Bernard Dewulf
Een spier van goud
Het hart brult niet. Het klopt. Soms bonst het, maar dat is het dan ook. Af en toe zit het in de keel, maar het zegt niets. Welk geluid maakt het hart precies? Enige tijd geleden kreeg mijn dochter een stethoscoop, een echte. We hebben toen een vergelijkend hartonderzoek gedaan. Ik het hare, zij het mijne, elk het zijne. De openbaring daarvan. Haar hartje in mijn oren, en het mijne in mijn eigen oren. Kloppen, bonzen, het zijn amechtige woorden. Veeleer is het een telkens weer aanzwellen. Uit een onbegrijpelijke verte of diepte zwelt, welt het telkens weer op. In de onwezenlijke ruis van het lichaam. Telkens als het zo komt aanzetten, in die verduisterde ether van ons lijf, lijkt het te willen gaan brullen, maar telkens weer houdt het zich in en keert braaf terug, om dan weer, enzovoort. Net zoals het leven.
Zo schreef ik op 23 oktober 2004 in een beschouwing over ‘het hart’, naar aanleiding van een tentoonstelling over hetzelfde onderwerp, die toen plaatsvond in het Museum Dr. Guislain in Gent. Ik weidde wat uit over ‘de twee soorten hart, het werkelijke en het onwerkelijke. Het orgaan en het idee. De spier en het icoon’. Het hart, zo leek mij, ‘is zo echt als het vals is, zit midden in ons lichaam, diep in de taal, is een bizar icoon in onze cultuur’.
Voor deze aflevering van DW B hebben nu enkele schrijvers en kenners zich diepgaander over enkele aspecten van ‘het hart’ ontfermd. Patrick de Rynck grasduint in klassieke teksten, Patrick Allegaert beschouwt het hart in de psychiatrie, Leen Huet mijmert over het vreemde gegeven, Eva Gerlach onderzoekt het hart in de taal, Koen Peeters wandelt langs ‘het hart’ van Brussel, Ole Martin Høystad legt uit hoe het hart werkt in de islam, Hans Groenewegen peilt naar de betekenis van het hart in de poëzie van Lucebert en Kristien Hemmerechts woonde een openhartoperatie bij.
Allemaal onderling erg verschillende facetten van een veelzijdig en fascinerend onderwerp.