‘Wandelende Jood’, roept de eerste bedelaar.
Het is de eerste keer dat iemand u zo noemt.
‘Waar gaat gij naartoe?’, roept de bedelaar opnieuw. ‘Gij zijt een wandelende Jood.’ Waar gij naartoe gaat, daar aan de Slachthuislaan, de Boulevard de l'Abattoir? Die vraag is zo groot als een schip dat 's avonds de haven ongemerkt tracht te verlaten. Ook zo heldhaftig: waar gij naartoe gaat? Quo vadis? En zijt gij een Jood?
(Was uw moeder een Joodse, dan zijt gij een Jood. Maar nooit hebt gij in een getto geleefd, gij eet geen matses, spreekt geen Jiddisch en gij draagt uw haar niet in pijpenkrullen. Gij hebt nooit iemand lastig gevallen met verhalen over kristalnachten en davidsterren. Liefst beperkt gij u tot de handel, nee gij zijt geen Jood.)
Nee, gij zijt geen Jood. En toch noemen ze u een wandelende Jood.
Wat een vreemde geur hangt er aan de Ninoofse Poort.
Aan de Vlaamse Poort staat een zwarte man in donkerblauwe stofjas. Hij giet blikjes, emmertjes, doosjes met vloeistof tegen een gevel uit. Andere zwarten staan toe te kijken en geven commentaar. Op het trottoir liggen papierresten, halve dozen, vodden. De zwarte man begint warempel te zingen.
Voodoo, denkt u heel primitief. Of staan die zwarten daar gewoon te lummelen?
Dit is toch ook de buurt waar de Hongaarse dominee Andras Pandy zijn vrouwen oploste in ontstopper? Het doet u niets, die gruwel uit goedkope dagbladen. Op de Barthélémylaan, langs de industriële kant van het kanaal, is uw hart gevuld met het zelfzekere, ademloze geluk. Ja, de oorlog is allang voorbij.
Aan de Nieuwpoortlaan, aan de andere kant van het kanaal, staan de poorten van een garage wagenwijd open. Banden - Pneus. Er vliegen zwaluwen binnen en buiten. De zwaluwen vliegen in en uit, over het water van het kanaal. In hun prruio prrruio klinkt optimisme, vertrouwen, mildheid. De vogels die u ziet, zijn dezelfde als toen u achttien was. Uw gevoelens zijn ook exact dezelfde: u hebt geen last van zwaarmoedigheid of somberte van de geest. Vier jaar na de oorlog had u al tien medewerkers in uw zaak. U investeerde, voorzichtig, trefzeker. U werkte hard. Uw omzet steeg jaar na jaar, u kocht een tweede bedrijf, startte een derde om dat nadien bij het eerste te voegen. U werd een zeer voorbeeldig burger, af en toe liep u met een gedistingeerde vrouw aan uw pink.
Het was een vriendin die u hielp bij het kopen van kleren en aftershave.
Altijd zijn uw pakken donkergrijs, klassiek, zonder onzinnige motieven. Alleen uw das is steeds net over de top, schel als een trompet, met een vreemde voorkeur voor Kandinskyroze. Elke maand koopt u een andere das, in mondaine kleuren en het dessin van het moment. Elke maand