‘Een koffie graag. Voor de energie.’
‘Hebben we niet’, zei hij kortaf.
‘Wat heeft u wel?’
‘Alles om energie van te krijgen, maar koffie niet.’
‘Schenk dan maar iets in, waarvan u denkt dat ik het nodig heb’, zei ik toeschietelijk.
De man deed niets.
Ik keek hem vragend aan.
‘Ik ben uw hoeder niet,’ zei hij, ‘uw broeder noch uw moeder, dus wat wou u nou?’
Ik zuchtte en liet mijn vingers knakken. Ik voelde dat ik wat autoriteit moest uitstralen.
Ik wees lukraak een fles aan, waarin iets groens zat.
‘Doe daar maar een van’, zei ik.
Met duidelijke tegenzin zette de man een klein glas voor me neer en schonk het vol. Hij bleef met geknepen ogen staan kijken hoe ik het pakte en achterover sloeg. (stijldansen)
Het was alsof ik een glas benzine had gedronken. Mijn slokdarm begon onmiddellijk alarmsignalen rond te zenden. Hij kromp en zwol en brandde. Ik moest me met alle geweld bedwingen om niet luid kreunend voorover te buigen om mijn gestel wat te verlichten. Maar het lukte, ik bleef stoïcijns.
‘Nog een?’ vroeg de man met een stalen gezicht.
‘Schenk maar vol.’ Ik kuchte, mijn stem klonk hees.
‘Graag met water en ijs’, vervolgde ik luchtig. ‘De eerste is om wakker van te worden, de tweede om te relaxen en bij de derde kom ik ter zake.’
‘Dat doen we hier alleen 's nachts’, zei de man en begon glazen te spoelen.
Duistere herinneringen aan het licht laten komen
lukt alleen als je je ogen gesloten houdt.
Ze verbleken onmiddellijk onder een heldere blik.
Het beste wat je kunt doen, als je je moet verbergen om te wachten op de nacht, is slapen. Een heel handig gereedschap. In dit geval sliep ik licht, op mijn hoede voor onverwachte gebeurtenissen.
Misschien was ik de hoogste prioriteit en kwamen ze met helikopters uit de lucht vallen, misschien was ik slechts een stofje op een theedoek van een barkeeper. In dat geval was er geen vuiltje aan de lucht, geen stofje op een theedoek. (libel boven vijver)