MAX FRISCH (1911-1991) was een van de meest invloedrijke Duitstalige schrijvers van de twintigste eeuw. Zijn veelgeprezen romans, theaterstukken, essays en dagboeken kennen internationale faam. In zijn naoorlogse werk pakt de Zwitserse schrijver het probleem van de schuld en de oorsprong van het nazisme aan. Gaandeweg evolueert hij naar een existentiële bevraging van de identiteit en persoonlijke vrijheid. Tot zijn bekendste dramatische werk behoren Andorra (1961) en Biedermann und die Brandstifter (1958). Homo faber (1957), Stiller (1954) en Mein Name sei Gantenbein (1964) behoren tot zijn bekendste romans. Frisch heeft regelmatig het onderscheid tussen de wereld van de verteller en de interpretatie ervan door de lezer belicht.
CHRISTOPHE VAN GERREWEY (1982) studeerde Architectuur aan de UGent en Literatuurwetenschappen aan de K.U. Leuven. Hij is als voltijds assistent verbonden aan de Vakgroep Architectuur & Stedenbouw van de UGent. Van Gerrewey schrijft verhalen, romans, recensies, essays en kritieken over onderwerpen zoals literatuur, beeldende kunst, theater en architectuur. Hij publiceerde onder meer in DW B, De Witte Raaf, NRC Handelsblad, Streven, Metropolis M en Etcetera, en in boekvorm in Ruskin, Rotterdam en Regen of niets. In 2010 verscheen Vijf ziekteverhalen bij Druksel.
LAURENS HAM (1985) is literatuurhistoricus en essayist. Hij werkt aan de Universiteit Utrecht aan een proefschrift over ‘autonomie’ in de Nederlandse literatuur vanaf de negentiende eeuw en doceert aan de Koningstheaterakademie in Den Bosch. Hij publiceert essays en kritieken in onder meer nY, Parmentier, De Reactor, Ons Erfdeel en De Groene Amsterdammer.
ANNE HOLTROP (1977) studeerde in 2005 cum laude af aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam, en is sindsdien zelfstandig architect. Daarnaast is hij als gastdocent verbonden aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam en Rotterdam en is hij redacteur van OASE, een onafhankelijk tweetalig tijdschrift voor architectuur, en medeoprichter van de interieurmaster Inside aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. In 2008 werd hem de Charlotte Köhler Prijs voor Architectuur toegekend. Holtrop woont en werkt in Amsterdam.
LUCAS HÜSGEN (1960) is schrijver, dichter en vertaler. Recente publicaties zijn de essaybundel Wat een romantische droom (2007), de roman Plooierijen van geschik (2007) en de poëziebundel Vederbeds Lumière (2009). Zopas verscheen de essayistische vertelling Nazi te Venlo bij het balanseer.
BEATRICE VON MATT (1936) studeerde Germanistiek en Anglistiek in Zürich, Parijs en Cambridge, promoveerde in 1964 in Zürich bij Emil Staiger met een proefschrift over de lyriek van Albin Zollinger. Ze was als redactrice van de Neue Zürcher Zeitung van 1984 tot 1995 verantwoordelijk voor de Duitstalige literatuur, is lid van verschillende culturele organisaties - onder andere van 1998 tot 2006 van de raad van bestuur van de stichting Pro Helvetia - en publiceerde talrijke monografieën en boeken, vooral over Zwitserse literatuur. In maart van dit jaar verscheen Mein Name ist Frisch (Nagel & Kimche/Carl Hanser, 2011). In 2010 werd haar de Johann-Jakob-Bodmer-Medaille van de stad Zürich toegekend.
ADOLF MUSCHG (1934) studeerde Germanistiek, Anglistiek en Filosofie in Zürich en Cambridge, en promoveerde in Zürich met een proefschrift over Ernst Barlach. Hij was aanvankelijk leraar in Zürich, later docent in Duitsland, Japan en de Verenigde Staten. Van 1970 tot 1999 was hij hoogleraar voor Duitse taal- en