| |
| |
| |
Boeken
Hans Bogaert
Componeren met een zwart varken op de rug. Over Een ijzersterke jeugd van Tomas Lieske
Tomas Lieske, Een ijzersterke jeugd. Querido, Amsterdam, 2009.
‘De lust liet zich niet wegdenken, tastte iedere triomf aan.’ Deze woorden van Hella Haasse dienen als motto voor Tomas Lieskes novelle Een ijzersterke jeugd, waarin de geheimzinnige verdwijning van een jongen een Midden-Europees dorp in haar greep houdt. De impact van die gebeurtenis staat te lezen in de indringende ogen van de weduwe en haar twee zonen op het familieportret van August Sander, dat op de cover van het boek prijkt.
Een ijzersterke jeugd is een van de minst concrete boeken in het oeuvre van Lieske. Zo is het raden naar de exacte plek waar de gebeurtenissen zich afspelen. Evenmin is het duidelijk welk leger eropuit gestuurd wordt om de verdwijning van de jongen op te lossen. De lezer moet het stellen met vage aanwijzingen over de setting. In de kritieken wordt gesuggereerd dat het om Hongarije gaat, maar Lieske geeft in zijn boek alleen maar hints: zo wordt er ‘bodász’ (13) gegeten - een gerecht op basis van koolbladeren en gehakt vlees - of wordt er gewezen op de aanwezigheid van ‘Balkan-bandieten en Roma-rovers’ (13). Lieske schrijft ook over een intocht in het middelgebergte - of zoals anderen het noemen: ‘de uitlopers van de Alpen’ (28) - en over het zingen van liederen ‘over Árpád en Esterházy’ (83). Dit is wellicht de duidelijkste aanwijzing dat de novelle zich afspeelt in Hongarije: Árpád is de stichter van Hongarije en Esterházy stamt uit een belangrijke Hongaarse mecenassenfamilie. Voor de lezer vergt het toch enig opzoekwerk of een aanzienlijke eruditie om aan de hand van die verhullingen Hongarije als plaats van de actie te herkennen.
Voor zijn romans en zijn vorige novelle (Mijn soevereine liefde, 2005 - over Filips II en zijn hofhouding) deed Lieske telkens een uitgebreide historische voorstudie. Zo'n onderzoek gebeurde hier niet, of toch in mindere mate. Ook voor de roman waaraan hij momenteel werkt, doet hij geen historisch vooronderzoek: die is namelijk gebaseerd op zijn eigen
| |
| |
herinneringen en fantasie. Wellicht is Een ijzersterke jeugd ook geconstrueerd rond Lieskes herinneringen en is het daarom zo'n weinig bestemde novelle. De aard van de herinnering is abstracter dan die van het historische feit.
Om de verdwijning van Leopold Oefele op te lossen wordt een beroep gedaan op het leger. In werkelijkheid echter beantwoorden de militairen de oproep om een heel andere reden. Het dorp Closset, dat door de inwoners ‘Lodron’ wordt genoemd, is een zwart gat in de administratie en er is nauwelijks wat over bekend. De militairen willen het in kaart brengen en stellen zich tot doel de registers feilloos aan te vullen.
In Een ijzersterke jeugd staan twee werelden tegenover elkaar. Enerzijds zijn er de militairen en partijleden, die voor orde en discipline staan, met het hoofdpersonage dr. S. als exponent. Ze leggen bevolkingsregisters aan en prediken controle. ‘Greep op het leven is greep op de samenleving’, besluit dr. S. met een platitude (13). Wapens dienen om gehoorzaamheid af te dwingen. Dat is het enige doel van de partij. De militairen zijn tot de tanden toe gewapend, maar zijn alleen van plan hun wapens te gebruiken om bij de bevolking volgzaamheid en onderwerping af te dwingen. Regelzucht betekent weliswaar niet dat er geen ruimte kan zijn voor vertier. De militairen en partijleden zijn niet vies van alcohol of het jonassen van jonge vrouwen, maar zelfs zulke buitensporigheden worden gepland. Alleen op vaste tijden kunnen ze zich feestelijk te buiten gaan.
Daarnaast incarneert Lodron alles wat van de regel afwijkt. Het dorp bevindt zich metaforisch genoeg in een grensgebied tussen Noord- en Zuid-Europa, waar verschillende ideologieën als het katholicisme en het protestantisme samenkomen. Het maakt Lodron tot een chaos, die schril contrasteert met de strakke overzichtelijkheid binnen de militaire partij.
De straten dragen geen namen, de huizen zijn doorgenummerd. Ook zoiets. Het veroorzaakt wanorde en gebrekkige administratie. Er valt hier veel te doen. (25)
Typische dorpsrituelen worden door de partijleden afgedaan als ‘anarchistisch’ (25), hoewel ze wel gecharmeerd zijn door het dorpsplein, dat ‘een landelijk beeld [biedt] van harmonie en orde’ (26). Voor hen is het duidelijk dat de anarchie aan banden moet worden gelegd en dat een nauwkeurige aanvulling van de registers een noodzakelijke stap is om dat doel te bereiken. Orde zal de chaos overwinnen. Bovendien krijgen structurering en discipline een erotische geladenheid. In de geest van de partij is ordedrift de enige weg naar macht en daadkracht. Wie dat inziet, kan zichzelf in een positie hijsen waar hij er eenvoudig misbruik van kan maken. ‘De lust tastte iedere triomf aan.’ Dr. S. heeft een verleden in verzekeringen en geilt op alles wat naar orde ruikt.
| |
| |
Een correct register is als pornografie. Het windt mij op, ik raak er verslaafd aan en ik verlang altijd naar verfijning en onontdekte mogelijkheden. (46)
Lieske heeft met Augustine Nettl de tegenpool van regelneef dr. S. gecreëerd. Het veertienjarige meisje wordt verstoten door haar dorpsgenoten, nadat ze door de militairen bij haar ouders is weggehaald en werd ingelijfd als hun huishoudhulpje annex informante. Augustine noemt de vier partijleden dr. Schedel, dr. Golfslag, dr. Bril en dr. Snor. Ze is een vrijgevochten en wispelturige jonge vrouw, maar past daarom precies in het ordeplan van de militairen. Ze is immers een pure, onversneden brok eigenwijsheid: het prototype van wat moet worden ingetoomd.
De relatie tussen de militairen en Augustine ontplooit zich als een ingewikkeld machtsspel. Ze is geen weerloos meisje, maar een infiltrante die daadwerkelijk macht over het gezelschap uitoefent. Dr. Golfslags lusten wellen op als het meisje haar opwachting maakt in Amorosi Bei, het huis waar de militairen hun intrek hebben genomen en daartoe de familie Nouseul op straat hebben gezet. Haar verschijning laat ook dr. S. niet onberoerd. Aan hem openbaart Augustine zich als een engel.
Achter haar rug raakte de zwarte stof in een kluwen, ontvouwde zich, wapperde schuin omhoog en vormde achter en boven haar twee vleugels, die zich slagpen voor slagpen openvouwden. (49)
Dr. S. eist prompt dat Augustine tijdens haar verblijf in Amorosi Bei dezelfde topgerechten geserveerd krijgt. Ze ontdekt de kracht van haar vrouwelijkheid en speelt die troef weloverwogen uit. Structuur en controle blijken met andere woorden niet de evidente overwinnaars in het gevecht tegen de chaos. De rechtlijnige dr. S. wordt door het meisje van zijn stuk gebracht en raakt in verwarring. Zijn verhouding tot haar wordt steeds ingewikkelder. Haar aanwezigheid is nefast voor zijn overtuiging en weekt een onzekerheid bij hem los.
De opkomst van de controlezuchtige partij herinnert sterk aan die van de NSDAP in de jaren 1930. De militaire partij boezemt het volk angst in. Tegenwerking wordt zwaar bestraft. Jonge serveuses op nationalistische feesten bieden geen weerstand als ze door beschonken prominenten in de lucht worden gegooid en hun kleren losraken.
Wie tegenwerkte of probeerde onder te duiken, ging des te venijniger compleet uit de kleren. Iemand merkte op dat het een enkele keer ongelukkig afliep. (16)
Zeker de eerste hoofdstukken, waarin dr. S. aan het woord is, doen vaak fascistisch-romantisch aan. Ze hebben een heroïek over zich die erg nationalistisch en bijna propagandistisch klinkt. Stoere mannen heffen een loflied op het vaderland aan: wonderlijk mooi, ontroerend en vanuit een patriottische ziel, klauwend als ‘de klimmende leeuw die het wapen
| |
| |
van de vaderlandsliefde in ons grijnzend overeind houdt’ (15). Lieske laat zijn fascistische personages hier en daar miniaturen van een ongerepte natuur schetsen, als blijk van hun nationale trots.
‘Ja,’ zei dr. Bril, ‘wij mogen inderdaad trots zijn. Trots op ons land. Trots op de waaiende steden.’ [...] Na de bocht, toen een totaal nieuw vergezicht zich opende, voegde hij eraan toe: ‘Trots op de rijpende druiven, op de gerande, drijvende luchten, op het filigraan van de bergdorpen.’ (17)
Het zijn zulke passages die de hoofdstukken over partijlid dr. S. af en toe een grootsheid verlenen die doet denken aan de grote romantische schilders, die door het fascistische regime zo werden bewonderd. Ze tonen opnieuw aan dat de leefwereld van de partijleden helemaal verschilt van die van Augustine. Voor haar is de natuur niet per se een reden voor patriottische trots, noch een symbool van nationale gratie en verbondenheid. Integendeel, zo lijkt wel.
De voorn die (pak me dan als je kan) in het water zweeft voor hij wegschiet. De zachte dreutels, de padden en de kikkers, die geneigd zijn alles te omarmen en overal aan te zuigen. De talloze insecten die elk in hun eigen luchtlaag zoemen om dodelijke botsingen te voorkomen. Ach, van de insecten hadden we veel kunnen leren. (30)
Augustine vertegenwoordigt de kinderwereld, die door de volwassenen als heel verschillend wordt beschouwd. De kinderen houden zich op bij een meertje, waar heel andere regels en wetten gelden dan daarbuiten. Die verborgen vrijplaats bevindt zich buiten het zicht van de volwassenen, bij de zijtak van een rivier. De kinderen hebben het er voor het zeggen. Ze zwemmen er naakt en hebben onderling eigen machtsverhoudingen bepaald. Het is een systeem dat haaks staat op het fascistische gedachtegoed. Lieske verduidelijkt: ‘Je hoeft maar één foto van de Hitlerjugend te zien en je weet dat dit het totale tegendeel is van de kinderwereld die ik beschrijf en die ontstaat als je alle remmen loslaat en kinderen hun eigen gang laat gaan.’ Bij het meer komt een eigen levensvorm tot stand, die zich ontwikkelt op basis van incest en rasonzuiverheid. Vanzelfsprekend druist dat in tegen de fascistische ideologie. Het dorp waar de jeugd het voorbeeld geeft, moet dringend worden uitgezuiverd.
De kinderwereld, van nature ongeordend en vrijgevochten, is in deze contreien een giftige wereld. [...] Zij krijgen de kans hun eigen maatschappij te ontwikkelen en dat is een afschuwelijk denkbeeld. (66)
Lieske maakt een directe associatie tussen de kindertijd en het ontbreken van structuur. De fascistische structuurridders verontrusten Augustine dan ook, die vreest dat de militaire intocht het einde van haar kindertijd zal betekenen.
| |
| |
Wat kwamen ze anders doen in ons slaperige stadje, waar wij kinderen onze vrolijke, spannende wereld schiepen en waar de oudjes hun zorgelijk bestaan probeerden te rekken? Dat kwamen ze verstoren. Konden zij niet even wachten? Hadden wij niet het recht onze kindertijd af te maken? (32)
De partijleden besluiten dat de kindermaatschappij moet worden ontbonden omdat die niet volgens een bepaalde orde is opgebouwd en in fascistische ogen geen rechtmatige reden tot bestaan heeft. Door haar onzuiverheid en ongeordendheid past ze immers niet binnen een daadkrachtige maatschappij.
Het is de jeugd die onder de registers uit wil en het zijn de volwassenen die van de registers gebruikmaken. Net zoals de vrijblijvendheid van de jeugd inferieur is aan de ernst van de volwassen maatschappij, is de vrijgevochten, ongeordende, niet geregistreerde samenleving inferieur aan de in kaart gebrachte, volledig geregistreerde samenleving. (48)
Toch hebben de werelden wel degelijk raakpunten. In beide gevallen bestaat er een sterke wil om ergens bij te horen. Het is een erg prominent thema in Een ijzersterke jeugd en iets wat Lieske vaak bezighoudt. Ook in zijn andere werk thematiseert hij ontheemden, dolende outcasts en sociale randgevallen. ‘Het is prettig om situaties te bedenken waarin mensen in een wat moeilijkere positie terechtkomen. Als je over gewone zaken schrijft, beschrijf je de situaties waarin mensen hun emoties en angsten op slot doen. Pas op het moment dat iemand een klap krijgt of iets meemaakt dat niet gewoon is, is er iets interessants aan de hand’, zegt Lieske.
De wrede kinderwereld is om die reden een goedgekozen motief, omdat die in eerste instantie vreedzaam lijkt, maar bij nader inzien even schrikwekkend is als de maatschappij van de volwassenen. Er wordt een sociale strijd geleverd, waaraan intimidatie en discriminatie niet vreemd zijn. De seksualiteit ontluikt er. De kleinsten worden gedwongen om hun kleren uit te trekken voor ze gaan zwemmen en worden in vele gevallen ook betast door de anderen. Kinderen worden uitgestoten en vallen ten prooi aan achterklap. Ze spelen een gemeen populariteitsspel waarin iedereen op zichzelf aangewezen is en waarbij bepaalde spelers zich opwerpen als leiders. Louise is zo'n meisje. Buiten het meer gedraagt ze zich voorbeeldig, maar in de buurt van het water is ze een losgeslagen feeks die neukt voor geld. Zij speelt het machtsspel het best en kroont zichzelf tot populaire koningin van het meer.
Het riviertje is voor ons van levensbelang. Ons, dat zijn de kinderen van Lodron. In de rivier begint ons leven en bij het meer groeien we op. Wij leren er vechten en overleven. (29)
Dat het leven een machtsspel is, leert Augustine bij het meer. Ze wordt er zich bewust van de macht waar ze als vrouw over beschikt. Haar seksua- | |
| |
liteit wordt een geducht wapen in haar omgang met de vier partijleden in Amorosi Bei. Augustine werkt uit louter eigenbelang met hen mee, mede uit wraak tegen de dorpelingen, die haar hebben gekleineerd, uitgespuwd en verraden. Het kind is bijzonder meedogenloos geworden.
Met Augustine hebben de partijleden een belangrijke informante ter beschikking. Zeker wanneer ze haar dagboek vinden wordt duidelijk wat er zoal in de buurt van het meer is gebeurd en wat Augustines rol is in de verdwijning van Leopold Oefele. Lieske gebruikt, zoals hij wel vaker doet, een raamvertelling om zijn verhaal vorm te geven. Dr. S. en Augustine wisselen elkaar af als vertellers, waardoor het tactische spel tussen beiden erg goed uit de verf komt. Het is een uitgelezen structuur om de gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven te belichten. Er zijn immers altijd meer versies van een verhaal. Lieske is een auteur die dat als de beste beseft. Wanneer Augustine door de partijleden wordt ondervraagd, doemt bij haar het beeld op van het meer. Het verschijnt in haar gedachten als een visioen. Ook voor het slapengaan krijgt ze dit beeld te zien.
Het verbaasde me niets dat ik voor het inslapen opnieuw een scherp beeld zag van het meer: glad, stil, tijdens een kille avond, omringd door donkergroene bomen en struiken die in afwachting waren van een volgende windvlaag, of schreeuw, of vreemdsoortige beving. (45)
Op het eerste gezicht lijkt het te gaan om een nostalgische herinnering aan de periode waarin ze met de andere kinderen bij het meer speelde. Een idylle. Toch gaat er een zekere dreiging van dit soort passages uit. Wanneer de partijleden specifieke vragen stellen over het meer, wordt Augustine onrustig en reageert ze paniekerig.
Langzaam veranderde het vlekkige blauw van het kleurpotlood in het echte water. In mijn hoofd klonken het gelach en de juichkreten van de jongens en meisjes. Wat mijn hele lijf vulde en wat mij diep adem deed halen in een uiterste poging alle gevoelens te beheersen, was een klotsend heimwee naar de avonden met Louise en Joachim, toen alles nog onschuldig was, toen er nog niets gebeurd was. (74-75)
Augustine houdt haar aandeel in de verdwijning van Leopold Oefele geheim. De lezer kent haar betrokkenheid in de zaak, maar net om die reden is het pijnlijk haar te zien worstelen met de ontdekking ervan. Augustine probeert de zaak te redden en wendt daartoe al haar talenten aan. Ze sjanst met een van de partijleden en werpt zich op een van de anderen om een gesprek in de belendende kamer te kunnen volgen. Ze speelt met haar verleidingskracht en tracht de partijleden te misleiden door hun foute informatie door te spelen. Ze is nog een meisje, maar beschikt wel al over een uitgekiend plan. De partijleden doorzien haar, al
| |
| |
slaagt ze erin door hen in bescherming te worden genomen. Haar tactiek werpt vruchten af.
In essentie gaat Een ijzersterke jeugd over het bewaren van een geheim en de angst voor de openbaring ervan. Lieske noemt dat ‘het zwarte varken’. Hij komt daar ook in interviews en essays op terug en legt het graag uit aan de hand van Anton Tsjechovs De drie zusters, waar iedereen na afloop van het stuk wat te verbergen heeft en niemand iets zegt. Lieske schrijft het in Een ijzersterke jeugd bij monde van dr. S. nog een keer op.
Iedereen draagt een schuld, een zondig besef, een schaamte. Iedereen verbergt een duistere kant, een geheim waarvan men liever niet heeft dat het bekend wordt, een nachtelijke gewoonte, een duistere afwijking, een achterbuurtresidu. De last van het duistere geheim klemt zich als een zwart, onzichtbaar maar loodzwaar varken op je rug. Het zichtbaar maken van dat varken is het ergste, denk je, wat jou kan overkomen. (84-85)
De dood van Leopold Oefele is een moeilijk te bewaren geheim. Augustines visioenen van het meer zijn daarom erg geladen. De plaats van het misdrijf wekt bij haar een gevoel van heimwee naar de onschuld op. Lieske heeft de bewustwording van dat zwarte varken in eerder werk reeds beschreven als de overgang van het amorele kind-zijn naar de volwassenheid. Het is een groeiend besef van de werkelijkheid, van het verschil tussen goed en kwaad, van de immoraliteit en het onderscheid tussen schuld en onschuld.
Lieske geeft toe net als iedereen te worstelen met zo'n zwart varken. De literatuur is voor hem een manier om daarover te schrijven, waardoor de hypothese om Een ijzersterke jeugd als een herinnering van Lieske te lezen plausibel wordt. Er zijn twee elementen uit Lieskes leven die een invloed hebben gehad op zijn werk. Het oorlogspuin uit zijn jeugd in het Haagse Bezuidenhout is er daar een van. Kinderen speelden in de gevaarlijke doolhof en er gebeurden allerlei ongecontroleerde dingen. Wat Lieske er precies heeft meegemaakt, wil hij niet kwijt. Ten tweede is er zijn bijna-verdrinkingsdood als kleine jongen. En wil dat nu net de manier zijn waarop Leopold Oefele de dood vindt. Lieske verhulde beide biografische elementen ook onder meer in de verhalenbundel Oorlogstuinen (1992) en het veelgeprezen Gran Café Boulevard (2003).
Het is nochtans geen verstandig plan om Lieskes werk autobiografisch te lezen. Lieske werkt voor zijn schrijverschap met drie bronnen: eigen emoties en ideeën, onderzoek en fantasie. Voor hem is een boek pas goed als die drie zaken zich in de juiste mate tot elkaar verhouden. De fantasie zorgt ervoor dat het als lezer vaak moeilijk uit te maken valt wat precies onderzoek is - of in dit geval, wat precies de eigen herinneringen zijn - en welk deel fantasie. In die optiek is het niet dé NSDAP die Lieske
| |
| |
opvoert, is het niet zíjn herinnering die hij thematiseert en is het wellicht ook niet precies Hongarije waar het boek zich afspeelt, maar is het dat allemaal slechts ten dele. Het verklaart waarom Een ijzersterke jeugd zo'n weinig concreet boek is. Herinneringen zijn vluchtig en spelen zich veelal niet op een concrete plaats af, maar in een meer abstracte ideeënwereld.
Lieske is een componist, geen psycholoog. Hij construeert een verhaal en wil daarna weinig kwijt over de psychologische duiding ervan. Anderzijds is hij ook niet iemand die louter technisch schrijft. Zijn werk nodigt uit tot een meer diepgaande lezing en een studie van dubbele betekenissen en intertekstuele verwijzingen. Wat Een ijzersterke jeugd betreft, is er heel wat gespeculeerd over de naamgeving van de personages. Lieske heeft die nochtans eenvoudigweg uit de Mozartbiografie van Wolfgang Hildesheimer geplukt. De af en toe opduikende varkens-hoeder Yppold is gebaseerd op Franz d'Yppold, de geliefde van Mozarts zus Nannerl. Ook de namen van het dorp zijn uit het werk van Hildesheimer overgenomen. De adellijke familie Lodron uit Salzburg steunde de familie Mozart. De dames waren leerlingen van Wolfgang. Dr. Thomas Franz Closset was de familiedokter. Blümml en Nettl zijn net als Hildesheimer Mozartbiografen. Ook Oefele, Nouseul, Pertl, Genzinger, Lotter en Rehm komen uit dezelfde bron en hebben allen op de een of andere manier met Mozart te maken. Voor Lieske bewijst het weer eens dat hij gewoon een verhaal in elkaar zit te structureren en dat anderen er allerlei dingen in zoeken. Zijn proza kent echter vele ingangen. Soms kan het eenvoudig zijn, maar als lezer blijf je beter altijd op je hoede.
Verantwoording
De citaten van Lieske komen uit een gesprek dat ik met hem had op 3 mei 2009 in zijn appartement in Parijs. Voor de namenduiding gebruikte ik het boek Mozart van Wolfgang Hildesheimer (De Arbeiderspers, Amsterdam, 1986).
|
|