[Nieuws, vervolg]
mann heeft voor haar debuut axolotl roadkill nogal kwistig passages geplukt uit de roman strobo van blogster airen. • de spaanse dichter miguel hernández wordt officieel erkend als slachtoffer van de dictatuur van franco. • de nieuwe bundel van eva gerlach wordt exclusief gepubliceerd bij de slegte. • zowat 6.500 auteurs weigeren hun boeken te laten opnemen in de digitale bibliotheek van google. • het wase sint-niklaas gaat als eerste stad in vlaanderen
nis van het literaire plagiaat. Ze is getroffen door de bezetenheid van sommige literaire onderzoekers om plagiaat te betrappen en te knevelen. ‘Le chasseur de plagiaires est mû par un fantasme: celui de la justice littéraire’, schrijft ze wrang.
Voortdurend komt daarbij natuurlijk ook het begrip ‘intertekstualiteit’ om de hoek kijken, het verschijnsel waarbij de teksten via een stelsel van referenties naar elkaar verwijzen, door de structuralisten geïntroduceerd en wijd en zijd geanalyseerd. Darrieussecq wijst erop dat ze soms literaire citaten (van bijvoorbeeld Nietzsche en Nerval) in haar romans binnensmokkelde om te ‘testen’ of de critici haar boeken wel aandachtig lazen of als ‘spel met referenties’.
Neem bijvoorbeeld ook de discussie die in 1997 losbrak over Last Orders van Graham Swift. Critici beweerden dat deze roman wel erg goed leek op As I Lay Dying van William Faulkner. Swift zei dat zijn boek een ‘echo’ was van dat van Faulkner. Een intertekstuele ‘echo’ - zie ook het boeiende boek Echo's echo's van Paul Claus - of ‘letterdieverij’, de grens zal allicht wel dun zijn en vatbaar voor interpretatie. Het Engelse woord ‘plagiarism’ werd overigens gemunt ten tijde van Shakespeare, die nog bij leven werd beschuldigd van het niet zo nauw nemen met de regels van het oorspronkelijke auteurschap. En nog steeds wordt er in academies met getrokken zwaarden geredetwist over wie welk toneelstuk nu schreef, en zelfs of de Bard ooit bestáán heeft.
Niet iedereen tilt zo zwaar aan de kwestie van het auteurschap: ‘Plagiaat lijkt mij een esthetische categorie, meer dan een ethische of een juridische’, zo stelde Rob Schouten in zijn artikel ‘Kunstroof als literaire hebbelijkheid’ in Trouw (2.7 augustus 1992). ‘Wie een paar slappe regels van een ander overschrijft en ze met een kleine chirurgische ingreep tot grote schoonheid weet om te bouwen, verdient het voordeel van de twijfel. Wie iets van grote schoonheid tot zijn eigen armzalige niveau weet te verlagen, verdient straf.’ Schouten citeert een saillante anekdote: ‘De Russische romancier Toergenjew liep op feestjes rond met een aantekenboekje