Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1973
(1973)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nr. 18]I. De VRIENDENROL van Rhijnvis FeithEen van de kostbaarste stukken uit het familiearchief-Feith te Vorden is ongetwijfeld het album amicorum van de dichter Rhijnvis Feith.Ga naar eind1) Het boek is gebonden in rood marokijn met gouden kantwerkversiering (à la dentelle) naar Franse smaak; ook de snede is verguld. De afmetingen bedragen 18 x 12 cm (oblongformaat). Op het voorplat leest men: ‘VRIENDENROL VAN MR. R. FEITH’; het achterplat vermeldt enkel een jaartal:mdcclxxix. Het album telt 246, ongenummerde, bladzijden. Een groot deel daarvan, namelijk 152 pp., is onbeschreven. Die lege bladzijden vormen echter geen aaneengesloten geheel. Zo vindt men bijv. na de eerste tekst, op p. 1, reeds een open stuk van drie bladzijden. Op de inscriptie van Carolus Vlieg (1 dec. 1781) volgen liefst 67 blanco pagina's en na de bijdrage van J. Immerzeel Jr. (25 nov. 1821) nog eens twaalf. Tenslotte bleven ook de laatste 33 bladzijden van het boek onbenut. Even onregelmatig als de verdeling van de tekst over de beschikbare ruimte is voorts de volgorde der inscripties. In beginsel is die natuurlijk chronologisch, maar latere scribenten hebben toch dikwijls hun pennevrucht tussen die van hun voorgangers ingevoegd. Het jaarcijfer op het achterplat en de oudste inscriptie (van Joan de Stoppelaar, d.d. 6 sept. 1779) maken waarschijnlijk, dat Feith zijn album in 1779 verworven en meteen ook in gebruik genomen heeft. Verder blijkt wel uit de dagtekening van latere bijdragen, dat de VRIENDENROL tot Feith's dood toe dienst is blijven doen. Zelfs treffen we er enkele teksten in aan van na het overlijden van de dichter, op 8 februari 1824. Maar wat toch vooral opvalt zijn de grote gapingen die het album vertoont. Voor de periode 1787 t/m 1808 bijv. ontbreekt elke registratie van vriendschapsbetrekkingen met uitzondering van één gedicht, geschreven door Jan de Kruyff Jr. en gedateerd ‘op het einde der agtiende eeuwe’ (1799?). Gemakshalve geef ik nu eerst een overzicht van het aantal inscripties, verdeeld over de verschillende jaren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe moeten we echter deze enorme leemten in Feith's VRIENDENROL verklaren? Bezat de dichter soms meer dan één album amicorumGa naar eind2), of heeft hij het exemplaar dat wij kennen gedurende lange tijd niet kunnen gebruiken? Dit laatste blijkt inderdaad het geval te zijn geweest, getuige volgende briefGa naar eind3) van Feith aan een niet met name genoemde: Weledele Heer! Met die twaalf jaar zal bedoeld zijn de periode 1787-1799 en met die vier jaar de tijd van 2 mei 1810 tot 13 juni 1813. Bekijken we nu het album nauwkeurig, dan zien we dat op twee plaatsen een beschreven blaadje over de pagina is geplakt. De ene keer gaat het om een gedicht van Hendrik Tollens, gedateerd 1 oktober 1813; in het andere geval betreft het een versje van Bilderdijk met als dagtekening ‘Amsterdam, den eersten van Herfst- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maand 1813’. Op grond van de datering van zijn inscriptie zou men in eerste instantie Bilderdijk willen beschouwen als de anonieme correpondent aan wie Feith's brief van 26 augustus 1813 gericht werd. Maar Bilderdijk's laatste bundel Winterbloemen was al in 1811 verschenen, terwijl Tollens juist voorjaar 1813 bij J. Immerzeel junior te Rotterdam zijn Gedichten II had gepubliceerdGa naar eind4). Ook de formele aanschrijfvorm van Feith's brief, zo goed als de aanhef van Tollens' gedicht (‘Wat vraagt gij, waarde Feith!..’) wijst in de richting van de Rotterdamse poëet. Rhijnvis' VRIENDENROL is na diens dood steeds als een dierbaar erfstuk in bezit van zijn nakomelingen gebleven. Het eerst wordt van het album melding gemaakt in de Genealogie van de familie Feith, 's-Gravenhage 1924Ga naar eind5). Het was toen eigendom van Jhr. Mr. Rh. Feith, president van de Hoge Raad. Na zijn overlijden in 1953 is het album overgegaan in handen van de huidige bezitter en beheerder van het familiearchief, Jhr. Mr. P.R. Feith te Vorden. Belangrijker dan de uitwendige geschiedenis van Feith's VRIENDENROL is de vraag naar de intrinsieke waarde van dit document. Wat leert het ons over Feith's intellectuele en meer in het bijzonder over zijn literaire kontakten? Reeds meermalen is van diverse zijden gewezen op de documentaire waarde van de oude alba amicorum. Zo o.a. door F.A. van RappardGa naar eind6), G.D.J. SchotelGa naar eind7), J. Nanninga UitterdijkGa naar eind8), B.A. MensinkGa naar eind9), Paul DibonGa naar eind10) en J.C. DaanGa naar eind11). ‘Ze zijn overal verspreid, en een wetenschappelijke beschrijving van den inhoud van de belangrijkste, zou van onberekenbaar veel nut zijn’, aldus schreef Nanninga Uitterdijk in 1879Ga naar eind12). Ik voeg hier nog aan toe, dat een samenvattende studie over de vorm- en functie-ontwikkeling van deze boeken een interessante bijdrage zou leveren tot de door Huizinga voorgestane ‘bijzondere morphologie’ der cultuurgeschiedenisGa naar eind13). Om het karakter van Feith's VRIENDENROL te bepalen heeft het dan ook zin op de bedoelde ontwikkeling te letten. De oorsprong van het album amicorum ligt in de stamboekenGa naar eind14), zoals die sedert het begin van de 16e eeuw door de adel werden aangelegd. Een dergelijk stamboek bevatte allereerst familiewapen en devies van de eigenaar met daarbij een geslachtsregister. Vaak vindt men er een curriculum vitae van de bezitter, die ook vrienden en verwanten uitnodigde, om hun wapen en lijfspreuk in zijn album te laten opnemen, hetgeen dan kon gebeuren door rondtrekkende wapenschilders. Bovendien werden zulke stamboeken vanouds rijk verlucht met miniaturen, getekende en geborduurde landschap- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jes, of met allegorische voorstellingen. In de 16e eeuw nog hebben de geleerden dit gebruik van een stamboek overgenomen, hierin weer spoedig gevolgd door de studenten. Wel veranderde het adelsboek nu in zoverre van gedaante, dat het accent meer kwam te liggen op de tekst: spreuken of gedichten, die meestal de vriendschapsbetrekking tussen auteur en eigenaar van het boekwerk tot uitdrukking brengen. Het stamboek werd aldus album amicorumGa naar eind15). Speciaal wanneer men voor studie naar het buitenland trok, vormde het album amicorum het geëigende middel om ‘de in den vreemde ondervonden sympathie en vriendschap in min of meer fraaie humanistische vormen te vertolken of door anderen te laten vertolken’.Ga naar eind16) Gewoonlijk bezigde men het Latijn of het Grieks; soms de volkstaal: Frans, Duits, Italiaans; niet zelden echter een of ander buitenissig idioom. Allengs zakt het peil van de studentenalbums bedenkelijk. Reeds aan het eind van de 17e eeuw laten zich klachten horen over grofheid of onbenulligheid van inscripties en voorstellingen. Een eeuw later schijnt het aanleggen van een album amicorum dikwijls een farce te zijn geworden, waartegen de Spectator der Studenten hevig uitvaart: ‘Daar is echter veel omtrent aan te merken, als, by voorbeeld, dat deze soort van boeken zelden recht aan hunnen titel voldoen, door dien men 'er doorgaans iedereen, zelfs lieden, die men naaulyks kent, in laat schryven; dat men, in plaats dat 'er voorheen, toen de Heeren Studenten nog in het algemeen liefhebbers van geleerdheid en geen losbollen waren, de namen en wapens van de schryvers, met de eene of andere toepasselyke spreuk of versje, ter gedagtenis van hunne vriendschap en kundigheden in geplaatst werden, 'er tegenwoordig, door het plaatsen van kwalyk gepaste spreuken, die men zelf niet verstaat, van zotte en niets beduidende teekeningen, en nog zotter verzen, gedenkzuilen in opricht van onverstand en winderigheid.’Ga naar eind17) Dit citaat dateert van 1774. Vier jaar later koppelt Noël Chomel het woord album nog onmiddellijk aan de student.Ga naar eind18) Toch raakt het album amicorum juist in het vierde kwart van de 18e eeuw met zijn sentimentele vriendschapscultus steeds meer buiten het universitair milieu in zwang. Het verandert nu voor het laatst van karakter en wordt poëzie-album.Ga naar eind19) Het gedicht verdringt de sententia van weleer; latijnse en griekse inscripties worden een zeldzaamheid evenals de familiewapens. Tegelijk doet het silhouetportret zijn entree. Zo'n boek is bijv. het dichter-album van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.P. Kleyn, dat Hasebroek heeft uitgegeven.Ga naar eind20) Zo'n boek is ook - zij het minder geprononceerd - Feith's VRIENDENROL. Reeds het opschrift vormt een noviteit.Ga naar eind21) Van het oude stamboek bespeurt men nauwelijks meer iets, of het moeten de zinspreuken zijn waarmee diverse auteurs hun bijdragen nog signeren. Het is ook bepaald geen geleerdenalbum. Verreweg de meeste bijdragen zijn in het nederlands gesteld. We tellen daarnaast één duitse tekst (van Klopstock), één franse (van Guyot) en drie latijnse (van Hieronymus de Bosch, E.A. Thomassen à Thuessink en A. van Amijden). Het totale corpus ziet er als volgt uit, (tussen haakjes geplaatste aanvullingen zijn van mijn hand):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aansluitend vermeld ik nog de losse blaadjes met vriendschapsbetuigingen die zich in Feith's album bevinden:
Omdat de VRIENDENROL bovenal een dichteralbum is, geeft zij ons een - zij het onvolledig- beeld van Feith's literaire relaties, die zich ten dele laten groeperen volgens genootschap of cenakel. De oudste inscripties stammen uit de kring van het Leidse dichtgenootschap ‘Kunst Wordt Door Arbeid Verkreegen, waarvan Feith op 9 mei 1774 honorair en op 3 november 1779 gewoon lid werd. Tot die groep behoren o.a.: de theologie-student Joan de Stoppelaar, boekhandelaar-uitgever Cornelis van Hoogeveen Jr. die K.W.D.A.V. had opgericht, doktor François Halewijn, Jonkvrouwe De Lannoy, Jan de Kruyff Jr. (allen te Leiden woonachtig) en de gereformeerde predikant Olivier Porjeere uit Delfshaven. Door bemiddeling van Bilderdijk kwam Feith november 1780 in kontakt met Bernardus de Bosch.Ga naar eind22) Daaruit volgden vanzelf in december van dat jaar vriendschappelijke betrekkingen met andere leden van het Amsterdamse Oefening Beschaaft De Kunsten: Antoni Hartssen, Jacob Lutkeman, Harmanus Asschenbergh en Lucas Pater. Deze kring bestond grotendeels uit (doopsgezinde) kooplieden met bijzondere belangstelling voor het toneel. Ook Hieronymus de Bosch maakte in 1780 een albumvers voor Feith, maar -kieskeuriger dan zijn broer Bernardus- weigerde hij het in te schrijven, toen hem de produkten van Porjeere en Asschenberg onder ogen kwamen.Ga naar eind23) Pas in 1786 stapte hij over zijn bezwaren heen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdam telde diverse, elkaar meest overlappende, cenakels.Ga naar eind24) Zo vormden Bernardus de Bosch, Pater, Hartsen, Lucretia van Merken, N.S. van Winter, H.J. Roullaud, Pieter Meijer en anderen het psalmberijmgenootschap Laus Deo, Salus PopuloGa naar eind25), terwijl de boekhandel van Pieter Meijer en later die van P.J. Uylenbroek evenzeer als trefcentrum voor jonge en oudere literatoren fungeerden. Na Leiden en Amsterdam volgden Kunstliefde Spaart Geen Vlijt uit 's-Gravenhage en Studium Scientiarum Genetrix uit Rotterdam. Van de Haagse PindusGa naar eind26) zijn in Feith's album vertegenwoordigd: Th. van Limburg, Reijnier en ds. Johannes van Spaan, Gerrit Beijer, Carolus Vlieg, Johan van Hoogstraten, Hendrik van der Burch, Hendrik Riemsnijder, Jkvr. A. van der Aar de Sterke en Mr. Canzius Onderdewijngaart. Van de Rotterdammers betuigden beschermheer Cornelis van der Pot, bestuurder Pieter Leuter, J.W. Bussingh, Kornelis van der Palm en diens zoon Jan Hendrik van der Palm aan Feith hun vriendschap. Wat kon men nog meer verlangen? Met het vorderen der jaren vervreemdde de beroemd geworden Feith allerminst van zijn jongere kunstbroeders en die sympathie was wederkerig.Ga naar eind27) In 1813 signeren bijna alle coryfeeën uit die jaren de VRIENDENROL: de gebroeders Klijn, Loots, Tollens, Wiselius. Alleen Helmers ontbreekt om onduidelijke redenen. Zelfs Bilderdijk en Feith's oude opponent De Perponcher geven nu acte de présence. Bij hen vergeleken steken jongere literatoren als Nierstrasz, Warnsinck, Immerzeel, Spandaw, Rietberg en Tobias ongunstig af. Zij fungeren hier als niet meer dan slippendragers van de Zwolse dichter. Onder de inscripties vinden we er slechts enkele van familieleden en van niet-literatoren: de Groningse hoogleraar in de fysica ds. J.A. Uilkens en zijn collega in de theologie prof. Hermannus Muntinghe.Ga naar eind28) Feith heeft hen vermoedelijk leren kennen via zijn in Groningen woonachtige zoon Mr. Hendrik Octavius Feith. Met opzet heb ik nog niet gesproken over het pronkstuk uit Feith's album amicorum: de bijdrage van de duitse dichter Klopstock. Die verdient echter om haar bijzonder karakter een afzonderlijke beschouwing. Ik hoop daar later nog op terug te komen. P.J. Buijnsters |
|