generatie genootschappen, waartoe de landelijke algemene genootschappen met een wetenschappelijke inslag als de Hollandsche Maatschappij en het Zeeuwsch Genootschap behoorden, stonden onder curatele van de overheid hetgeen duidelijk waarneembare consequenties had voor activiteiten en ledenrekrutering. De tweede generatie van onder andere dicht-, natuurkundige-, en leesgezelschappen ontwikkelden zich los van de staat en hanteerden een geprivatiseerd en op zelfverwerkelijking georiënteerd genootschapsideaal. Een derde generatie, waartoe de Oeconomische Tak van de Hollandsche Maatschappij en Het Nut behoorden, trachtte door middel van de presentatie van concrete hervormingsvoorstellen mede verantwoordelijkheid te nemen voor de nationale welvaart. Dit bracht deze genootschappen in een positie die men zou kunnen karakteriseren als concurrentie met de staat. De spanning tussen burgerlijke ambities en materiële afhankelijkheid van het regentenregime zoals die zich onder meer in het echec van de Oeconomische Tak openbaarde, was mede verantwoordelijk voor het ontstaan in de jaren tachtig en negentig van een vierde generatie zuiver politieke genootschappen die zich expliciet tegen de staat richtten.
Van den Berg maakte in zijn typologie, toegesneden op het negentiende-eeuwse literaire genootschap, onderscheid tussen het open en besloten genootschapstype. Het gesloten genootschap paste de middelmatigen, rekruteerde voornamelijk lokaal, zocht geen publiciteit en is vooral literatuursociologisch van betekenis. Het open genootschapstype was vooral voor de literaire elite bestemd, wierf landelijk leden, trachtte een groot publiek te bereiken en krijgt daardoor ook een literair-historische betekenis.
Dit thema is echter nog lang niet uitputtend behandeld. Duidelijk is wel geworden dat men in de regel onder genootschappen geïnstitutionaliseerde fenomenen verstaat die wetten hebben. Het startpunt van deze ontwikkeling lag omstreeks 1750. Daarnaast kwamen er uiteraard nog diverse andere associatietypen voor. Naar de relaties tussen deze verschillende vormen van sociabiliteit is echter nog nauwelijks onderzoek gedaan. Om het inzicht in de bruikbaarheid van bovengenoemde typologieën te vergroten, nieuwe te formuleren en inzicht te krijgen in de relaties met andere sociabiliteitscomplexen, is het absoluut noodzakelijk tot een beschrijving te komen van de formele regelingen, de activiteiten en de wijze van ledenrekrutering zoals die bij de verschillende genootschappen voorkwamen.