Als het bovenstaande verjaarsgedicht van Agatha Deken voor Betje Wolff bedoeld was, zou het wijzen op een veel vroeger contact dan men gewoonlijk aanneemt. Maar reeds uit de eerste regel volgt, dat Betje Wolff niet de jarige vriendin kan zijn. De eerste van de veertien (of wil men dertien) wensen voor de jarige luidt’ ‘een teedre Godsvrucht in het tederste uwer jeugd’. Betje Wolff is 24 juli 1738 geboren en in 1768 dus dertig jaar geworden. De jarige was echter nog een kind of een heel jong meisje.
Het sonnet is klaarblijkelijk gericht tot een jeugdige vriendin en geestverwante van de dichteres. Het past door taal en inhoud uitstekend bij andere stichtelijke gedichten in de bundel en schetst treffend datgene wat het leven en het geloof der Collegianten moet kenmerken, wil het Gode welgevallig zijn. Het vormt een kort begrip van de beginselen, die de opvoeding en het godsdienstonderwijs in het Weeshuis ‘De Oranjeappel’ beheersen. Als zodanig heeft de verjaarswens tevens een algemene waarde. Hij had ook tot een andere jarige dan B.W. gericht kunnen zijn; dat verklaart misschien het gebruik van initialen.
Het voorafgaande leidt tot de veronderstelling, dat B.W. tot de kring van ‘De Oranjeappel’ behoorde. In Februari 1767 heeft Agatha Deken, meerderjarig geworden, het weeshuis verlaten na een verblijf van een en twintig jaren. De laatste tijd behoorde zij tot de oudsten onder de meisjes en heeft zij vermoedelijk geholpen bij de verzorging en het onderwijzen van de jongeren. Gemiddeld bedroeg het aantal inwonende meisjes ongeveer twintig, zodat zij veel gelegenheid kregen elkaar te leren kennen. De blijvende vriendschappelijke verhouding tussen de zusjes Bavink en Aagje Deken is in ‘De Oranjeappel’ ontstaan. Bij de Stichtelijke Gedichten van Agatha zijn er in 1769 en 1771 enkele, waaronder verjaarswensen, bestemd voor Maria Bavink, Femmina Bavink en Margaretha Suuring, die toen nog in het weeshuis woonden.
Niet alleen de eerste regel, maar ook nagenoeg het gehele verjaarsgedicht past niet bij Betje Wolff. Van de zakelijke inhoud heeft niets speciaals op haar betrekking. Betje leefde in een andere denk- en gevoelswereld dan A.D. De goede wensen, vervat in het sonnet van A.D., zouden langs Betje Wolff heen zijn gegaan en het zou onbegrijpelijk zijn, als A.D., Betje Wolff kennende, ze aan deze gestuurd had.
Daar Betje Wolff, blijkens het voorafgaande, niet de jarige B.W. kan zijn, die in het sonnet van A.D. bedoeld wordt, heb ik B.W. elders gezocht, namelijk in het Weeshuis ‘De Oranjeappel’. Binnen twee jaar na haar vertrek uit het weeshuis vervaardigde Agatha Deken