naar een vrouwelijke geliefde, maar ook naar een vader. Geliefde én vader zijn imaginaire constructies van de schrijver. Het zijn, in de woorden van Victor, uitbeeldingen, geen afbeeldingen. De echte vader van Victor bestond nauwelijks voor zijn zonen. Daarom moet Van Gigch zijn vader uitvinden en zo zichzelf - als vader van twee kinderen - uitvinden: ‘En daarom moet ik hem verzinnen, met terugwerkende kracht, de man die hij was, opdat ik eindelijk de man kan worden die ik ben.’
Probleem met deze literaire reconstructie is dat de grens tussen waarheid en verzinsels vervaagt. De terugkeer naar de verloren tijd leert Victor vooral dat alles verloren is en dat hij nooit meer kan achterhalen hoe het ooit echt was. Het geheugen kun je niet vertrouwen. De verhalen van de anderen ook al niet. Bovendien kun je toch niet alles gezegd krijgen. Ten dele is dat de schuld van de taal die één groot verzwijg-systeem lijkt; ten dele is dat de schuld van de eigen pudeur en lafheid. De echte waarheid, die zou moeten verschijnen als alle maskers afgerukt worden, blijkt niet te bestaan. Als lezer weet je aan het eind nog niet wat nu ‘in feite’ gebeurd is. Er blijft een afgrond tussen nu en toen, verhaal en werkelijkheid, masker en waarheid.
Zo kan zelfs de schrijver niet ongedaan maken wat ooit is gebeurd. Hij staat aan de rand van de kloof en biedt ons af en toe een glimp van de overkant, maar telkens als hij die kant nadert, wordt hij teruggestuurd. Hij lijkt op een zeiler die laveert zonder echt vooruit te komen. Het is geen toeval dat het boek begint met een proloog waarin Saul wegzeilt uit het leven van zijn broer. Evenmin toevallig eindigt het boek met een bezoek van Victor aan een begraafplaats van oorlogsslachtoffers. Tussen die twee vormen van dood en verdwijning laveert hij. Zijn leven is een zwalpende beweging tussen Scylla en Charybdis.
De structuur van de roman is de perfecte weerspiegeling van die beweging. Tussen de korte proloog en epiloog over de dood staat Victors levensverhaal als een mozaïek van fragmenten. De meest uiteenlopende periodes en plaatsen lopen door elkaar. Victor zit bij Catharina en denkt terug aan allerlei gebeurtenissen uit zijn leven. Alles klontert samen na een tijdje, net zoals allerlei tekstsoorten samenkomen in het verhaal: brieven, verhalen, gedichten en essayistische stukken maken deel uit van het rijkgeschakeerde mozaïek.
En toch slaagt Victor er niet in alles tot één geheel om te vormen. Zijn leven blijft gebroken. Alles ‘gaat in tweeën’: er is een voor en een na, een paradijs en een hel, een authentieke en een gemaskeerde werkelijkheid. Alle andere tegenstellingen die zijn leven doortrekken, hangen hiermee samen: man versus vrouw, vader versus zoon, jager versus prooi, leraar versus schrijver. Alles wat nu gebeurt, is een logisch en noodlottig gevolg van de breuk, die daardoor steeds groter en dieper wordt. Elke poging tot