| |
| |
| |
Tom van de Voorde
Revanches van een oude man. Over americana en de geschiedenis van links in de Verenigde Staten en hun muziek
An ideal with only theoretical beauty is a bit of social algebra. We are all tempted to drift off into such algebra whenever we discuss social affairs. Accustomed as we are in mathematics to arrive at exact proof by the elimination of concrete realities, we almost instinctively adopt the same method in dealing with human affairs. But even in algebra a formula is true only according to what its letters represent. We say complacently x + y = z. But if x = a Bolshevist and y = a capitalist, how shall we describe z?
Shailer Mathews, The validity of American ideals
Communism is twentieth century Americanism.
Earl Browder
Die avond zit ik voor mijn televisie. Het is zondag en winter. Ook in Washington. Iedereen heeft kippenvel en/of draagt thermisch ondergoed. De president ademt warme wolkjes in de barre winterkoude. Een half miljoen Amerikanen staat voor hem, onder de twee kilometer lange rij kale bomen tussen Capitol Hill en het Lincoln Memorial. Voor elkaar en voor het vaderland.
Die avond kijkt iedereen naar het Westen. Naar de marmeren ogen van Abraham Lincoln bij een ondergaande zon. Naar sterren gehuld in hun warmste kleren. Naar mijn of zijn televisiescherm. Ze zijn er allemaal: celebrity diplomats, left-wing Hollywoodsterren, rode rednecks, groene zwarten, ja, zelfs oude folkzangers zijn van stal gehaald om de wedergeboorte van Hope & History te vieren.
Aan de andere kant van hetzelfde continent, ergens aan de rand van de voormalige hippiewijk van San Francisco, ben ik ruim twee maanden voordien op weg naar de oude man. Vlak bij mijn plek van bestemming wordt me gevraagd of ik deel van diezelfde hoop en geschiedenis wil zijn. Een openingszin waarin zo'n oprechte combinatie van marketing, ideologie en emotie zit vervat, daar kunnen onze partij militanten nog wat van opsteken. Sure, zeg ik in mijn beste Californisch. Wie heeft geen vuistvol dollars veil voor een persoonlijk aandeel in de vereniging met winstoogmerk genaamd Hope & History?
Terwijl mijn linkerhand in mijn broekzak naar wat geld zoekt, houdt mijn rechter de pen tegen het blad waar mijn naam en adres moeten komen. Net niet houdt het campagnemeisje mijn hand vast. Net wel houdt
| |
| |
ze diezelfde hand op het laatste moment tegen. Toeristen, illegalen en andere mensensoorten zonder een nationaal nummer mogen niet doneren. Daar gaat mijn persoonlijke aandeel in een hoopvolle geschiedenis.
Het huis van de oude man. Bij wijze van kennismaking delen we het leed over wat was, de agitatie over wat komt. Of er een verschil is tussen deze en gene presidentskandidaat, qua visie op het economische systeem? De oude man zit in zijn stoel. Zijn vuist steunt zijn linkerslaap, de leuning zijn elleboog. Het duurt even voor de vraag tot hem doordringt. De nakende gebeurtenissen worden dan wel al weken zenuwachtig gevolgd in zijn huiskamer, deze vraag roert elders, ver weg in zijn geheugen.
‘They are both capitalists’, mompelt hij na een tijdje. Het klinkt als de sombere variant van ‘It's the economy, stupid’. Alsof er ook andere systemen kunnen bestaan, hebben bestaan. Systemen die zowat iedereen behalve de oude man vergeten is. De herinnering eraan komt af en toe naar boven. In een nostalgische bui. Op plekken waar consumptie verschilt van geluk. Bij zijn kleinkind dat zijn huis kwijt is door de vastgoedcrisis, zijn job door de financiële crisis. Bij oude platen van Woody Guthrie, The Almanac Singers of The Weavers. Liedjes die hij binnensmonds hard meezingt, maar hem ook doen treuren over het soevereine van hebzucht. ‘Which side are you on?’
Of er dan geen hoop is, vraagt het campagnemeisje in mij. Nu alles genationaliseerd is, banken in het bezit van de gemeenschap zijn. Duidt dat dan niet op een kentering, wie weet, een eerste stap in een andere richting? De oude man kijkt nauwelijks op. De stoffen bekleding van zijn stoel glanst versleten, zijn slapen ogen grijs, zijn blik is glazig en droog.
Maar terug naar mijn televisie, plek van lijdzaam geluk, passief plezier, alerte luiheid en - zoals die avond in de winter van Washington - verenigd vertier. Met Barack, Bruce, Beyoncé, Bono en de anderen. Tussen al die mooie mensen, al die mooie kleren, al die mooie lichtjes, zie ik plots een banjo, bengelend aan het schriele lijf van een hoogbejaarde. Geruggensteund door de gitaarakkoorden van Bruce en de gospelklanken van een kinderkoor tokkelt de oude man wat op zijn snaren, glimlacht naar de president en zijn volk. ‘Hé, daar is Pete!’ roep ik naar niemand en zet me schrap voor het laatste lied van die avond:
As I went walking that ribbon of highway
I saw above me that endless skyway
I saw below me that golden valley
This land was made for you and me.
| |
| |
This land is your land, this land is my land
From California to the New York Island
From the Redwood Forest to the Gulf Stream waters
This land was made for you and me.
‘This Land Is Your Land’ is de sing-along bij uitstek. Het is de ‘Alle Menschen werden Brüder’ van de Amerikanen. Het lied dat nagenoeg elke Amerikaan vanbuiten kent. Elk jaar leren een paar miljoen peuters, kleuters, kinderen en pubers die vrolijke melodie in het klas- of scoutslokaal. Om de natie te bezingen, er trots deel van uit te maken. Een beetje patriot heeft er minstens twee versies van in zijn platenkast staan. Die van Trini Lopez en die van het Christ Presbyterian Church Choir uit Nashville, Saint-Quentin of Reno.
Marketing en politiek. Of beter: de emoties waarmee ze elkaar vinden. Ze maken wel vaker gebruik van de populaire cultuur. Zo neemt president Roosevelt in de jaren dertig van de vorige eeuw duizenden artiesten in dienst in het kader van zijn New Deal, zijn ultieme remedie tegen de depressie. Op zoek naar een historische identiteit voor zijn natie stuurt hij werkloze artiesten naar de Appalachen - de Blue Ridge Mountains - en naar de katoenvelden in het zuiden om veldopnames te maken van oude volkswijsjes.
Dit leidt onder meer tot de ontdekking van Huddy William Ledbetter, een zingende negro uit Louisiana die voor moord een lange straf uitzit. Enkele ambtenaars-artiesten zijn zodanig onder de indruk van zijn ijzeren stem dat ze er persoonlijk voor zorgen dat hij gratie krijgt. Eens in New York zal hij bekend worden als Leadbelly met klassiekers als ‘Goodnight Irene’, ‘The House of the Rising Sun’ en ‘The Midnight Special’.
Door het archiveringsbeleid van de New Deal is de geboorte van het americanagevoel in de populaire muziek een feit. De traditionele Amerikaanse plattelandsmuziek geeft voortaan klank aan de identiteit van de Amerikaan. Het is muziek die niet geboren is uit de gediplomeerde breinen van nine-to-five-componisten van Tin Pan Alley, maar rechtstreeks uit de volksaard lijkt te stammen. Geen grote orkesten of complexe arrangementen maar rechttoe rechtaan begeleiding door ‘plattelandsinstrumenten’ als de fiddle, de banjo, de harmonica en de akoestische gitaar. Geen glamour, maar simpel gezongen verhaaltjes over het leven van eenvoudige mensen.
Americana is sindsdien een vast deel geworden van de populaire muziek. Het heeft de afgelopen decennia allerlei namen en gedaanten gekend: folk, folkrock, countryrock, roots, electric folk, psych folk, singer-songwritermuziek, urban folk, alt-country, progressive country, indie folk, slowcoustic et cetera.
| |
| |
Naast de intrede van het americanagevoel in de populaire muziek zorgt het institutionele huwelijk tussen kunst en ideologie er in de jaren 1930 ook voor dat allerlei muzikanten zich voor de kar laten spannen van een of andere politieke boodschap. Zo verwerft Woody Guthrie de nodige bekendheid en inkomsten door zijn sociaal geëngageerde liedjes te gaan zingen op bijeenkomsten van de vakbond en van de Amerikaanse communistische partij. Die laatste is dol op hem, maar Woody wuift elke Moskouverdenking weg met oneliners als ‘I ain't a communist necessarily, but I've been in the red all my life.’
Institutioneel heeft links nooit echt wat betekend in het grootste kapitalistische land ter wereld, maar sinds het McCarthytijdperk is het ermee zogoed als afgelopen. In tegenstelling tot het ‘gesubsidieerde’ links van Europa zijn progressieve bewegingen in de States financieel op zichzelf aangewezen. Daardoor wordt links in Amerika gedwongen om zich als een soort kleine zelfstandige te gedragen. De op zowat elke Amerikaanse website ingeburgerde ‘Donate’-knop is daar in zekere zin een uitvloeisel van. Inventiviteit, initiatief en efficiëntie staan hoog in het vaandel, kenmerken die het kapitalisme graag exclusief aan zichzelf toeschrijft. Het land is ook groot genoeg om zulke subculturen economisch te laten bestaan, ironisch genoeg dankzij het feit dat het inherent is aan het kapitalisme om niche-economieën en -doelgroepen te stimuleren.
Amerikaans links wordt in de jaren 1950 een subcultuur, die de volgende decennia aansluiting zal vinden bij en vaak ook opgaat in de vredesbeweging, de milieubeweging en de mensenrechtenbeweging. The Weavers is een van de groepen uit die periode die pionierswerk verrichten. Tot ongenoegen van Washington, want de groep krijgt een media- en publicatieverbod opgelegd. Hun populariteit wordt er niet minder om. In dezelfde periode wordt Harry Belafonte een van de populairste folkzangers ooit. Tegelijkertijd is hij een boegbeeld van de progressieve beweging in Amerika. Hij is in de jaren 1960 een vertrouweling van Martin Luther King, wordt twintig jaar later goodwillambassadeur bij Unicef en is een paar jaar geleden een van de weinige publieke figuren in de Verenigde Staten die zich in volle censuurperiode verzetten tegen de inval in Irak.
Hoogtepunt in de combinatie muziek en politiek is de folkrevival in de jaren 1960 in Greenwich Village met Bob Dylan, Joan Baez, Phil Ochs en Tom Paxton. Hun maatschappelijk geëngageerde songs trachten de publieke opinie rechtstreeks te bespelen. Sinds de Koude Oorlog en het McCarthytijdperk is Amerikaans links partijpolitiek gezien op sterven na dood, waardoor er niet langer sprake is van een institutioneel huwelijk met de kunsten.
Het duurt niet lang vooraleer de americanamuziek middelen van de massacultuur inzet om een zo groot mogelijk publiek te bereiken met
| |
| |
haar boodschap. Tot ongenoegen van de puristen gaat de americanamuziek elektrisch en komt de grote doorbraak met de folkrock van The Byrds, Peter, Paul & Mary en Crosby, Stills & Nash. Indirect ligt de ingezette americanatraditie van de New Deal ook aan de basis van de hippiebeweging in San Francisco met bands als Country Joe & the Fish en The Grateful Dead. Americana wordt de muziek van de progressieve blanke middenklasse. De vrijheid voor zichzelf wordt belangrijker dan de rechtvaardigheid voor een ander.
Hoe meer de americana de populaire cultuur omarmt, hoe meer haar politieke bewustzijn vermindert. Zoals Bart Meuleman treffend beschrijft in zijn De donkere kant van de zon, verliest de Amerikaanse roots-muziek haar politieke dimensie wanneer de folkrock overgaat in de countryrock. Het is de omslag van hoop naar arrivisme, van kleinschaligheid naar industrie. De omslag is ook geografisch. New York moet het als muzikale hoofdstad afleggen tegen Los Angeles. Ook de americana trekt naar de westkust, verleid door het geld en het sterrendom van de professionele muziekindustrie.
De overblijvers gaan naar landelijke plekken als Woodstock om zich met hun gezin af te zonderen van de boze buitenwereld genaamd Modern Times. Het worden nostalgische puristen die met verbitterde hoop een betere wereld preken in hun muziek. Hun banden met de traditionele Amerikaanse volksmuziek blijven, maar ze weten die niet langer te vertalen naar de hedendaagse populaire muziek, laat staan dat ze in staat zouden zijn maatschappelijke ruchtbaarheid te geven aan de sociale en politieke kwesties die hun songs aankaarten.
Americana moet voortdurend opboksen tegen de globalisering en de macht van multinationals en de massamedia zoals die in de jaren 1960 ook in de populaire cultuur opgang maken. Tegelijkertijd koestert ze met de folkrock en de countryrock de hoop om diezelfde globalisering te gebruiken om de oorspronkelijke Amerikaanse volksmuziek ook vandaag de muziek van het volk te laten zijn.
Ook al lijkt americana in de eerste plaats de muziek van de Amerikaanse progressieven, voortdurend dreigt het gevaar van conservatisme. Haar interesse in het Amerikaanse verleden slaat voortdurend om in een soort wereldvreemde nostalgie naar premoderne maatschappijen, een krampachtige hang naar het pastorale en authentieke.
Conservatisme is van oudsher natuurlijk een deel van de americanamuziek, want het herbergt ook ‘plattelandsgenres’ als country en bluegrass, de muziek van het blanke conservatieve Amerika. Toch kun je moeilijk spreken over een ideologisch schisma tussen de ‘linkse’ folk en de ‘rechtse’ country. Voor de New Dealperiode bestaan de begrippen folk en country nauwelijks en wordt de populaire muziek van de blanken hillbilly
| |
| |
genoemd. Het repertoire van The Carter Family of Jimmie Rodgers - de aartsvader van de latere countrymuziek - verschilt in die zin niet zo sterk van de muziek van Woody Guthrie. Maar de acties van de New Deal zorgen ervoor dat de Amerikaanse roots-muziek een progressief elan krijgt, ook al dekt dat niet haar volledige lading.
De blanke Amerikaanse roots-muziek bevindt zich voortdurend op het spanningsveld tussen conservatieve en progressieve krachten. In die zin is americana niet zozeer een uiting van progressief Amerika, maar geeft het een identiteit aan elke Amerikaan die om welke politiek-economische reden ook denkt dat het vroeger beter was.
De markt speelt daar nog steeds handig op in door het americanagevoel op allerlei manieren te gelde te maken: van de in Chinese sweatshops gefabriceerde patchworkdeken die je in Walmart - de Amerikaanse Lidl - kunt kopen voor dertig dollar, via de voortdurende heruitvinding in Hollywood van romantische prairie-, cowboy-, civil war- en andere national heritage-films, tot het succes van Martha Stewart - de Oprah van de conservatieve blanken - en haar gelijknamige country style magazine. Zoals je van het grootste kapitalistische land ter wereld ook kunt verwachten, is americana niet zozeer een nostalgiefabriekje voor Amerikanen die op zoek zijn naar hun nationale identiteit, het is gewoon big business.
Authenticiteit is van bij het begin het handelsmerk van de americanamuziek geweest. Wanneer muzieketnoloog John Lomax in de New Deal-periode veldopnames gaat maken, lijkt zijn grootste drijfveer een soort nationaal exotisme. Hij koestert ergens de naïeve hoop het ware geluid van de Amerikaan te vinden. Daardoor legt hij ook een voorkeur aan de dag voor eerder ‘tijdloze’ liederen en niet voor de toenmalige hits die vaak door dezelfde muzikanten vertolkt worden. Naarmate de muziekcultuur verder industrialiseert, wordt die hang naar oorspronkelijkheid er niet minder op.
Sinds jaar en dag tracht elke americanaband iets oorspronkelijks aan zijn imago te geven. Zo flirten supergroepen als The Band of The Eagles in de jaren 1970 met mythologische Amerikaanse figuren als de hobo, de desperado en de outlaw. Een ander, recenter voorbeeld van dit streven naar authenticiteit zie je bij de huidige generatie muzikanten in het americanagenre. Zoals akoestische instrumenten niet los te koppelen zijn van het genre, lijkt dat tegenwoordig ook het geval met baarden. Het rijtje muzikanten dat vandaag een volle baard laat groeien is immens: Dan Auerbach, Devendra Banhart, Sam Beam van Iron & Wine, Bonnie ‘Prince’ Billy, Robert Fisher van Willard Grant Conspiracy, Matthew Houck van Phosphorescent, Bon Iver, Jim James van My Morning Jacket, Ray LaMontagne, Sam Quinn van The Everybodyfields, Edward Sharpe,
| |
| |
alle leden van Fleet Foxes, sommige leden van Band of Horses, van The Felice Brothers, van The Avett Brothers et cetera.
De jonge generatie in het genre belichaamt nog steeds het americanagevoel, maar het linkse verhaal van Woody Guthrie is wat op de achtergrond beland. Weinig songs gaan over de consumptiemaatschappij, de armoede, de sociale problemen, het milieu... zelfs de oorlog in Irak weet de jonge garde nauwelijks te inspireren tot muziek, terwijl een oude rot als Neil Young er een volledig album aan wijdt. Vandaag lijkt het maatschappijkritische gehalte van de americana vooral te schuilen in iets eenvoudigs als een baard. Authenticiteit als lifestyle, lifestyle als protest, of hoe de americanacultuur als tegencultuur tracht te overleven in een geïndustrialiseerde muziekindustrie.
Toch gebeurt er af en toe iets onverwachts en komt de purist uit zijn niche en klimt de ster uit zijn ivoren toren. Dan lijken de oude principes van de folk te worden herboren in een succesvolle combinatie van hoop, ideaal en populaire muziek. Recente hoogtepunten hierin keren opvallend genoeg vaak terug naar de muziek uit de New Dealperiode. Zo nam de Amerikaanse succesband Wilco een album op met Billy Bragg - socialist oude stijl - waarbij teksten van Woody Guthrie voor het eerst op muziek zijn gezet. Steve Earle doet het omgekeerde: hij maakt in de jaren 1990 een paar platen in het ‘conservatieve’ genre van de bluegrass, en maakt pas daarna zijn politieke albums als Jerusalem en The Revolution Starts...Now. En er is natuurlijk ook Bruce - socialist met poen - Springsteen. Hij brengt op zijn beurt al jaren hulde aan dit meer en meer vergeten deel van de Amerikaanse muziek en geschiedenis met albums als The Ballad of Tom Joad - een verwijzing naar een nummer van Woody Guthrie - en We Shall Overcome: The Seeger Sessions.
‘Hé, daar is Pete’, denk ik dus, die avond voor mijn televisie. Het oude mannetje met de banjo dat naast Bruce staat is de negentigjarige Pete Seeger, legend of legends. Pete is de stamvader van de Amerikaanse folkmuziek. Dankzij Pete blijft Woody Guthrie in de jaren 1940 niet in zijn bed liggen en gaat hij samen met zijn vriend zingen voor het werkvolk. Dankzij Pete is ‘This Land Is Your Land’ - een compositie van diezelfde Woody - van de vergetelheid gered. Dankzij Pete mag de piepjonge Bob Dylan een halve eeuw terug met zijn pet rondgaan in de koffiehuizen van Greenwich Village. Dankzij Pete zing ik op warme zomeravonden ‘Kisses Sweeter than Wine’. Dankzij Pete jodelen wij daarna ‘The Lion Sleeps Tonight’ op de melodie van het door hem nieuw leven ingeblazen Zuid-Afrikaanse lied ‘Wimoweh’. Good old Pete is de oudste man die nooit een oude man werd. Het is ook dankzij Pete dat evergreens als ‘Greensleeves’ of ‘Where Have All the Flowers Gone’
| |
| |
werden herontdekt. In die zin belichaamt hij evenzeer de nostalgische zweem die aan elke vorm van americana hangt.
Nostalgie of niet, vanavond is Pete mijn held. Mijn en zijn kippenvel, met of zonder thermisch ondergoed. Vanavond zingt iedereen luidkeels mee met deze lieve oude man. Het lied dat iedereen uit het hoofd kent. Over de romantiek van eindeloze wegen en gouden valleien tussen Californië en New York. Pete vervolgt zijn lied:
Nobody living can ever stop me,
As I go walking that freedom highway;
Nobody living can make me turn back,
This land was made for you and me.
In the squares of the city, in the shadow of the steeple;
By the relief office, I saw my people.
As they stood there hungry, I stood there whistling,
This land was made for you and me.
A big high wall there that tried to stop me;
A great big sign there, it said private property;
But on the other side it didn't say nothing;
That sign was made for you and me.
Een half miljoen Amerikanen wil meezingen, maar blijkt bij de derde strofe de tekst niet meer te kennen. Op het YouTubefilmpje is heel goed te zien dat het publiek op een bepaald moment begint te playbacken tijdens het zingen van de strofen. Je ziet hun lippen een aantal klanken wauwelen, maar het zijn niet de woorden die Pete Seeger en zijn gospelkoor aan het scanderen zijn. Ook Obama's lippen bewegen op een manier die doet vermoeden dat er eerder klanken dan woorden uit zijn keel komen.
Dit zijn we natuurlijk vergeten te vertellen, maar de ‘This Land Is Your Land’ die sinds jaar en dag op Amerikaanse scholen wordt aangeleerd, is een gecensureerde versie. Er zijn een paar strofen uit gehaald omdat ze te marxistisch gekleurd zijn of het land in het verkeerde daglicht stellen. Hardcore antikapitalist Woody Guthrie trekt in de oorspronkelijke versie van zijn ‘This Land Is Your Land’ het recht op privébezit in twijfel (‘it said private property; / But on the other side it didn't say nothing’) en heeft het over de lange rijen mannen die uitgehongerd wachten voor het relief office, het Amerikaanse OCMW.
Het is eigenlijk ook logisch dat Seeger zich aan de oorspronkelijke tekst houdt. Pete Seeger is niet alleen de opa van de Amerikaanse folk, maar ook van het Amerikaanse socialisme. Hij is de man van de social justice en van het protest in de populaire cultuur. Hij is de man die ten tijde van de burgerrechtenprotesten naar het zuiden trekt en de zwarten op hun
| |
| |
rechten wijst, ten tijde van de grote stakingen de arbeiders moed inzingt, protesteert ten tijde van Vietnam, van Afghanistan, van Irak of eender welk gewapend conflict waar de Amerikanen de afgelopen vijftig jaar mee te maken hebben gehad. Pete Seeger is zo rood dat hij in het McCarthytijdperk op een zwarte lijst stond en al heel zijn leven door de FBI in de gaten wordt gehouden. Hij is de man die in cd-boekjes informatie laat optekenen als ‘If 100 people in the U.S. had a combined total of $100, one person would have $40, four people would have $5 and 95 people would have 42 cents.’
De uiterst symbolische beslissing van Obama's communicatiedienst om Seeger uit te nodigen mag dan wel doordacht zijn, bij het feit dat de oorspronkelijke versie van ‘This Land Is Your Land’ eigenlijk een marxistisch lied is, hadden ze duidelijk niet stilgestaan. In die zin is dit zonder overdrijven de meest revolutionaire daad die ooit tijdens een presidentiële inaugurele viering is verricht.
Die avond schrijf ik naar de oude man. Ik feliciteer hem met zijn nieuwe president, maak een grapje over de oudste man, zing diens your land, diens my land op mijn toetsenbord en hoop dat de oude man op een dag ook de oudste wordt. Hoop dat hij zijn verloren aandelen van de vereniging met winstoogmerk Hope & History terugvindt en ze voor heel veel poen verkoopt aan een jonge president.
|
|