[Tijdschriften, vervolg]
Met enig genoegen portretteert Keulemans zichzelf als drop-out en zijn winkel als ‘een plek waar Anthony zich op zijn gemak voelde’, maar ook hij focust op Mertens' liefde voor veeleisende literatuur die een blik opent op ‘het denken in ruwe vorm’.
Buiten het themadossier heeft dit nummer nog twee goede essays te bieden: criticus Arnold Heumakers en auteur Bert Natter reageren elk op hun manier op De revanche van de roman van Thomas Vaessens. Met Vaessens' boek in de ene hand en Kellendonks essay ‘Idolen’ in de andere tracht Natter aan te tonen dat Vaessens enig intellectueel geweld nodig heeft om Kellendonk in de laatpostmoderne, postironische hoek te duwen. Volgens Natter heeft Vaessens ‘alleen te hooi en te gras enkele citaatjes uit [Kellendonks] werk [...] geplukt om hem voor zijn karretje te spannen’. Heumakers maakt aan de hand van een roman van Kees 't Hart duidelijk dat romans ‘juist door hun literaire vernuft’ iets kunnen zeggen over ‘de relatie tussen politiek en literatuur’. Hij verzet zich dan ook fel tegen ‘Vaessens' pleidooi voor een “discursieve” in plaats van een “literaire” manier van lezen, zeg maar een lectuur die alleen op de inhoud let’. Degelijke essayistiek, daar kan De Revisor alleen maar beter van worden.
Sven Vitse