meer of minder briljant opereerde. Toch als ik De kleine keizer lees... Leest u even mee. Ik citeer.
Sublieme eenzaamheid. De stilte rond Napoleon. Niemand durft iets te zeggen.
Iedereen wacht op hem. Altijd. Op heel wat schilderijen is die stilte ook te zien.
Napoleon in Egypte. Zijn officieren op een afstandje.
Napoleon in Austerlitz. Dommelend op een stoel hij het kampvuur, zijn officieren op eerbiedige afstand. De blikken naar hem gericht, dat wel.
Napoleon aan boord van het schip dat hem naar St. Helena brengt. Handen op de rug. De blik op de kustlijn die langzaam verdwijnt. Zijn officieren verderop, zachtjes onderling fluisterend over hun keizer.
Alleen en niet alleen. Eenzaam tot in de kern. Door stilte omringd. [...]
Meesterlijk vind ik het. Ik heb het ergens gelezen, maar waar en wanneer weet ik niet meer. Het achtervolgt me. Wat die stilte vult, ten slotte, zijn verhalen.
Aldus Bril. Waarom achtervolgde dit eenzame stiltebeeld van Napoleon Martin zo? Omdat hij zichzelf erin terugvond. Bril en Napoleon. De kleine keizer begint nota bene met de scène dat Martin in een museum naast het kistje met de steek van Napoleon staat. Hij kan hem zo pakken. Die pet past ons allemaal, zou je denken. Maar wat lezen we bij Martin Bril? ‘Ik durf de hoed niet op te zetten. Jammer.’
Martin Bril is in ons leven voorbijgereden. Mooie man. Voor velen van ons een gezellige, geestige, lieve vriend. Een man met vele petten op. Om hem heen waren altijd heel veel mensen. We wilden soms meer van hem dan we kregen, moesten op hem wachten soms. Hij leek eeuwig en route, altijd wegbewegend, ook van zichzelf. Niet alleen, maar toch alleen.
Martin Bril. Gezelschapsman, zelfontwijker. Eenzaam tot in de kern. Nu is hij door stilte omringd. Wat die stilte vult, ten slotte, is onze herinnering aan hem. En zijn verhalen.