Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 155(2010)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 251] [p. 251] Elma van Haren Algebraballade van het Nergens I Ik ga achter de straat staan. Achter de straat heeft ook een naam. Het is een andere straat, waar mijn eigen straat voor staat. Centrum stad is maar heel betrekkelijk. Het ligt er maar aan bij welke straat je betrokken bent. Mijn straat, zijn straat, haar straat... Eenrichtingsverkeer helpt iedereen een eind op weg, maar niet richting ‘onze’ straat. Aparte straten heb je ook, een beetje opzij, niet voor niet achter. Wel altijd met twee richtingen, een open straat die voor iedereen vanzelf apart zal zijn. Of je nu wilt of niet, hoe graag je ook verbinding maakt, of de oversteek overweegt, recht, dwars, via een rotonde, apart blijf je en dat is gelijk aan een lichtjes duizelende. [pagina 252] [p. 252] II Deze pil is een vervanging van die andere, een goedkope versie, met zware naslaap doch. Naslaap als drijfyoghurt. Het duurt lang voordat de dag zijn gang aan je heeft duidelijk gemaakt. Zware naslaap heeft een nare nasleep. Om vier uur verlang je alweer naar slaap. Alsof naslaap slaap als consequentie heeft. Deze slaap echter is een echt soort slaap. Je voelt het als je tong gaat prikkelen en er allerlei slaapsoep met vanillesmaak je bloedbaan in plompt. Dan stijgt je slaapspiegel drie meter hoger. Zo hecht is deze slaap dat je geen gebruik kunt maken van de nachtspiegel. Als je dat toch hebt gedaan, dan ben je een ijdele slaapwandelaar en dat staat gelijk aan je bed als onveilig nest. Je oversteek was een comateuze. Geloof me, dit is het inzicht van een rasechte slapeloze. [pagina 253] [p. 253] III Daar ik sporadisch woon, maak ik kleine vuilniszakjes die ik soms gewoon achterlaat in de straat. Ik stop er geen papier in met mijn naam erop. Dan krijg je een boete. Een boete omdat je vuilnis niet op de juiste tijd weggooit. Er is maar één tijd voor vuilnis. Zaterdagochtend van halfacht tot acht. Dan mogen al die vuilniszakken buiten een halfuurtje staan zuchten tegen elkaar. Snel bind ik mijn zakje dicht om niemand een blik te gunnen op mijn oude macaroni. Om kwart voor acht zet ik het lillend tegen het geblakerde muurtje met de kreupele roetbevlekte duiven op die al jarenlang voor het vuilnis bestemde plek. Dat heeft niveau 1:2 geschapen. Hou het in de gaten! Steeds vozer broeit daar een toegang naar zulk een bodemloze diepte, dat het denken er niet onder komen kan. [pagina 254] [p. 254] IV Na al die jaren Nada weer ontmoet. Man of vrouw; dat laat zich moeilijk raden bij Nada. Ze is een androgyn, maar plant zich makkelijk voort. Nada kan feestelijk gezelschap zijn. Een prettige stilte schittert rond Nada. Er hóeft niets gezegd; wie zei dat eigenlijk? Nada zeker niet! Je kunt met haar goed appeltjes schillen voor de dorst. Je mag je potje bij haar breken. Doe maar gerust! Zij kijkt graag toe, hoe wij de dagelijkse gang bewandelen Slaperig een stofje wegtikken van onze jas. Boeken die we lezen, huizen die we kopen, lessen die we volgen, kinderen die we krijgen, zaken gestart, genoteerd, naar de beurs gebracht. Nada ziet het allemaal en wacht geduldig tot ze aan de beurt is. Nu ik, zegt ze stralend en eist een kus = Er groeien paddenstoelen in de badkamer, en roest kruipt in de rozen. Gaten in de botten en in de handen mist. Bloed wil niet stollen, slib rond het hart. De dichter is zijn zin vergeten. Die ene zin, die net heel dat gedicht uitmaakt. [pagina 255] [p. 255] En al die tijd het vuilnis in hoeken en gangen en tuinen. Stinkt. Broeit. Bloeit. Popt. Fuseert. Verschimmelt. Ontpopt. Aast. Vliegt uit. Al de tijd dat vuilnis staat te wachten, groeit het aan. Blij in uitdijing. Vrolijk te leven. Dan, zaterdagochtend... Alles buiten! De hele zonnige staat van organische eenheid, van ontbinding, klaar om nieuwe bindingen aan te gaan. Het staat keurig, maar zou niet netjes mogen heten; aldus dat Ergens smorend, die groeimogelijkheid in Nergens' duistere kiem - Vorige Volgende