een andere plaats, die zowel van het origineel als van Van Vloten's versie afwijkt. Het betreft de ietwat duistere toespeling van Betje op een zekere Hakke, blijkbaar een wederzijdse kennis van haar en Van Hall, die in het huis, door haar vrienden voor de Van Crimpen's gehuurd, is gestorven.
Het origineel luidt als volgt: ‘Onze vrienden hebben reeds een huis voor Van Crimpen gehuurt: de dierbare Hakke is er in overleden.’
Van Vloten maakt ervan: ‘Uwe (dat is dus Van Hall's) vrienden hebben reeds een huis voor Van Crimpen gehuurd: de dierbare Hakker is er in overleden.’
Dyserinck neemt Van Vloten's tekst over tot de dubbele punt. Dan vervolgt hij: ‘de dierbare stakker is er in overleden.’ Overtuigd dat niemand anders dan Van Crimpen bedoeld kan zijn, neemt hij eenvoudig aan, dat Van Vloten Hakker heeft gelezen voor stakker. (Gezien het duidelijke ‘Hakke’ in Betje's handschrift is dit à priori uitgesloten).
Bij brief CLXXXVII van 1 Dec. 1801 (blz. 391-392), waarin Deken uitvoerig ingaat op de vreselijke kwellingen die Van Crimpen te doorstaan heeft, zodat de vriendinnen reeds toen zijn doodsbericht hadden verwacht, geeft Dyserinck in een noot de overlijdensdatum van Van Crimpen: 19 April 1802, kort nadat hij na het verkrijgen van vervroegd emeritaat (2 April) naar Den Haag was vertrokken. Eenmaal aannemend, dat zijn lezing de juiste was, kon dus Dijserinck niet anders denken, dan dat Van Vloten's datering: 29 Jan eveneens op een misverstand berustte. Echter moest de ‘nieuwe’ datering hiermee wat de maand betreft, wel zoveel mogelijk overeenkomst vertonen, om het onderstelde ‘verkeerd lezen’ van Van Vloten te verklaren. Vandaar de keuze 29 Jun(y): een datum, die niet slechts een slag in de lucht is, maar bovendien het bericht waarop het aankomt: het huren van een huis door vrienden in afwachting van de komst der Van Crimpen's, volkomen absurd maakt.
Op zichzelf beschouwd is de onderstelling, dat de Van Crimpen's bij hun aankomst in Den Haag het reeds voor hen gehuurde huis hadden betrokken, niet onlogisch. Maar eerst na het overlijden van haar man heeft zijn weduwe zich in Herderinnenstraat 437 geïnstalleerd, waarna ‘de tantes’ in mei bij haar introkken (zie noot Dys. blz. 396).
Was het mogelijk vast te stellen, waar de Van Crimpen's bij hun komst in Den Haag voorlopig onderdak hebben gevonden?