote wys in't aangezicht, en tragt ons door haar bygeloof als te betooveren.’Ga naar eind26. Ook de priester laat niet lang verstek | |||||||
[pagina 17]
| |||||||
gaan, ‘by pronouncing certain forms of words as so many powerful charms, and using the gentle symbols of salt or oil, or the severer applications of iron or fire, or by marking him after some other manner, as his own right and property for the future.’Ga naar eind27. Volgens de Nederlandse tekst is de priester actief ‘met zyn geheel lichaam te dompelen in't water, of'er zyn aangezicht mee te besprengen, met hem een insnydinge te maken aan een zeeker velletje van zyn lichaam; of met de duyvels te besweeren, die hy voorgeeft dat hem bezitten, met een formulier van woorden uyt te spreeken, als een kragtige toovertaal; of met hem op de eene, of de andere wyze te teykenen, gelyk zyn eygen goed, zynen zeer onderdaningen en onverzetbare slaaf.’Ga naar eind28. Deze beschrijving zal bij christelijke lezers meer wakker roepen dan de Engelse versie. Ofwel de Nederlandse vertaler (of een ander) heeft de tekst hier aangescherpt, of Toland heeft, alvorens zijn tekst zelf te publiceren, de meest aanstootgevende passages er uit gehaald. Voorts is het slot van de paragraaf opnieuw geformuleerd zonder dat de betekenis veel is gewijzigd. In de volgende paragrafen behandelt Toland de invloed der vooroordelen in de latere levensfasen. Paragraaf 4 (over de voedsters) is weer woordelijk hetzelfde, op de slotzin na die in het Nederlands iets langer is.Ga naar eind29. Ook in paragraaf 5 (bedienden) komen beide versies woordelijk overeen.Ga naar eind30. Paragraaf 6, over de scholen, is in het Nederlands aanzienlijk korter dan in het Engels,Ga naar eind31. terwijl ook paragraaf 7, over de universiteiten, in het Engels ongeveer twee keer zo lang is.Ga naar eind32. Wat er is overgebleven is verder gelijkluidend, op een detail na: Toland spreekt over de universiteiten ‘especially abroad’Ga naar eind33.; deze twee woorden ontbreken in het Nederlands. Dit kan voor rekening van de vertaler komen, maar het is ook mogelijk dat dit in het Engels later is toegevoegd om het effect wat te verzachten. De woorden zijn hoe dan ook wat vreemd op hun plaats in een brief aan een Duitse vorstin. In paragraaf 8 spreekt Toland over het kwaad van ‘loontrekkende personen’ die het volk met opzet in hun dwalingen bevestigen.Ga naar eind34. Dit onderwerp, ‘priestcraft’, lag Toland na aan het hart. Wanneer de Engelse tekst een voor publicatie bijgewerkte versie is zouden we verwachten dat Toland juist aan deze passages heeft zitten schaven; en inderdaad, de formuleringen in het Nederlands wijken duidelijk af van die in het Engels, zonder dat dat de betekenis essentieel beïnvloedt. Bovendien heeft Toland in de Engelse tekst een waarschuwing opgenomen dat wat hij hier zegt natuurlijk niet op de orthodoxe geestelijkheid betrekking heeft; deze waarschuwing ontbreekt in het Nederlands. In het Engels ontbreekt tenslotte de Nederlandse slotzin: ‘en we zien ook, dat het de alderongerymste, buytenspoorigste, of ongeregelste bygeloovigheden nooyt aan martelaars, om'er de waarheyd van staande te houden, heeft ontbrooken’, maar iets dergelijks staat wel in paragraaf 11 (die in het Nederlands ontbreekt). | |||||||
[pagina 18]
| |||||||
Het Nederlands vervolgt dan met een uithaal naar het theater, waarvan in het Engels geen spoor is terug te vinden: ‘De pragtige en opgesmukte uytdrukkingen, de buytengewoone toestel, en overnatuurlyke versieringen van vertoonde toneelstukken, (voornamentlijk in de treurspelen) doen oneyndig veel tot bederf van de verbeelding der jeugd, van vrouwtjes en van gemeene verstanden.’Ga naar eind35. Dit loopt op natuurlijke wijze door in het vervolg (paragraaf 9 in de Engelse tekst): ‘En wanneer we nu op het toneel van de groote wereld verschynen, zoo vind men al die dolingen zoo hoog gezet, dat een yder die deze algemeene mode niet volgt, uytgelachen word, open staat voor de verachtinge, ja een afgryzelyijk schouwspel werd, en stoffe verschaft aan tafel-discoursen’.Ga naar eind36. Het Engels vermeldt geen toneel: ‘When we come abroad into the world...’Ga naar eind37. en wijkt ook verder vrij sterk af. Zo wordt in het Engels niet uitgelegd op wat voor gebied deze dolingen worden gekoesterd. Het Nederlands noemt hier uitdrukkelijk de godsdienst: ‘Want de geveynstheyd in de religie, is't zelven met de voorzichtigheyd in de politie, die uyt vrees van onze goederen, onze rust, achting of leven te verliezen, ons dikwils tegen onze gevoelens doet aangaan.’Ga naar eind38. De slotpassage over het leven ‘far from the noise, and crowd, and hurry of the world’ ontbreekt dan weer in het Nederlands. In het Nederlands ontbreekt het geheel van de paragrafen 10 (over de vooroordelen inherent aan een ‘profession’) en 11 (over de maatschappelijke vooroordelen). Paragraaf 12 luidt: ‘Voeg by dit alles onze eyge vrees en ydelheyd, onze onwetenheyd van geschiede zaken, onzekerheyd van het tegenwoordige, en onze nieusgierigheyd na het toekomende, onze voorbarigheyd in 't oordeelen, onze onbedachtzaamheyd in 't toestemmen, en 't gebrek van behoorlyke opletting in't onderzoeken, de zeer krachtige aanlokselen, en lieffelyke vermakelykheden van de wellust, onze bovendryvende hartstochten van liefde, en haat, (de bronaders van alle anderen) die ons verrukken tot het bedryf, dat van duyzende belachelyke, en schandelyke daden. De besmettinge der menigten, die al de buytensporigheden goedkeurd, en het gezag van onze zeer magtige meester, dien Tyran de gewoonte, waar aan niets tegenstaan kan, en die eveneens over vorsten, over-priesters, en volkeren regeerd; want zeer waarachtig is't, dat de gewoonte een tweede natuur is, en dat de menschen byna de hebbelykheid van de reden niet onderscheyden; waar om't ook zoo bezwaarlyk valt het volk van de zeden, van de Gods-dienst, en de wetten van hun land, waar in ze van haar tederste jeugd af zyn opgevoed, af te wenden.’Ga naar eind39. Kortom, een krachtig slotakkoord aan het overzicht van de macht van het vooroordeel in het leven. De Engelse tekst loopt parallel tot aan ‘'t gebrek van behoorlyke opletting [due suspension] in't onderzoeken’, waarna een uitweiding van ruim een pagina volgt. Na deze uitweiding keert Toland terug tot wat er verder in het Nederlands stond, al doet hij dat wat korter af: ‘It were superfluous to speak any thing more at large of such common | |||||||
[pagina 19]
| |||||||
places as our predominant passions, the contagion of the consenting multitude, or the authority of our most mighty master, the irresistible tyrant custom, which equally rules over princes, priests, and people.’Ga naar eind40. Dat de gewoonte ‘a second nature’ is heeft hij al eerder vermeld (par. 11).Ga naar eind41. In paragraaf dertien, die spreekt over de staat van iemand zonder vooroordelen, eindigt het Nederlands: ‘En byaldien dusdanig een al geenerhande nieuwe ontdekking in de natuur doen konde, ('t geen weynig waarschynelijkheyd heeft, om dat het zoo zeldzaam is) voor hem zal 't echter altijd een groot geluk zijn de doolinge te erkennen, niet te gelooven dat geene, waar van men weet onkundig te zijn; zich te ontslaan van zijne vooroordeelen, en in gevolg zich daar voor te bewaren, door het opschorten van zijn oordeel, in alle duystere en twijffelachtige zaken.’Ga naar eind42. In plaats van deze enigszins curieuze passage zegt het Engels, even eerder, dat zo iemand is ‘content with what he already knows, and pleas'd with new discoverys, without thinking himself concern'd in things inscrutable.’Ga naar eind43. Van de slotparagraaf, nummer 14, tenslotte geeft het Nederlands alleen de tweede helft.Ga naar eind44. | |||||||
BesluitOverzien we het geheel, dan treden de volgende verschillen aan het licht. De algehele structuur van het stuk is in beide versies dezelfde. Toland zet uiteen welke faktoren ons op ons levenspad tot vooroordelen brengen. De Engelse versie knoopt hier enkele beschouwingen aan vast die dit kader enigszins te buiten gaan en die in het Nederlands ontbreken (par. 10 en 11, en het grootste deel van par. 12, die in het Nederlands slechts een afsluiting geeft: ‘voeg bij dit alles...’). Wel geeft de Nederlandse tekst hier en daar aanzetten tot zulke beschouwingen; deze zijn dan op de overeenkomende plaatsen in de Engelse tekst verwijderd. In de Engelse tekst zijn bovendien de meest aanstootgevende formuleringen aangaande de godsdienst, die in de Nederlandse staan, afgezwakt. Doorgaans kan het Nederlands als een woordelijke vertaling van het Engels gelden, maar enkele passages zijn kennelijk herschreven. Behalve voor een vrij onbetekenende passage in par. 3 geldt dit voor de paragrafen 8 (over ‘priestcraft’) en 9 (over verachting en veinzerij), die in het betoog een centrale plaats innemen. Kortom, de veronderstelling dat de Nederlandse brief een oorspronkelijke versie weergeeft die Toland later als basis voor zijn publicatie heeft gebruikt wordt door een analyse van de teksten zeker niet weersproken. Ik zou deze als de meest waarschijnlijke willen handhaven. Een waterdicht bewijs valt echter niet te leveren, want natuurlijk zijn ook andere verklaringen denkbaar. Mogelijk duikt er temidden van het handschriftenmateriaal uit deze periode nog eens een stuk op dat nieuw licht op deze vragen werpt. | |||||||
[pagina 20]
| |||||||
Wie de Engelse Mylord, N.N., van de Nederlandse versie is valt niet meer te achterhalen, maar het klinkt niet erg als de koningin van Pruisen. Indien Toland werkelijk de brief later heeft omgewerkt is het natuurlijk mogelijk dat hij deze tweede versie aan haar gestuurd heeft, maar opvallend is het dan wel dat juist de persoonlijk getinte aanhef van de Engelse en Nederlandse versies vrijwel woordelijk overeenstemmen. (‘Gy klaagt dikwils tegen my, Mylord, dat gy altyd met veele vooroordeelen zyt bezet; en my aangaande, ik ben veel eer verwondert hoe gy u van zoo grooten getal der zelven hebt ontslagen.’)Ga naar eind45. De omwerking lijkt vooral met het oog op de publikatie te zijn gebeurd. De vraag naar de precieze herkomst van onze tekst is niet alleen voor de biografie van Toland van belang, maar ook voor onze kennis van het milieu waarin zijn werk in Nederland bekend was. De Nederlandse vertaling zal niet voor de direkte vriendenkring van Toland zijn geschreven, die zich voornamelijk van het Frans bediende. Dit duidt op het bestaan van een wijdere kring waarin zijn ideeën acceptabel waren. Uit het feit dat een oudere versie hier als een soort ‘levend fossiel’ kon blijven voortbestaan, terwijl men kennelijk onkundig was van de Engelse editie van 1704, zou men tevens kunnen afleiden dat het hier gaat om mensen die enigszins aan de periferie van het intellectuele leven stonden. Andere interpretaties, indien de vertaler de tekst vrijelijk zou hebben bewerkt en aangescherpt, of indien Toland zelf voor de Nederlandse markt een aangepaste versie zou hebben vervaardigd, zijn voor het inheemse Nederlande deïsme misschien eervoller, maar lijken mij, als gezegd, minder waarschijnlijk. | |||||||
[pagina 22]
| |||||||
SummaryAn as yet unnoticed Dutch translation of John Toland's first ‘Letter to Serena’ was published anonymously at Amsterdam in 1710, as an introduction to a book containing some translations of French deistic literature. This translation shows a number of significant differences from the English text, that was first published in 1704:
The present author assumes that the Dutch translation is based on an earlier version, which was known (in manuscript) to some of Toland's friends in Holland, and which Toland rewrote before publishing it in 1704. Toland's assurance (1709) that the ‘letters to Serena’ were in fact written to Queen Sopie Charlotte of Prussia must therefore be considered rather doubtful. | |||||||
[pagina *4]
| |||||||
L'abbé Jean-Paul Bignon (1662-1743)
|
|