Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1985
(1985)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
Maria van Antwerpen, een transseksuele vrouw uit de achttiende eeuw?In 1751 vond te Breda een gebeurtenis plaats die in de hele Republiek veel stof deed opwaaien. Een grenadier uit het garnizoen van de stad bleek een als man verklede vrouw te zijn, die bovendien getrouwd was met een andere vrouw. Zelfs het serieuze maandblad De Europische Mercurius schonk aandacht aan dit nieuwsfeit. In de maand juli was de rubriek ‘zeldzaamheden’ bijna geheel gewijd aan Maria van Antwerpen, die onder de naam Jan van Ant bijna zes jaar in het Staatse leger had gediend. De lezers werden er op gewezen dat dit niet uniek was, en er werd een voorbeeld uit de 17e eeuw in herinnering gebracht.Ga naar eindnoot1Ga naar voetnoot* Naar thans is gebleken zijn er zelfs heel wat vrouwen in de tijd van de Republiek gedurende kortere of langere tijd in mannenkleren door het leven gegaan. Zo'n 100 gevallen zijn aan het licht gekomen, en dat aantal groeit nog steeds. Er bestond kennelijk een travestie-traditie onder vrouwen. Globaal bestaat van hen het volgende beeld. Ze waren tussen de 15 en 25 jaar oud toen ze besloten van sekse te verwisselen. Ze behoorden veelal tot de lagere sociale groepen en hun motieven moeten we niet alleen zoeken op het seksuele vlak, maar ook op het economische, omdat de lonen voor mannen bijna twee keer zo hoog waren als voor vrouwen.Ga naar eindnoot2 Toch is het geval van Maria van Antwerpen uitzonderlijk. Nadat ze in 1751 ontdekt en veroordeeld was - haar huwelijk werd uiteraard ongeldig verklaard -, besloot ze in 1762 weer verder als man door het leven te gaan en nam ze nog twee keer voor korte perioden dienst als soldaat, nu onder de naam Machiel van Handwerpen. Ze trouwde zelfs voor een tweede maal. Daarnaast is haar leven bijzonder goed gedocumenteerd. In 1751 verschenen een ‘autobiografie’ van 136 pagina's en een nieuwslied van 158 regels.Ga naar eindnoot3 Uit 1769 - toen ze voor de tweede keer ontdekt en veroordeeld werd - hebben we een gerechtelijk verhoor en vonnis die 43 folio-pagina's beslaan.Ga naar eindnoot4 Daarnaast bleken vele | |
[pagina 104]
| |
archiefbronnen, zoals notariële archieven en doop-, trouw- en begraaf registers, informatie op te leveren over Maria en haar omgeving. Zelfs een aantekening dat ‘Machiel van Handtwerpen’ haar zoontje ten doop houdt, vonden we terug. Dit alles was reden genoeg voor een nadere bestudering.
Maria van Antwerpen werd in 1719 te Breda geboren, als het zevende kind in een gezin met negen kinderen.Ga naar eindnoot5 Haar vader was een niet onbemiddeld burger. Zijn beroep was brandewijnstoker en getuige notariële acten had hij verschillende bezittingen.Ga naar eindnoot6 Onder meer door zijn grote kinderschare raakte hij echter aan lager wal en werd uiteindelijk havenarbeider.Ga naar eindnoot7 Toen ze acht jaar oud was, werd Maria uitbesteed bij een tante. Toen ze dertien was stierven haar ouders. De periode tussen haar dertiende tot eenentwintigste levensjaar zijn voor ons een blinde vlek. Zeker is dat ze in 1740 in Breda begon te werken als dienstmeid. Tot 1746 diende ze bij een reeks van werkgevers, waaronder een burgemeestersgezin.Ga naar eindnoot8 In 1746 trok ze met het gezin van haar toenmalige werkgever - een luitenant in het Staatse leger - naar Wageningen. Omdat ze in december van dat jaar tijdens een reisje naar haar familie in Breda langer weg bleef dan was afgesproken, werd ze ontslagen. Midden in de winter was er in Gelderland weinig werk te vinden als dienstbode. Uiteindelijk, na lang piekeren, nam ze het besluit mannenkleren aan te trekken en als soldaat dienst te nemen. Het leger functioneerde in die dagen als een soort maatschappelijke bezemwagen, dus voor een man zou dit een voor de hand liggende oplossing zijn geweest. In De Bredasche Heldinne lezen we dat ze in haar besluit beïnvloed werd door de travestie traditie. Misschien kende ze voorbeelden uit de mondelinge overlevering in de garnizoenstad Breda. Daar zouden namelijk twee van de befaamdste vrouwelijke soldaten en matrozen een deel van hun leven hebben doorgebracht: Lys St. Mourel en de Engelse Mary Read, die er een herberg gedreven zou hebben.Ga naar eindnoot9 Zonder problemen werd Maria voor zes jaar ingelijfd als ‘Jan van Ant’. Haar legeronderdeel was alles behalve honkvast. Mede vanwege de oorlog met Frankrijk in 1747 was het een voortdurend reizen en trekken. Hoewel Maria zich snel aanpaste, bleef de angst voor ontdekking permanent aanwezig. Vooral's nachts, want men sliep met meerderen bijeen. Nog in 1781 werd, als speciale gunst wegens betoonde moed, de gewonden van de Slag bij Doggersbank toegestaan een hospitaalbed slechts met z'n tweeën te delen.Ga naar eindnoot10 Ze was vooral bang vanwege de ‘wulpsigheid en speelagtigen aart van verscheyde jonge slaapcameraats’.Ga naar eindnoot11 Ze zegt dat ze in sommige gevallen haar ‘broekje aan- | |
[pagina 105]
| |
hield’, en dat ze beschikte over ‘seekere precautie, die de kuysheid mij niet kan doen seggen’.Ga naar eindnoot12 Door het sluiten van een huwelijk werd een soldaat verlost van het gemeenschappelijke leven. Dit was een van de redenen waarom ‘Jan van Ant’ in 1748 een aanzoek deed aan een sergeantsdochter te Coevorden. In augustus trouwden ze.Ga naar eindnoot13 Haar echtgenote kwam, zolang ze getrouwd waren, niet achter de ware sekse van ‘Jan van Ant’. Maria verzon steeds weer uitvluchten voor haar echtelijke plichten: ziekte, vermoeidheid, humeurigheid.Ga naar eindnoot14 Het duurde tot 1751 voordat hieraan een einde kwam. Kort nadat Maria's regiment in Breda was gelegerd, werd ze tijdens een mars door de stad herkend door een lid van een gezin waarbij ze zes jaar eerder nog als dienstmeid gediend had.Ga naar eindnoot15 Ze werd gearresteerd. De krijgsraad veroordeelde haar tot een verbanningsstraf, en het huwelijk werd ongeldig verklaard. Na haar verbanning vestigde Maria zich te Gouda. Dat was geen toeval, want hier woonde één van haar broers.Ga naar eindnoot16 Ze kwam aan de kost met kleermakerswerk. In Gouda raakte ze goed bevriend met een andere vrouw, Cornelia Swartsenberg. Deze haalde haar in 1761 er toe over om weer als man te gaan leven, en weer als soldaat dienst te nemen. Ditmaal nam Maria de naam ‘Machiel van Handtwerpen’ aan. Na enkele maanden verliet ze het leger vanwege een conflict over haar diensttermijn.Ga naar eindnoot17 De twee vrouwen sloten in 1762 officieel een huwelijk te Zwolle, waar wellicht familie van Maria woonde.Ga naar eindnoot18 Ditmaal was de echtgenote uiteraard van de ware sekse van Maria op de hoogte. Bovendien had ze ook relaties met mannen - in één bron wordt ze van prostitutie beschuldigd.Ga naar eindnoot19 Het gevolg was dat Cornelia zwanger raakte. In verband met deze gezinsuitbreiding nam Maria ten derde male dienst, nu in het garnizoen van Amsterdam. Cornelia bracht in 1764 een zoontje, Willibrordus, ter wereld. De doopaantekening is bewaard. Maria is de vader; de peter en meter van het kind - dat slechts enkele weken oud wordt - zijn een broer van Maria en diens vrouw.Ga naar eindnoot20 Haar diensttijd werd weer voortijdig beëindigd: ze werd ontslagen wegens haar ruzieachtig karakter.Ga naar eindnoot21 Vanaf toen kwam Maria, die met Cornelia in een slop in de Jordaan woonde, aan de kost met het genezen van ‘kwaad zeer’, een verzamelnaam voor leproosheid en alle daarop lijkende ziektes, en de verkoop van oranje lint.Ga naar eindnoot22 In 1769 reisden Maria en Cornelia naar Gouda om oude kennissen op te zoeken. Daar werd ‘Machiel’ door iemand herkend als Maria. Omdat dit leidde tot een scheldpartij, kwam de schout er aan te pas. Dit liep uit op een veroordeling door de schepenbank wegens travestie. Weer was het vonnis verbanning. | |
[pagina 106]
| |
Cornelia bleef in Gouda wonen en vertrok later naar Turnhout.Ga naar eindnoot23 Maria trok uiteindelijk naar Breda, waar ze in 1781 overleed. De begrafenis geschiedde ‘pro deo’.Ga naar eindnoot24
Slechts zelden is het leven van iemand uit het gewone volk in de 18e eeuw zozeer op de voet te volgen als hier. Alleen dat al maakt Maria uniek. We kunnen ons echter afvragen hoe betrouwbaar de bronnen zijn die ons ten dienste staan. In 1751 verscheen een boek getiteld De Bredasche Heldinne, of merkwaardige levens-gevallen van Maria van Antwerpen; hebbende als SOLDAAT meer dan vyf jaaren het Landt gediend: verscheide zonderlinge gevallen, geduurende haaren dienst, haar ontmoet; haar Trouwen met een Vrouwspersoon; haar gevallige Ontdekking, Gevangen-neeming, en daar op gevolgde Sententie. Om deszelfs Merkwaardigheid beschreven door De Heer F.L.K.Ga naar eindnoot25 De heer F.L.K. was Franciscus Lievens Kersteman, die bekend is als schrijver van romans en juridische verhandelingen.Ga naar eindnoot26 Hij werd in 1728 geboren in Den Haag. Na zijn rechtenstudie in Leiden te hebben afgebroken nam hij ongeveer tegelijk met Maria van Antwerpen dienst als soldaat. In 1751 was ook hij gelegerd in Breda. De Bredasche Heldinne was zijn eerste publikatie die gericht was op een breder publiek. Het verhaalt de hele levensloop van Maria tot kort vóór het moment waarop haar vonnis wordt uitgesproken. Het vonnis is wel als bijlage opgenomen, evenals een nawoord van Kersteman. Het verhaal is in de eerste persoon geschreven. Als we Kerstemans inleiding mogen geloven, is alles rechtstreeks uit de mond van Maria opgetekend.Ga naar eindnoot27 Maar is het boek inderdaad een autobiografie met Kersteman slechts in de rol van ‘ghost writer’, of gaat het om een roman, die slechts hier en daar aanknoopt bij de realiteit? Laten we eerst nagaan wat pleit voor een fictioneel, literair karakter. Uiterst verdacht is de inleiding van Kersteman. Hij benadrukt in het voorbericht dat hij alles heeft neergeschreven ‘naar de letter der waarheyd’ met het voorbehoud ‘in sooverre haar eyge verhaal belangd’. Bovendien deed Kersteman moeite wat Maria hem vertelde te controleren, wat ‘de gewenschte uytwerkingen’ had. Tenslotte verzekert hij de lezers nogmaals dat de tekst ‘in alles woordelyk (is) overeenkomende met hetgeene sy my de eer heeft gedaan mondeling te verhalen’.Ga naar eindnoot28 Nu deden 18e-eeuwse schrijvers vaak veel moeite het werkelijkheidskarakter van hun romans te accentueren. Volgens Buijnsters gebeurt dit zelfs meer naarmate het fictionele karakter groter is.Ga naar eindnoot29 De herhaalde verzekeringen van Kersteman wijzen dus juist op het tegendeel. Ook presentatie als autobiografie was een geliefde methode het realiteitskarakter te benadrukken. Maar er zijn nog meer aanwijzingen. De Bredasche Heldinne past in twee literaire genres van fictioneel proza | |
[pagina 107]
| |
die in de 18e eeuw bloeiden: de picareske (of preciezer: avonturiers) roman en de travestieroman. De Bredasche Heldinne volgt zeker het spoor van de picareske roman: een aan lager wal geraakte hoofdpersoon slaat zich met slimheid, list en bedrog door het leven, hetgeen in een aaneenschakeling van korte episodes wordt verhaald.Ga naar eindnoot30 Verder bestond er in de Republiek een traditie op het gebied van de travestieroman: biografieën van vrouwen die voor korte of lange tijd als man door het leven gaan.Ga naar eindnoot31 Volgens Buismans bibliografie van populair proza verschenen er tussen 1720 en 1798 in Nederland zo'n 25 werken met dit thema.Ga naar eindnoot32 Kersteman kan De Bredasche Heldinne naar voorbeelden gemodelleerd hebben. Ook past het boek in een meer realistisch genre, namelijk de criminele biografie, door Buijnsters gedefinieerd als ‘levensbeschrijvingen in proza van... reële personen die zich... aan misdaden hebben schuldig gemaakt en daarom veroordeeld... zijn, welke levensbeschrijvingen ongeveer gelijktijdig met de gevangenneming en executie van de delinquent zijn te boek gesteld’.Ga naar eindnoot33 Ook hier is een vast stramien waarnaar het boek gemodelleerd kan zijn. Toch willen wij De Bredasche Heldinne niet als fictie zien. Het gaat te ver om de waarheidspretentie uit het voorwoord a priori te zien als bewijs van het omgekeerde. En niet in elke autobiografie uit de 18e eeuw hoeven we automatisch een pseudo-autobiografie te zien. We weten dat Kersteman zich in 1751 te Breda bevond. Het publiek had in de 18e eeuw doorgaans gemakkelijk toegang tot gevangenen, en hij kan dus heel goed met Maria gesproken hebben. Dat Kersteman de waarheidspretentie later nog twee keer in andere werken herhaalde, dus buiten de context van het boek zelf, pleit hier eveneens voor.Ga naar eindnoot34 Wanneer we het boek inhoudelijk bekijken, blijkt, na raadpleging van archiefstukken, dat het boek niet slechts hier en daar aan de werkelijkheid aanknoopt, maar bijna pagina na pagina de realiteit weergeeft, zelfs tot in de onbeduidendste details. Slechts twee episodes maken de indruk een inlas van de hand van Kersteman te zijn. Of zijn het verdraaiingen van Maria zelf?Ga naar eindnoot35 Dan de literaire invloed. Wat betreft het picareske karakter: het leven van Maria was ook in werkelijkheid picaresk. Wie een paar keer van sekse verwisselt maakt nu eenmaal meer mee dan de meeste mensen. Evenmin past De Bredasche Heldinne in het genre van de travestieroman. Er staat geen liefdesgeschiedenis centraal, en wat nog belangrijker is: het ‘happy end’ ontbreekt. Een echte travestie-roman eindigt ermee, dat de vrouw zich weer in vrouwenkleren kleedt en een gelukkig huwelijk sluit, met een man wel te verstaan. De Bredasche Heldinne eindigt wel in vrouwenkleren, maar celibatair. Bovendien uitte zij het voornemen zo mogelijk weer dienst te nemen als soldaat. Latere gebeurtenissen be- | |
[pagina 108]
| |
wijzen dat dit een serieus voornemen was.Ga naar eindnoot36 Verder is het duidelijk dat Kersteman Maria niet ziet als een misdadigster. Een criminele biografie is het boek alleen hierom al niet. Integendeel, hij prijst haar ondernemingslust en is in zijn nawoord tevreden over het milde vonnis. Hij prijst zelfs de auditeur-militair Waelwijk.Ga naar eindnoot37 Tot twee keer toe schrijft Kersteman dat hij De Bredasche Heldinne op ‘hoge last’ ‘van voorname luiden’ heeft geschreven.Ga naar eindnoot38 Onmogelijk is dat zeker niet. Hij had, vanwege zijn juridische kwaliteiten, contact met de legerleiding.Ga naar eindnoot39 Wellicht heeft Waelwijk bemiddeld, zodat Kersteman op zijn gemak met Maria heeft kunnen spreken. Het boek past dus niet in een fictioneel genre en we moeten het in de eerste plaats zien als een journalistieke biografie op basis van een interview. De Bredasche Heldinne kan dus, net als de overige bronnen, de historicus informatie verschaffen. De informatie die uit de bronnen te putten is, heeft voor een groot deel betrekking op Maria's seksualiteit, want daarin stelden Kersteman, de Goudse Schepenen en alle anderen vooral belangstelling. Maria van Antwerpen werd in de Europische Mercurius terecht opgevoerd als ‘zeldzaamheid’. Ze was een uitzonderlijk mens, zowel naar toenmalige als huidige normen. Alvorens we haar seksuele geaardheid kunnen verklaren moeten we enige aandacht schenken aan moderne ontwikkelingen in de medische, psychologische en seksuologische wetenschappen. Juist de afgelopen twintig jaar is hier grote vooruitgang geboekt. Er zijn nieuwe inzichten gekomen en zelfs een nieuwe terminologie. Men maakt thans onderscheid tussen iemands zuiver biologische sekse (‘sex’) en diens sociaal en cultureel bepaalde sekse (‘gender’). ‘Sex’ wordt bepaald door chromosomen en hormonen, ‘gender’ door de opvoeding als jongen of meisje, en door de culturele omgeving.Ga naar eindnoot40 Nu is het voor een historicus veel gemakkelijker te praten over ‘sex’ dan over ‘gender’. Biologisch bestaat er immers nauwelijks of geen verschil tussen een mens uit de 18e eeuw en onszelf. Moderne medische-biologische terminologie kan zonder gevaar van anachronismen worden toegepast. Wanneer we praten over ‘gender’-begrippen, ligt dit geheel anders, want cultureel en sociaal is er nogal wat veranderd in de laatste twee eeuwen, niet in het minst wat betreft de opvoeding van kinderen. Een historicus heeft echter geen andere keuze dan zich te bedienen van de moderne terminologie. Is er een zuiver biologische verklaring voor Maria's travestie? Hiervoor pleit op het eerste gezicht een merkwaardige ervaring die zij had tijdens haar puberteit. Toen ze ongeveer zestien jaar oud was, merkte ze dat ‘er iets als een roe uit zijn lijf komt te schieten, wanneer de natuur hem daartoe vereist om zaad te schieten’.Ga naar eindnoot41 Dit zou erop kunnen wijzen dat ze de geslachtskenmerken van beide seksen vertoonde en een hermafrodiet was. Nu weten we dat Maria twee keer, in 1751 en 1769 | |
[pagina 109]
| |
door artsen is onderzocht. Al zijn de rapporten niet bewaard gebleven, de conclusies zijn dat wel. Maria was anatomisch, uitwendig althans, een vrouw. Dit sluit hermafroditisme uit, want artsen uit de 18e eeuw waren zeker in staat geweest dat vast te stellen. Moeilijker vast te stellen, en nog onbekend in de 18e eeuw, is ‘pseudohermafroditisme’, waarbij een man of een vrouw zonder genetische afwijkingen door verstoring van de hormoonbalans in meerdere of mindere mate de uiterlijke eigenschappen van het andere geslacht krijgt. Maria zou genetisch een man kunnen zijn geweest die sterk gefeminiseerd was. De ‘roe’ die in haar puberteit ‘uit haar lijf kwam schieten’ zou dan een gefeminiseerde penis zijn. Juist tijdens de puberteit kunnen sterke verstoringen in de hormoonbalans optreden. Tegen deze conclusie pleit dat Maria niet het veel voorkomende androgenitaal syndroom (genetische vrouwen die teveel mannelijk hormoon produceren) zou hebben gehad, maar het veel zeldzamer omgekeerde patroon zou hebben vertoond. Bovendien blijkt uit modern onderzoek dat pseudo-hermafrodieten doorgaans kiezen voor hun ‘gender’ identiteit. Maria zou echter voor haar ‘sex’-identiteit hebben gekozen, en dus ook in dat opzicht een uitzondering zijn geweest. Wanneer Maria's seksewisseling voortkwam uit motieven op het vlak van haar ‘gender’ zijn er drie mogelijkheden: de eerste is dat Maria gezien moet worden als travestiet. Deze mogelijkheid moet echter verworpen worden. Travestie is episodisch, niet chronisch. Maria's wens tot geslachtsverandering was zeker chronisch. Travestie is verder een neiging die we bijna uitsluitend bij mannen vinden. Tenslotte blijft een travestiet zich, ook in de kleding van het andere geslacht, bewust van zijn eigen sekse, en de meeste travestieten zijn heteroseksueel. Dit alles is op Maria van Antwerpen niet van toepassing.Ga naar eindnoot42 Meer pleit er voor Maria te zien als homoseksueel. Tijdens haar eerste travestieperiode had ze als ‘Jan’ de naam een ‘amoureuze’ aard te hebben.Ga naar eindnoot43 Toen ze in de jaren 1760 als vrouw te Gouda en Rotterdam woonde, leefde ze samen met een Gouds meisje.Ga naar eindnoot44 Ook haar tweede echtgenote leerde ze als vrouw kennen. Toen ze daarnaar gevraagd werd ontkende ze seksueel contact met haar beide echtgenoten te hebben gehad, in het tweede geval leefden ze ‘altoos als zusteren met malkander’.Ga naar eindnoot45 De Goudse schepenen zagen af van een aanklacht wegens homoseksualiteit. In de 18e eeuw werd mannelijke homoseksualiteit aangeduid met ‘sodomie’, een begrip dat een wat andere inhoud had dan de moderne term. Met die term werd niet een permanente seksuele identiteit aangeduid, maar uitsluitend de seksuele handelingen. Op ‘sodomie’ stond de doodstraf en mannelijke homoseksuelen werden in de 18e eeuw regelmatig vervolgd. Vrouwelijke homoseksualiteit, ‘tribadie’, was in de 18e | |
[pagina 110]
| |
eeuw een minder vast omlijnd begrip dan ‘sodomie’. ‘Sodomieten’ hadden een eigen subcultuur, inclusief vaste ontmoetingspunten, ‘tribades’ hadden dat niet.Ga naar eindnoot46 ‘Tribadie’ was evenals sodomie strafbaar, maar werd zeer zelden vervolgd. Twee vrouwen konden gemakkelijker een vorm voor hun relatie vinden dan mannen, dat vrouwen samenwoonden was in de 18e eeuw normaal. Waarom deed Maria dat niet - of slechts gedurende een paar jaar? Misschien is het geloof eigenlijk een man te zijn voor Maria een legitimatie geweest verhoudingen met vrouwen aan te gaan. Misschien heeft zij haar homoseksuele gevoelens zelfs in het geheel niet onderkend. Er pleit echter nog iets tegen de veronderstelling dat Maria homoseksueel was. Haar eerste verkleding als man kwam niet voort uit het feit dat ze zich aangetrokken voelde tot vrouwen. Dat laatste lijkt eerder een consequentie van haar verlangen een man te zijn. Dat was een verlangen dat eerder bij haar naar boven kwam en dieper geworteld lijkt te zijn geweest. De drang tot travestie lijkt bij Maria dus veeleer een op zichzelf staande impuls te zijn geweest, wat wijst in de richting van transseksualiteit.Ga naar eindnoot47 Transseksuelen zijn mannen of vrouwen die, zonder enige genetische of hormonale afwijking te hebben, er van overtuigd zijn tot het andere geslacht te behoren. In tegenstelling tot travestie is transseksualiteit een chronisch verschijnsel. Evenzeer valt het te onderscheiden van homoseksualiteit. Van een geleidelijke overgang van homonaar transseksualiteit is geen sprake. Transseksuelen voelen zich wèl aangetrokken tot mensen die anatomisch tot dezelfde sekse behoren, maar zij zien zichzelf niet als homoseksueel. Transseksualiteit is een zeer zeldzaam verschijnsel. Bij mannen zou het verschijnsel vaker voorkomen dan bij vrouwen, waarbij de geschatte getalsverhoudingen variëren van drie tot acht mannen tegenover elke vrouwelijke transseksueel. Er is nog weinig onderzoek gedaan en over de oorzaken is weinig bekend, al zijn er theorieën genoeg. De psychologische en psycho-analytische school legt de nadruk op de opvoeding, met name de eerste levensjaren. Door langdurig en intiem contact met de moeder leert de jongen niet het verschil zien tussen zichzelf en de moeder, hij gaat zich als vrouw zien. Het resultaat is mannelijke transseksualiteit. Vrouwelijke transseksualiteit zou ontstaan wanneer de moeder bi-seksueel is en de vader een onaangename, dominerende persoon is, waardoor het meisje zich als beschermer van de moeder gaat zien. Op deze voorstelling is kritiek gekomen: wanneer dit de oorzaken zouden zijn, dan zouden er heel wat meer transseksuele mensen rondlopen dan thans. De meer biologisch georiënteerde school houdt de mogelijkheid open dat er een hormonale oorzaak is, een nog onbekende invloed van hormonen op de hersenen. Ook moet erop gewezen | |
[pagina 111]
| |
worden dat er degenen zijn die het hele verschijnsel transseksualiteit zien als een verzinsel van de medische wetenschap. In feite zouden transseksuelen niets anders zijn dan homoseksuelen die niet aan hun ware seksuele identiteit willen toegeven. Er zijn een aantal aanwijzingen voor de transseksualiteit van Maria. Een standaard opmerking uit de mond van transseksuelen is tegenwoordig dat ze zich gevangen voelen in een lichaam van de verkeerde sekse. Het is in dit licht opmerkelijk dat Maria zei toen haar in 1769 gevraagd werd door de Goudse schepenen of ze nu een man of een vrouw was: ‘In de natuur een manspersoon, maar uiterlijk een vrouwspersoon’.Ga naar eindnoot48 En als reden voor haar travestie in 1747 gaf ze op dat ze ‘alsdoen zich niet bevond als een ander vrouwspersoon en daarom het best was dat hij in mansgewaad heen ging’.Ga naar eindnoot49 Maria beschouwde zichzelf als man, en ze was dan ook hoogst ongelukkig met haar vrouwenlichaam. ‘Het heeft mijselver dikmaals verbolgen gemaakt, dat Mevrouw de Natuur zo onmededoogend tegens mijn neyging en gemoetsdriften met mij gehandeld heeft’, zo lezen we in De Bredasche Heldinne.Ga naar eindnoot50 In overeenstemming hiermee was Maria's seksuele oriëntatie geheel gericht op vrouwen. Eenmaal in mannenkleren gestoken en als ‘Jan’ bouwde Maria in de beginperiode van haar dienst de reputatie op een ‘amoureuze’ aard te hebben. Dat deed ze naar ze zei om de kans op ontdekking kleiner te maken. Ze heeft het letterlijk over het ‘spelen van de rol van verliefde’.Ga naar eindnoot51 Tijdens haar tweede huwelijk voelde Maria zich in de rol van kostwinner duidelijk goed thuis. Haar kortstondige ‘vaderschap’ heeft zo'n indruk op haar gemaakt dat ze vijf jaar later tegenover de Goudse schepenen nog precies wist te vertellen hoe lang de kleine Willibrordus geleefd heeft, en dat niet op de dag, maar op het uur af.Ga naar eindnoot52 Haar ontkenning tegenover de Goudse schepenen van seksueel contact met haar beide echtgenotes kan zijn ingegeven door angst voor een beschuldiging van ‘tribadie’, maar is misschien ook juist. Een niet onbelangrijke groep transseksuelen is uitsluitend gericht op acceptatie als lid van het andere geslacht. Tijdens haar verhoor in 1769 zegt ze bovendien dat ze ‘van onderen altoos in manskleren heeft gegaan’.Ga naar eindnoot53 Kennelijk heeft Maria voortdurend mannen-ondergoed gedragen. Dit is een belangrijke mededeling, omdat dit bij transseksuelen ook thans een uitdrukking is van hun overtuiging tot een ander geslacht te behoren dan dat waartoe de buitenwereld hen rekent.
Zelfs de hierboven vermelde uitspraak over de ‘roe’ die ‘naar buiten schoot’ wijst in de richting van transseksualiteit, want deze wijst op Maria's overtuiging over een penis te beschikken. De psycholoog Stoller heeft precies dezelfde irrationele, maar vaste overtuiging bij een door | |
[pagina 112]
| |
hem onderzochte transseksuele vrouw vastgesteld.Ga naar eindnoot54 Maar wat misschien het beste argument is: Maria had zoveel overtuigingskracht in haar mannenrol dat de Goudse schepenen haar tot en met het derde verhoor met ‘hij’ en ‘Machiel’ aanspraken. Hoe waarschijnlijk het ook is dat Maria transseksueel is geweest, met zekerheid is dit niet vast te stellen. Hoe goed de documentatie ook is, uitsluitsel geeft deze ons niet. Hoe lastig het is om na verloop van eeuwen een oordeel te vellen, blijkt uit de literatuur waarin aan andere gevallen van vrouwelijke travestie uit de 17e en 18e eeuw aandacht wordt gegeven. Zo is er bijvoorbeeld het geval van een Engelse vrouw die, net als Maria, als man gekleed een vrouw trouwde die van niets wist. Het is in 1746 beschreven door Henry Fielding in The female husband.Ga naar eindnoot55 Door de historicus van de seksualiteit Vern Bullough wordt deze vrouw gezien als transseksueel,Ga naar eindnoot56 door Janet Todd, daarentegen in haar studie Women's friendship in literature als lesbienne.Ga naar eindnoot57 Maria van Antwerpen heeft de internationale pers niet gehaald, maar wel de vrouw met wie ze in de Europische Mercurius vergeleken wordt. Dit is Hendrikje Verschuur, over wie door Nicolaas Tulp geschreven is.Ga naar eindnoot58 De medicus Neugebauer zag haar in het begin van deze eeuw als pseudo-hermafrodiet,Ga naar eindnoot59 Lillian Faderman, ziet dezelfde vrouw, in haar boek Surpassing the love of men juist als een lesbienne. ‘Transvestites were among the first feminists’, roept zij uit.Ga naar eindnoot60 Weliswaar gaat het hier om vrouwen over wie we minder goed gedocumenteerd zijn, maar de neiging tot ‘inlijving’ komt duidelijk naar voren.Ga naar eindnoot61 Behalve Mara van Antwerpen zelf, verdient ook de wijze waarop haar omgeving op haar travestie reageerde onze aandacht. Het lijkt erop dat haar sekseverwisseling door haar familie werd geaccepteerd. Ze bevond zich bij voorkeur in steden waar familieleden woonden. Haar broer en diens vrouw waren zelfs peter en meter toen haar tweede vrouw een kind liet dopen. Zeker is dat de buitenwereld zeer ambivalent reageerde. In 1751 schreef de Europische Mercurius dat ze de doodstraf verdiende, terwijl Kersteman haar loffelijke, moedige onderneming prees. De rechtbanken vielen zowel in 1751 als in 1769 terug op de gemakkelijkste oplossing: uit het brede scala van 18e eeuwse bestraffingen kozen ze verbanning. Raadselachtig is de rol van stadhouder Willem IV. De laatste zin die Kersteman uit de mond van Maria optekende begint met de woorden: ‘Ik heb alles van de genade van een grootmoedig vorst... te hopen...’.Ga naar eindnoot62 Hiermee kan niemand anders dan Willem IV worden bedoeld. Had Maria bij hem pardon gevraagd? Tijdens haar verhoor door de Goudse schepenen zei ze dat ‘Zijne Hoogheid hem zo veel als ontslagen had, en een gouden penning als een waarborg gegeven, waarop het borstbeeld en het wapen van Zijne hoogheid stond’.Ga naar eindnoot63 Blijkbaar hadden | |
[pagina 113]
| |
de schepenen tijdens het eerstvolgende verhoor inlichtingen ingewonnen, want ze werpen haar dan tegen dat dat vonnis ‘niet door wijlen zijne Doorluchtige Hoogheid de heer Prins van Oranje en Nassau is geapprobeerd en goedgekeurd’. Maria hield voet bij stuk en verklaarde ‘dat de man haar zulks beloofd heeft bij hand en mond’.Ga naar eindnoot64 Ze zou dus een onderhoud met de prins gehad hebben. Helaas heeft ze de penning later te gelde gemaakt. In een daaropvolgend verhoor werd haar nogmaals naar de penning gevraagd en ze zei toen ‘dat ze van verscheidene mensen is gezien’. De schepenen gaan niet verder op de zaak in. Het bezit van de penning zou ook niet zoveel bewijskracht hebben gehad, want het was nu eenmaal de gewoonte van Willem IV om bij een feestelijke intocht in een stad penningen onder het volk te strooien. We hebben echter nog een andere bron die het contact met de stadhouder bevestigt, namelijk het nieuwslied. Daarin komen de volgende regels voor: ‘Den Prins van Oraniën
Die gaf haer pardon
Door haer vroom companie
Zy kwam uyt prison’.Ga naar eindnoot65
Er is nog een band met Oranje, en dat is het feit dat Maria als dienstbode gediend heeft bij de hofschilder Antiquus. Het is niet ondenkbaar dat diens weduwe als voorspraak heeft gediend.Ga naar eindnoot66 De duidelijke Oranjegezindheid van Maria past in dit beeld. Na 1751 kwam zij ondermeer aan de kost door het verkopen van oranjelint.Ga naar eindnoot67 Als het contact met Willem IV inderdaad heeft plaatsgevonden, dan zou dit passen in een traditie. Verschillende vorsten, waaronder de stadhouder-koning Willem III, hebben in de 17e en 18e eeuw vrouwen die met succes gedurende langere tijd als matroos of soldaat in hun troepen hebben gediend in bescherming genomen of zelfs beloond. Tenslotte enkele conclusies. Het leven van Maria van Antwerpen geeft ons het best gedocumenteerde voorbeeld van een mogelijk transseksuele vrouw die vóór de 20e eeuw leefde. Aanwijzingen hiervoor zijn zowel te vinden in een rechterlijk verhoor als in haar door F.L. Kersteman op schrift gestelde autobiografie. Het feit dat Kersteman uit Maria's mond motieven noteerde die ook tegenwoordig door transseksuelen worden genoemd, pleit er, naast andere argumenten, voor om De Bredasche Heldinne eerder als journalistieke weergave van realiteit dan als fictioneel proza te zien. Dit geldt vermoedelijk ook voor sommige andere voorbeelden van 18e-eeuws populair proza.Ga naar eindnoot68 Uit de reacties op de travestie van Maria komen we voorts meer te weten over de ‘mixed feelings’ die in de 18e eeuw ten aanzien van seksualiteit bestonden.Ga naar eindnoot69 Tenslotte is het uitzonderlijk dat de levensloop van iemand uit het gewone volk zozeer tot in de details kan worden gereconstrueerd. Opvallend zijn hierbij de vele manieren waarop men aan de kost kon komen, en | |
[pagina 114]
| |
de geringe honkvastheid in combinatie met het levenslang onderhouden van contact met familieleden en kennissen in verschillende plaatsen in de Republiek.
Rudolf Dekker en Lotte van de Pol
Met dank aan Florence W.J. Koorn voor hulp bij het onderzoek en kritisch commentaar. | |
[pagina 117]
| |
Summary
|
|