Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1983
(1983)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
Nieuwe uitgavenFictie en factieIn het Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw (jg. 14, 1982, pp. 222-3) besprak Hanna Stouten ons boek Daar was laatst een meisje loos. Nederlandse vrouwen als matrozen en soldaten, een historisch onderzoek (Ambo, Baarn, 1981). Al stemt haar waardering voor de materiaalverzameling ons tot tevredenheid, op haar kritiek op onze analyse moeten we reageren. Allereerst een kwestie van ondergeschikt belang, haar opmerking over het woord archetype. Volgens haar mag men dit woord slechts gebruiken in de betekenis die Jung eraan gegeven heeft. Wij wensen echter niets met Jung van doen te hebben, en gebruikten het woord bewust in de algemeen gangbare betekenis van ‘oerbeeld’ of ‘belangrijk voorbeeld’, zoals onder meer Voltaire dat reeds deed.Ga naar eind1 Van groter belang zijn twee fundamentele verwijten, omdat zij getuigen van onbegrip voor de wetenschapsbeoefening door historici. Haar eerste verwijt is dat we literaire teksten hebben gebruikt als ‘te analyseren materiaal (realia)’ en ook als ‘reakties op die realia’. Erg duidelijk geformuleerd is dit niet. Bedoeld wordt vermoedelijk dat we literaire teksten hebben gebruikt als bron om iets over ‘onze’ vrouwen te weten te komen, én als bron om iets over de opinies over hen bij tijdgenoten te leren.Ga naar eind2 Deze methode is bij historici gebruikelijk, getraind als zij zijn in de bronnenkritiek: élke tekst moet door confrontatie met andere teksten beoordeeld worden op de feitelijke inhoud, terwijl daarnaast moet worden bepaald op welke wijze de tekst gekleurd is door de visie van de auteur door o.a. te letten op diens sociale status, de literaire tradities waarin hij stond en de groep waarvoor hij schreef. In ons boek hebben we na dergelijke bronnenkritiek slechts één specimen van populair proza als historische bron gebruikt, het in 1751 verschenen boek De Bredasche heldinne, het debuut van F.L. Kersteman, waarin het levensverhaal van Maria van Antwerpen (1719-1781) is opgetekend. Dit boek is daarmee één van de bronnen, naast archiefmateriaal, die ons inlichtingen verschaffen over het leven van een vrouw die lange tijd als mannelijk soldaat door het leven ging. Het boek bevat als bijlage het vonnis dat de krijgsraad over haar uitsprak, het is dus tevens een bronnenuitgave; we kunnen het beschouwen als een ‘criminele biografie’.Ga naar eind3 Daarnaast is het als succesvol populair proza tevens een reactie op Maria's stormachtige leven en is het feit dat daaraan een dergelijk boek werd gewijd een belangrijk gegeven. Dan het tweede fundamentele verwijt van mevrouw Stouten: wij zouden het onderscheid tussen fictie en non- | |
[pagina 224]
| |
fictie niet hebben ‘gehonoreerd’. Het onderscheid tussen fictie en non-fictie is echter voor een historicus niet absoluut, maar gradueel. In fictie kan immers de realiteit zijn weergegeven,Ga naar eind4 terwijl omgekeerd in non-fictie de realiteit soms ver te zoeken is. Ook wie de Bredasche heldinne als fictie beschouwt, moet toegeven dat de realiteit er uitstekend in wordt weergegeven. Alle data, personen - de initialen losten we inmiddels op -, troepenverplaatsingen etc. bleken te kloppen met wat we daarover in de archieven vonden.Ga naar eind5 Een voorbeeld van non-fictie die fictie blijkt te kunnen zijn, kunnen we eveneens dicht bij huis vinden. Onze belangrijkste bron werd gevormd door rechterlijke verhoren. De antwoorden van de verdachten werden in de 18e eeuw vaak verbatim opgetekend, maar we moesten vaststellen dat lang niet altijd de waarheid werd gesproken. Veel smoezen moeten we als pure fictie beschouwen. De verhouding tussen fictie en non-fictie is dus gecompliceerder dan mevrouw Stouten het voorstelt, terwijl het probleem voor historici meer dimensies heeft dan voor neerlandici. Rigiditeit staat dikwijls vruchtbaar wetenschappelijk werk in de weg. Op het interdisciplinaire terrein waarop wij ons waagden zijn de bijdragen van neerlandici met een lantaarntje te zoeken, ook al beweert mevrouw Stouten dat we ‘artikelen, boekjes en talloze scripties en werkgroepverslagen’ genegeerd zouden hebben. Het zijn juist cultureel-antropologen, sociologen en historici die de meest interessante bijdragen leveren.Ga naar eind6 Zij laten zich niet afschrikken door een kunstmatige scheiding tussen fictie en non-fictie. Evenmin trekken zij zich iets aan van de barrières tussen wetenschapsgebieden, die mevrouw Stouten met veel inzet, maar hopelijk weinig succes tracht te verdedigen.
Rudolf Dekker Lotte van de Pol | |
[pagina 225]
| |
AankondigingDe Vrouwe van Schaffelaar. Margriet van Essen-Van Haaften (1751-1793), een barones-dichteres. Door een Amsterdamse werkgroep o.l.v. Bert Paasman. Barneveld 1981. Schaffelaarreeks nr. 10. 80 pag. prijs f 25,-.
Ofschoon Margriet van Essen maar over een bescheiden talent beschikte en bepaald weinig publiceerde, mag men haar persoon van enig belang achten als representant van de tweede helft der 18e eeuw. Aan de eisen die toen aan de letteren en meer speciaal aan de poëzie werden gesteld, godvruchtig moraliseren in bevattelijke stijl, voldoet zij ten volle. Maar de persoonlijke toon die zulk werk bij Hieronymus van Alphen, Elisabeth Maria Post, Rhijnvis Feith, Jacobus Bellamy of Willem Bilderdijk soms bezit, is bij haar nauwelijks aanwezig. Het bijeengebrachte materiaal draagt een voorlopig karakter, daar de werkgroep voor dit allereerste onderzoek naar Margriet van Essen slechts tien weken ter beschikking had. De lezer maakt eerst kennis met het leven van de dichteres; zij onderhield - voornamelijk schriftelijk - contacten met vele literaire figuren uit haar tijd: Hieronymus van Alphen, Ahasverus van den Berg, Jacob van Loo, Joh. Petrus Kleyn, Elisabeth Maria Post en niet in de laatste plaats Johann Caspar Lavater. Margriet van Essen was lid van ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’, adopteerde toen het huwelijk kinderloos bleef een zoon en heeft ook op andere wijze mensen uit haar omgeving laten delen in haar welstand. In het boekje is ook een zeer beknopte (zeventien teksten) bloemlezing uit het werk van Margriet van Essen opgenomen: het zijn veelal gelegenheidsgedichten waarin de thema's ‘geloof’ en ‘vriendschap’ centraal staan. Voorts treft men aan een bibliografie, een genealogische bijlage en een register op eigennamen. Het in mooi glanzend papier uitgevoerde boekje is rijk geïllustreerd: op de eerste 39 pagina's (de bloemlezing begint op p. 41) staan maar liefst 43 ‘plaatjes’. Zij tonen een grote variatie: portretten, silhouetten, handschriften, titelpagina's, wapens, afbeeldingen van grafmonumenten en verschillende visies op De Schaffelaar. De Vrouwe van Schaffelaar introduceert door middel van documenten. Het kan bekeken en gelezen worden zonder specialistische voorkennis van de 18e eeuw.
Hanna Stouten |
|