[Nr. 71/72]
Redactioneel voorwoord
Tijdens twee cursusjaren (1982-1984) werd aan het Instituut voor Intellectuele Betrekkingen van de K.U. te Nijmegen onderzoek verricht naar het Haagse geleerdentijdschrift Journal Litéraire (1713-1737). In twee achtereenvolgende werkcolleges participeerde een wisselende groep van studenten en afgestudeerden aan dit project. De meeste aandacht ging hierbij uit naar de jaren 1713-1722, toen journalisten van groot formaat, onder wie Justus van Effen en Prosper Marchand, belangrijke bijdragen aan het tijdschrift hebben geleverd. De latere jaargangen vielen evenwel niet geheel buiten de opzet van dit onderzoek.
In dit dubbelnummer van het Documentatieblad van de Werkgroep 18e Eeuw worden enige resultaten gepresenteerd die de deelnemers aan de twee genoemde werkcolleges hebben geboekt. Waar tijdens de twee cursusjaren een groot aantal werkstukken werd samengesteld, sterk wisselend van opzet, belang en kwaliteit, wordt hier slechts een selectie uit de voorgelegde referaten gepubliceerd. Hierbij zij opgemerkt dat publicatie van de overige resultaten op een later tijdstip en in andere kaders zeker niet valt uit te sluiten. Om praktische redenen hebben de leden van de werkgroep gebruik gemaakt van de fotomechanische herdruk in zes delen die in 1968 door Slatkine Reprints te Genève werd uitgebracht. Het bibliografische onderzoek van Otto S. Lankhorst vormt uiteraard een uitzondering op deze regel. Allereerst wordt in deze bundel een schets gegeven van de uitwendige geschiedenis van het tijdschrift door Leonie Ophof, die een proefschrift voorbereidt over hetzelfde thema. In nauwe aansluiting hierbij bestudeert Otto Lankhorst de uitgeversgeschiedenis van het Journal Litéraire, terwijl Joseph Almagor de materiaalvoorziening van het periodiek vanuit Engeland onderzoekt. Vervolgens worden twee themata die het tijdschrift op een eigen wijze karakteriseren, belicht. Frans van Otten wijdt aandacht aan het vraagstuk van de tolerantie in het Journal Litéraire en de beide voor deze bundel verantwoordelijke redacteuren behandelen de wijze waarop de journalisten door hun berichtgeving over de physico-theologie een bijdrage hebben geleverd aan de bestrijding van het ongeloof.
Het tweede deel van de bundel draagt een meer literair-historisch karakter. Door Marlies Schillings werd nagegaan hoe het rumoer rond