Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1975
(1975)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
De historische realiteit van Belle van Zuylen ten aanzien van de Republiek in 1787Ga naar eindnoot+De Republiek der Verenigde Nederlanden, het geboorteland van Belle van Zuylen, bestond uit acht gewesten, die evenwel beter acht soevereine landen te noemen zijn. Ieder land op zich bestond weer uit vrijwel soevereine lokale eenheden, namelijk uit steden en heerlijkheden. Deze plaatselijke gemeenschappen maakten de bouwstenen uit van zo'n land. De bestuurders daarvan droegen de hoge naam van heren of regenten, die van patricische of adellijke afkomst waren. Bij hén berustte de soevereiniteit, zowel in die plaatstelijke gemeenschappen en landen, als in het geheel van de statenbond, en niet bij de stadhouder die slechts hun dienaar was. Twee kenmerken van de Republiek springen derhalve aanstonds naar voren: zijn permanente bestuursanarchie en zijn oligarchisch karakter.Ga naar eindnoot1). De bestuursmacht namelijk daalde niet, zoals in een moderne staat, van boven af naar beneden, integendeel vanuit die lokale eenheden steeg zij op naar de top, of trachtte althans op te stijgen. Om de geschiedenis van de Republiek, zeker haar interne geschiedenis, te begrijpen moet men dan ook aan de basis beginnen. Daar nu, in die kleine gemeenschappen, speelde zich voortdurend een strijd af over de vraag wie zou reageren en wie de best betaalde posten zou verwerven. Die strijd ging niet zozeer tussen partijen, dan wel tussen kleine groepen, facties of cabalen. Gelijk in alle oligarchische staten zag men in die kleine staatjes nu eens de ene factie bovenliggen, en dan weer de andere. Van een of ander ideologisch verschil tussen deze facties, of van een of andere voorkeur kan men niet spreken, het enige onderscheid lag hierin dat de ene factie winnaar was en de andere noodzakelijkerwijze verliezer. Een winnende groep probeerde zich op allerlei wijze tegen revolutionaire pogingen van de tegenstander te wapenen, onder anderen ook door een acte van harmonie of correspondentie, een verbond, een eedgenootschap van goede verstandhouding.
Toen in 1747 Franse troepen het Zuiden van ons land binnenvielen en het schip van staat op drift raakte, laaide in alle steden en andere eenheden die strijd der facties heel hoog op. Want deze crisis betekende voor de onderliggende facties het sein om onder de schutkleur van Oranje tot de aanval over te gaan. In Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel was immers geen stadhouder. Onder de leuze: Oranje boven, herstel van de stadhouder tooiden de onderliggende facties zich met oranje en zetten het gepeupel op om de huizen der tegenstanders te plunderen. De edelen, die zich door het patriciaat | |
[pagina 52]
| |
8. Le Neude à Utrecht dans la nuit du 15 au 16 septembre 1787; les patriotes fuyant à l'arrivée de l'armée prussienne. Gravure de J. Jelgerhuis, 1789. (Archives Municipales, Utrecht).
| |
[pagina 53]
| |
bedreigd voelden, gingen bij deze demonstraties voorop. En ziet, de verliezers van vroeger en de tijdige overlopers bereikten hun doel: Willem IV uit Friesland werd in die vijf gewesten of landen tot stadhouder uitgeroepen en kreeg uitgebreide rechten zodat hij de benoemingen voor bijna alle belangrijke ambten en posten kon doen. De overwinnaars noemden zich oranjeregenten en zij kregen van hun patroon de beste posten. Hiermede deed het patronagestelsel zijn intrede in de Republiek der Nederlanden.
Bij die oranjebewegingen in Utrecht waren twee edelen op de voorgrond getreden: Van Lokhorsts heer van Termeer en zijn zwager Diederik, baron van Tuyll van Serooskerken, die autonome bestuursmacht uitoefende over de heerlijkheden Zuylen en Westbroek; hij was de vader van Agnes of Belle die toen zeven jaar was. Zij waren de leiders van de oranjefactie, voor hen begon een gouden eeuwtje.Ga naar eindnoot2) De strijd om de macht ging verder en lang duurde de goede tijd voor Lokhorst en Van Zuylen niet. Als hoofdofficier of schout van de stad Utrecht bleek Van Lokhorst corrupts misschien niet meer dan de meeste schouten, maar toevallig is er over hem veel bekend.Ga naar eindnoot3) De wijze waarop Van Lokhorst rechtszaken behandelde, en vooral kón behandelen, laat wel zien dat van een rechtsstaat nog geen sprakre was. Het gedrag van Van Lokhorst deed natuurlijk ook zijn zwager Van Zuylen geen goed.
De rijzende ster aan het Utrechtse firmament was vanzelfsprekend hij, die de beste relaties met het hof in Den Haag onderhield, en dat werd Willem Nicolaas Pesters, een beschermeling van de hertog van Brunswijk die namens de minderjarige Willem V de regering waarnam. Reeds in 1759 stelde deze Pesters een correspondentie met zijn vrienden op en daartoe behoorde Van Zuylen niet. Al was hij als lid van de ridderschap onafzetbaar, tot de gunstelingen van het hof behoorde hij in ieder geval niet meer.
Toen in 1780 de Vierde Oorlog met Engeland uitbrak, veroorzaakte dat in het stuurloze land een veel ernstiger crisis dan de Franse inval van 1747. De oorlog groeide tot een ware ramp uit waarin de laatste schijn van grootheid aan flarden werd gerukt. In alle lokale eenheden ontstond nu een beweging die tegengesteld was aan die van 1747. De onderliggende facties zagen nu hún kans, en onder de leuze: de stadhouder is de schuldige, weg met zijn buitengewone rechten, liepen de oppositieregenten storm tegen het patronagestelsel en de orangistische regenten. Zij zelf noemden zich de ware vrienden van het vader land of patriotten.
Het is in onze geschiedschrijving veelal gebruikelijk de orangisten als verdedigers van de stadhouder te zien, die uit liefde voor oranje met hand en tand het patronagestelsel hooghielden. Deze voorstelling van zaken wordt door de feiten niet gestaafd, integendeel: ze liepen in groten | |
[pagina 54]
| |
getale over naar de oppositie. Ter verduidelijking zullen we kort de ontwikkeling in het gewest Utrecht volgen. Daar was de macht van het patronagestelsel uitzonderlijk groot, en men zou daar derhalve een bolwerk van orangisme verwachten. In feite werd Utrecht het eerste bolwerk van verzet tegen oranje, daar vele orangisten nu de mogelijkheid kregen zich van hun patroon te ontdoen en overliepen naar het vijandige kamp. Men had het allereerst gemunt op de stadhouderlijke vazal in de stad, de reeds genoemde oud-kolonel Pesters.Ga naar eindnoot4) De oudste broer van Belle van Zuylen, Willem René die in 1776 zijn vader in de ridderschap was opgevolgd, behoorde eveneens tot de factie der patriotse regenten. Dat had een pijnlijk aspect want hij was getrouwd met een dochter van de griffier Fagel, die tot de eigenlijke hofkring behoorde. Fagel verdedigde de harde lijn en spoorde reeds in het najaar van 1780 de stadhouder aan alle tegenstanders te-ontslaan, ‘noemende onder anderen sijn schoonzoon Zuylen’.Ga naar eindnoot5) In oktober 1781 weigerde Willem van Zuylen, als afgevaardigde ter Staten-Generaal, zelfs het voorstel van Willem V te ondersteunen, dat inhield het felle anti-patronage pamflet Aan het Volk van Nederland van baron Van der Capellen te veroordelen. Zijn houding motiveerde Willem van Zuylen aldus: het ware beter ‘dat alles t' onderste boven ging dan dat de saken op die voet bleven voortduren als thans deden.’Ga naar eindnoot6)
De orangisten nu konden als vanouds rekenen op het gepeupel, en zo betrokken de patriotse regenten de burgerij of middengroepen bij hun strijd. Zij spraken daarom veel van volksrechten en zelfs van volkssoevereiniteit, en gaven de burgers het recht vrijcorpsen op te richten, bedoeld als lijfwacht tegen dat gepeupel. De burgers van de stad Utrecht hadden de politiek snel door en groeiden hun regenten-bondgenoten boven het hoofd. Zij toonden zich echter voorstanders van de moderne staat, terwijl hun politieke vrienden feitelijk de onbelemmerde standenstaat wilden herstellen. Tussen die twee groepen gaapte een niet te overbruggen kloof.
Wij confirmeren ons daarom aan de Westerse geschiedschrijving, en noemen voortaan de patriotse regenten oudpatriotten, en de burgers zonder meer patriotten, de dragers van de 18de eeuwse vernieuwingsgedachte. Deze burgers, sterk door hun vrijcorpsen, eisten van hun bondgenoten dat de beloften van volksrechten werden ingewilligd, natuurlijk tevergeefs. In 1785 ongeveer hadden de burgers de overmacht in de stad Utrecht, en nu raakten de oudpatriotten in de knel. Zouden ze toegeven aan die democratische eisen of zouden ze zich met de stadhouder verzoenen? De overgrote meerderheid koos de laatste oplossing en liep weer terug naar de oranjepartij. Nog in 1785 had Willem van Zuylen een onderhoud met de stadhouder in Den Haag en stelde hem een compromis voor: het patronagestelsel afschaffen en de | |
[pagina 55]
| |
in Utrecht herstellen, dus met geweld de democratische beweging eronder brengen.Ga naar eindnoot7) Willem V wees dat voorstel van de hand. Het jaar daarop ging hij de stadhouder zijn verontschuldigingen aanbieden, doch deze dreef met zo'n bekering de spot. ‘Voorts hadde Sijn Hoogheydt nog aan hem (Rouse) gesegt, dat hij visite hadde gehadt van twee Utrechtse heren, te weten van Perponcher en van Zuylen, die thans geheel anders dachten als over een paar jaren, des de Prins om die menschen haar handelswijse selfs lachte en de spot dreef.’Ga naar eindnoot8).
De wijze waarop en de fasen waarin de Utrechtse lokale revolutie verliep, zijn analoog aan die van de Franse Revolutie van vijf jaren later. Het was een proto-Franse Revolutie op kleine schaal, doch uitermate instructief. In 1786 slaagden de burgers erin om een democratische grondwet in te voeren, en dit betekende de definitieve breuk met de oudpatriotten. Slechts vijf patriotse regenten deden met het nieuwe bewind mee, de rest schaarde zich weer achter de patroon Willem V. Het gevolg was dat ook de gewestelijke regering zich splitste, en wel in een oligarchische te Amersfoort, en een democratische in Utrecht. Zo'n felle oudpatriot als Van Zuylen vroeger geweest was, zo'n vurige orangist was hij nu, wat genuanceerd moet worden door het begrip aristocraat. Toen in 1787 de afgevaardigden van de gewestelijke regering in Utrecht tot de Staten-Generaal werden toegelaten, naast de afgevaardigden uit Amersfoort, was Van Zuylen zo verontwaardigd over die toelating dat hij op het Haagse Binnenhof tegen één van die afgevaardigden, J. d'Averhoult, de degen trok; een geruchtmakende kwestie die door een duel in het Haagse bos beslecht werd.
Ondertussen trachtten de orangisten en aristocraten, onder leiding van de Engelse gezant Harris, een contrarevolutie in de Republiek tot stand te brengen.Ga naar eindnoot9) Met behulp van Engels geld uit het secret service funds organiseerden zij het gepeupel, dat, bij een gegeven signaal, in Holland en Zeeland 's nachts de huizen der vrijcorporisten moest aanvallen en plunderen; in Gelderland was deze taak aan de garnizoenssoldaten toebedacht. De stadhouder weigerde zo'n sein te geven, en daarom besloot de prinses Wilhelmina dat te doen; haar reis naar Holland op 28 juli 1787, en met name haar aankomst in Den Haag zou dat teken zijn. Doordat zij bij de Goejanverwellesluis werd tegengehouden, gelukte dat plan alleen maar in Gelderland en gedeeltelijk in Zeeland. In September 1787 herhaalden de orangisten en aristocraten deze poging, en ditmaal met succes. Zij slaagden er namelijk in een Pruisisch leger in het land te krijgen, terwijl Engeland Frankrijk, dat aan de patriotse regenten steun had toegezegd, op een afstand hield. Onder de bescherming van Pruisische grenadiers en geleid door orangistische en aristocratische regenten, kon het gepeupel onder de leuze van: Oranje boven, de patriotten na den donder, ditmaal wel de huizen | |
[pagina 56]
| |
der vrijcorporisten plunderen en hen uiteenslaan, zodat de patriotse regenten hun machtspositie verloren en het patronagestelsel hersteld werd.
Hoe stond nu, in het verre Colombier, gelegen in het Zwitserse Neuchâtel, waar zij sinds 1771 woonde, de intelligente Belle van Zuylen of madame de Charrière tegenover de gebeurtenissen in haar vaderland, haar vroegere vaderland? Had ze er eigenlijk nog wel belangstelling voor? En zo ja, kende zij de gebeurtenissen zoals die zich hadden afgespeeld? Welk was haar historische realiteit, d.w.z. hoe zag zij de feiten en de Nederlandse problemen? Haar enthousiaste biograaf Philippe Godet schonk betrekkelijk weinig aandacht aan haar verhouding tot Nederland na haar huwelijk, ook wel omdat hij verscheidene brieven toen niet kende.Ga naar eindnoot10) Mevrouw Dubois heeft met zuivere toets háár beeld van Belle gegeven en daar Nederlandse aspecten aan toegevoegd, waarbij zij gebruik kon maken van een manuscript, door jkvr. M. van Tuyll van Serooskerken geschreven.Ga naar eindnoot11) We weten nu dat zij na haar huwelijk met haar familie en kennissen bleef corresponderen, al zijn waarschijnlijk verschillende brieven van Belle, vanwege haar op de toekomst gericht standpunt, vernietigd. We weten dat zij de Nederlandse politiek met belangstelling volgde aan de hand van het internationaal befaamde weekblad de Gazette de Leyde van Jean Luzac, dat uitmuntte in objectieve berichtgeving. Bovendien blijkt uit de tien pamfletten van de Observations et Conjectures politiques die zij naar aanleiding van de Nederlandse contrarevolutie schreef, dat zij goed geinformeerd was over de Nederlandse situatie.
Allereerst dan, kende zij de ware toedracht der contrarevolutie nl. de georganiseerde rol van proletariaat, die door talrijke orangistische broodschrijvers als Etienne Luzac in onwaarachtige geschriften ontkend werd? Al was zij wel niet van alle geheime intrigues op de hoogte, als abonnee van de Gazette de Leyde moet ze de aard der contrarevolutie wel gekend hebben. Was het soms toeval dat ze sprak van een ‘victoire honteuse’, dat ze informeerde naar de plunderingen in Den BoschGa naar eindnoot12), dat ze haar pamfletten aan Van de Spiegel en Charles Bentinck liet toekomen, die bij die plunderingen zo'n leidende rol gespeeld hadden en de voornaamste pamfletten aan de laatste richtte? Was het een slag in de lucht dat ze de stand der predikanten wilde verheffen en hen zelfs stemrecht wilde geven? Als verklaring geeft ze zelf: ‘on les (les ministres) a toujours vus empressés à se donner sur la populace une influence momentanée par des discours seditieux’. Met andere woorden, zij wilde aan de predikanten -als enige nieuwe groep- stemrecht geven om het gepeupel in de politiek uit te schakelen.Ga naar eindnoot13) | |
[pagina 57]
| |
Was het toeval dat Belle in de laatste alinea van haar laatste pamflet, dat ze naar aanleiding van de Nederlandse contrarevolutie schreef, een krachtig pleidooi hield voor de publieke opinie, als een rem op misdaden door machthebbers? Macht fascineert en corrumpeert. We behoeven hier slechts Solzjenitsyn en Watergate te noemen om te zien welke heilzame invloed de publieke opinie kan uitoefenen. ‘Uit voorkeur, maar meer nog uit behoefte aan systeem zou ik willen dat alles wat is, ook geweten wordt, dat alles wat geweten wordt ook van de daken geroepen wordt’. Dat betekende geen abstracte leuze doch sloeg op de georganiseerde plunderingen in de Republiek. Met name informeerde Belle bij haar broer Vincent hoe die Bossche plunderingen in elkaar zaten. Uit het materiaal van het manuscript krijgen we geen duidelijk beeld. Vast staat dat een deel van het regiment- H.W. van Zuylen, een oom van Belle, aan die plunderingen heeft deelgenomen, terwijl Vincent op dat moment als plaatsvervangend-kolonel het bewind over dat regiment voerde. Vincent behoorde dus tot de ingewijden en kón Belle alles haar precies vertellen. Of hij het gedaan heeft? Uit het feit evenwel dat de leiders der plunderingen het Vincent later moeilijk maakten en hem uit de dienst wilden stoten, lijkt het waarschijnlijk dat zijn soldaten op hoger bevel dan het zijne, aan die plunderingen hebben deelgenomen.
Laten we evenwel overgaan op meer positieve geschiedschrijving. In nummer negen van haar Observations et Conjectures politiques geeft Belle van Zuylen haar beschouwingen over de noodzakelijke hervormingen in de Republiek, die op een grote kennis van de geschiedenis en de werkelijke situatie gebaseerd zijn. Met uitzondering van de staatsman Pieter Paulus heeft geen enkele regent in Nederland voorstellen tot werkelijke verbeteringen gedaan. Des te opvallender is het dat vanuit Zwitserland Belle, ofschoon zelf uit de gepriviligeerde stand, de juiste oplossingen voorstond en propageerde, die ook door de burgerlijke beweging waren verdedigd, en die inderdaad tijdens de Bataafse revolutie en in 1813 in praktijk zouden worden gebracht.Ga naar eindnoot14) Zij tastte door haar geschift - en dat was de voorwaarde van herstelde twee politieke dogma's der Republiek aan, namelijk de soevereiniteit der heren en daarmee verbonden die der afzonderlijke landen. Zij stelde voor aan het oranjehuis de soevereiniteit over de zeven landen op te dragen, waardoor tevens een nationale eenheid zou ontstaan, ‘une seule Nation’. Dat waren revolutionaire, staatsondermijnende gedachten in de ogen der oudpatriotten, maar niet minder in de ogen der orangisten die hun oranjeliefde als mantel voor hun factiepolitiek gebruikten. Zij zag heel goed dat de Nederlandse staat geen evenwicht had, dat revoluties elkaar afwisselden en dat er spoedig een nieuwe zou komen indien alles bij het oude bleef. | |
[pagina 58]
| |
Daarom vond ze het nodig dat het oranjehuis tot de koninklijke waardigheid verheven werd. Deze overweging was evenzeer gegrond op een historische kijk, die een misdaad was in de ogen van haar Nederlandse kennissen: onder de vroegere landsheren, tot Philips II toe, hadden de Nederlanders een goede regering en constitutie. Ze wenste een constitutie naar Engels model, met een twee kamer-systeen, waarin zij aan de adel -ondanks haar vroegere Le NobleGa naar eindnoot15) - een overwegende invloed wilde geven, met als bijzonderheid, zoals reeds vermeld, dat de predikanten politieke invloed zouden kunnen uitoefenen. Haar eerste zorg ging er naar uit dat er een regering zou ontstaan in de Republiek, in plaats van de bestaande anarchie waaruit de buitenlandse interventies voortkwamen.
Ook ten aanzien van de sociaal-economische situatie bezat ze een scherpe blik en oefende ze, als men bedenkt dat zij sprak tot haar kennissen en standgenoten, een scherpe kritiek uit. Ze bestreed de mythe als zou Nederland een bevoorrecht land zijn waar ieder het goed had. De diagnose die ze stelde, wordt door het moderne economisch-historisch onderzoek bevestigd. ‘Trouwens wat is die rijkdom van de Hollanders? Het is een slapende rijkdom net als het water in de grachten. Ik ben in Holland geweest: buiten de kleine vrachtschuiten heb ik niets in beweging gezien, buiten de haven van Amsterdam en de beurs zag ik niets levendigs, buiten de matrozen zag ik geen handige mensen, buiten de kooplui en de makelaars is niemand in de weer; tal van steden zijn verlaten; de fabrieken die vroeger bloeiden zijn nu in verval en de Hollanders sturen het geld -dat als het circuleerde het land zou doen opfleuren- naar Engeland en Frankrijk. Door de faam van hun rijkdom in dwaling gebracht, heb ik naar grote landeigenaars gezocht en er geen gevonden. Op grond daarvan meende ik opgelucht dat er dan geen armen zouden zijn, maar ik heb in alle steden massa's bleke, magere, zwakke, kwijnende bewoners gezien en er werd mij verteld dat ze leven van aardappelen, waterige koffie en jenever, en zich warmen bij een paar rokende overblijfselen van uitgebrande turfblokken. Waarom altijd maar aardappelen en geen brood? Omdat de belastingen buitensporig hoog zijn en brood en bier meer dan het dubbele kosten van de oorspronkelijke waarde. Waar is Uw rijkdom dan? vroeg ik. En zij lieten mij een paar huizen zien van bankiers en een hoop huizen van obscure renteniers van wie de enorme weelde te danken was aan hun enorme gierigheid.’Ga naar eindnoot16)
Op het einde van zijn boek noemt Godet Belle van Zuylen treffend: éprise de vérité.Ga naar eindnoot17) Dat mag men eveneens zeggen ten aanzien van haar verhouding tot haar land van afkomst en ten aanzien van haar historische realiteit; een adelsbrief voor haar in moderne zin.
C.H.E. de Wit |
|