[Tijdschriften, vervolg]
radicale poëtica van de opstand en de desertie uitdraagt. Joost de Bloois licht de opvattingen van Tiqqun toe en presenteert een vertaald fragment getiteld ‘Hoe te doen?’ (2001). De filosofie van Tiqqun draagt de sporen van de Italiaanse Autonomiabeweging en van het werk van Foucault, Deleuze, Guattari, Negri en Hardt. Ze gaat ervan uit dat de controle van het kapitalisme op ‘de ruimte van het volledige leven’ (om even met Lucebert te spreken) een punt van verzadiging heeft bereikt en roept op tot de ‘menselijke staking’, de weigering van elke vorm van maatschappelijke controle en zichtbaarheid (via werk, consumptie, organisatie enzovoort). In positieve zin is de inzet ‘ruimte vrijmaken voor nieuwe gemeenschappen’, in meer negatieve zin impliceert ‘het opruimen van blokkades’ opstand en sabotage. Wrang hieraan is dat men moeilijk kan inschatten hoe metaforisch deze laatste termen te nemen zijn. Een interessante bijkomstigheid is de vraag hoe Tiqquns radicale verwerping van de mimesis - en het concept representatie in politieke en artistieke zin - zich verhouden tot de radicale poëtica's van bijvoorbeeld Dave Eggers en de documentaire dichters uit Parmentier.
Zeer lezenswaardige bijdragen buiten het dossier zijn de vertaalde fragmenten van Carlo Emilio Gadda en Arno Schmidt. Frans Denissen gunt ons een blik op zijn vertaling in progress van Gadda's roman La cognizione del dolore (geschreven 1938-1941, gepubliceerd 1963-1970). Een heerlijk barok en virtuoos fragment over een blikseminslag, dat zich in het Nederlands vlot staande houdt. Iannis Goerlandt vertaalt een fragment uit de in 2002 postuum uitgegeven tekst Brussel. Elke pagina Schmidt die in het Nederlands verschijnt, is een applaus waard - Goerlandt geeft trouwens een lijstje met elders verschenen vertalingen - en daarop vormt dit fraaie stuk geen uitzondering. Schmidts verteller (een soldaat in een gevangenenkamp) hakt ongenadig in op ‘het volk en zijn smaak’ en op de debiliserende volgzaamheid van Hitlers knechten.
Sven Vitse